ECLI:NL:RBLIM:2017:3847

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
03/866133-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van stroom in Maastricht

Op 25 april 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, bijgestaan door mr. I. Wudka, was niet verschenen op de zitting van 11 april 2017, maar zijn raadsman voerde wel het woord. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan ongeveer 493 hennepplanten te hebben geteeld en elektriciteit te hebben gestolen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de teelt van hennep, gebaseerd op het aantreffen van een illegale stroomaansluiting en de verklaring van de verhuurder van de loods waarin de hennepplanten waren aangetroffen. De verdachte had de loods gehuurd en de rechtbank concludeerde dat hij zich bewust moest zijn geweest van de hennepplantage. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen, maar achtte hem wel schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, Enexis B.V., voor de diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866133-15
Tegenspraak, na aanhouding niet verschenen
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I. Wudka, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 maart 2016 en 11 april 2017. De verdachte is op 11 april 2017 niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen, maar achtte zich niet gemachtigd om bij afwezigheid van de verdachte het woord ter verdediging te voeren. Op 29 maart 2016 achtte de raadsman zich wel uitdrukkelijk gemachtigd om de verdediging te voeren. Daarom geldt de zaak als een procedure op tegenspraak.
De officier van justitie heeft op 11 april 2017 zijn standpunten kenbaar gemaakt. Voorts was aanwezig mr. Y.J.K. van Nunen, advocaat, kantoorhoudende te Eindhoven, raadsvrouw van de benadeelde partij Enexis B.V.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair en subsidiair: al dan niet samen met anderen, en al dan niet opzettelijk ongeveer 493 hennepplanten heeft geteeld;
Feit 2: al dan niet samen met anderen elektriciteit heeft gestolen.
De rechtbank beschouwt, zoals behandeld ter terechtzitting van 29 maart 2016, het adres “ [adres] ”, opgenomen onder feit 1 in de tenlastelegging, als een kennelijke schrijffout en leest dit als “ [adres] ”.
De rechtbank is van oordeel dat bij de verdachte door deze verbeterde lezing geen onduidelijkheid bestaat met betrekking tot hetgeen hem wordt verweten, zodat hij niet in zijn verdediging wordt geschaad. Voorts is door deze verbeterde lezing geen sprake van een wezenlijke wijziging in de feitelijke omschrijving, waardoor het tenlastegelegde feit een andere betekenis zou krijgen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 in de primaire variant en feit 2 bewezen. Hij heeft zijn standpunt gebaseerd op het aantreffen van de plantenpotten met aarde en plantenresten, de constatering dat er sprake was van een illegale aansluiting voor de stroomafname en de aangifte namens Enexis B.V. van diefstal van stroom. Uit deze omstandigheden blijkt dat er hennepplanten zijn geteeld. Dat de verdachte verantwoordelijk is voor de aangetroffen situatie, leidt de officier van justitie af uit de verklaring van de verhuurder en het huurcontract. Van onderhuur door een derde persoon is niet gebleken, omdat de door de verdachte overgelegde identiteitsbewijzen van deze derde persoon al vóórdat de door verdachte opgemaakte huurovereenkomst was getekend, gestolen bleken te zijn.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 26 februari 2015 meldt de heer [getuige] zich telefonisch bij de politie. Hij is eigenaar van een loods aan de [adres] te Maastricht. Deze loods heeft hij verhuurd aan
[verdachte] . [verdachte] heeft een huurachterstand en die dag zou oplevering van de loods plaatsvinden. De eigenaar heeft in de loods op twee verdiepingen restanten van een hennepplantage aangetroffen. De agenten die ter plaatse gaan treffen inderdaad twee verdiepingen in de loods aan, die zijn ingericht voor het telen van hennep.
Daarop wordt er een onderzoek ingesteld.
De loods bestaat uit een grote open ruimte en een kantoorruimte, die twee verdiepingen beslaat. In het onderste gedeelte van de kantoorruimte stonden twee koolstoffilters en een aantal vuilniszakken met daarin trafo’s. Er lagen meerdere lege jerrycans met groeimiddel. De muren en het plafond waren bekleed met zilverkleurig materiaal. Een plastic zak met takjes wordt aangetroffen. De zak rook naar de verbalisanten ambtshalve bekende geur van hennep. De vloer in de ruimte was bekleed met zwart plastic en daarop lagen groene stof en groene takjes. De verbalisanten herkennen de stof en de takjes aan hun geur en uiterlijk als hennepafval. Naast en onder de aanwezige open trap wordt een op dat moment onbekende hoeveelheid potten met aarde aangetroffen.
In het bovenste gedeelte van de kantoorruimte bevond zich een dikke verschuifbare wand, met daarachter een ruimte waarvan de muren en het plafond bekleed waren met zilverkleurig materiaal. De vloer was bekleed met zwart plastic. In de ruimte staat een hoeveelheid potten met aarde. Aan een houten balk hangt een assimilatielamp. Ook is een flexibele buis aanwezig, vermoedelijk bestemd om lucht aan of af te voeren. Achterin de open ruimte wordt een aantal zakken aangetroffen met daarin aarde.
Ter plaatse komt ook een medewerker van Enexis B.V., die met de verbalisanten zijn bevindingen omtrent de stroomafname deelt. In de meterkast blijkt een illegale aftakking gemaakt te zijn, waardoor stroom werd gestolen. [2] Enexis B.V. doet aangifte van diefstal van stroom en gaat daarbij uit van een eerdere oogst gegeven de aangetroffen omstandigheden. [3]
Op 27 februari 2015 is overgegaan tot de daadwerkelijke ontruiming van de kweekruimtes en is in kaart gebracht welke goederen zich in de ruimtes bevonden. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal leidt de rechtbank af dat er in totaal 520 plantenpotten zijn aangetroffen. In aanvulling op de hiervoor genoemde omstandigheden blijkt uit dit proces-verbaal dat er onder andere nog zijn aangetroffen: een schaar, zestien afvalzakken met daarin potgrond, wortelresten, steenwolpluggen met afgeknipte resten van een volwassen plant en twaalf droogrekken met plantresten. De verbalisant relateert dat hij aan de kleur, geur en vorm van de bladeren de plantresten ambtshalve herkent als resten van een hennepplant. [4]
Op basis van deze feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er in de loods aan de [adres] te Maastricht hennep is geteeld en dat er sprake was van diefstal van stroom door verbreking. De kwekerij was weliswaar niet meer in werking, maar de aangetroffen omstandigheden duiden er op dat er hennep is geteeld. De rechtbank gaat uit van één eerdere oogst, omdat de omstandigheden weliswaar op eerdere oogsten duiden maar hieruit niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat er meer dan een keer eerder is geoogst. Voor een oogst is gemiddeld negen weken nodig, wanneer de periode van afbouw niet wordt meegerekend. Gelet op de aangetroffen situatie was er nog niet afgebouwd.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van zowel het telen van hennep als de diefstal van stroom over een periode van negen weken.
De rechtbank wordt dan nog een oordeel gevraagd over wie verantwoordelijk gehouden moet worden voor de hennepplantage.
Blijkens de verklaring van de getuige [getuige] en de door hem overgelegde bescheiden, was de verdachte huurder van de loods in de hiervoor bewezenverklaarde periode. Hij huurde de loods namelijk met ingang van 1 januari 2014 en deze overeenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 28 februari 2015. [5]
Ervan uitgaande dat de verdachte de loods huurde, dient zich de vraag aan of hij zich schuldig heeft gemaakt aan de teelt van hennep en de diefstal van stroom. Hiervoor is vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de hennepplantage in zijn loods en dat hij hierover feitelijke beschikkingsmacht had.
Het is vaste jurisprudentie dat de eigenaar of gebruiker van onroerend goed bekend mag worden verondersteld met (en dus geacht mag worden opzet te hebben op) al hetgeen zich in dat onroerend goed bevindt. Aldus kan gesteld worden dat de verdachte opzet had op het telen van hennepplanten, behoudens feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij de loods per 1 december 2014 aan een derde persoon heeft onderverhuurd en dat hij niets met de hennepplantage of de diefstal van stroom te maken heeft. [6] De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit de overgelegde bescheiden van [getuige] blijkt namelijk dat de verdachte per 18 december 2014 de huur van de loods heeft opgezegd. [7] Dit is een onlogische handeling als de loods op dat moment daadwerkelijk (net) onderverhuurd zou zijn. Voorts heeft de verdachte weliswaar een kopie van de bankpas, het rijbewijs en het identiteitsbewijs van die derde persoon overgelegd, maar het rijbewijs en de identiteitskaart bleken al in 2012 gestolen te zijn. Die persoon bleek ook nog eens onvindbaar voor justitie. [8] Ook de verdachte heeft geen contactgegevens van die derde persoon kunnen overleggen.
Het is, gelet op het bovenstaande, dan ook niet aannemelijk geworden dat de verdachte de loods aan een derde onderverhuurde noch dat iemand anders dan verdachte verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepplantage en de illegale stroomvoorziening.
Nu niet is gebleken dat verdachte ter zake nauw en bewust samenwerkte met een of meer andere personen, zal verdachte van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. primair
in de periode van 18 december 2014 tot en met 26 februari 2015 in de gemeente Maastricht opzettelijk heeft geteeld (in een pand gelegen aan de [adres] ) ongeveer 493 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 25 december 2014 tot en met 26 februari 2015 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
2.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van ongeveer 500 hennepplanten. Door zijn handelen heeft hij een bijdrage geleverd aan de in Limburg welig tierende hennepteelt. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, kan het ook gevaarlijke situaties – zoals brandgevaar – opleveren. De verdachte is daaraan voorbijgegaan door een hennepplantage te exploiteren. Kennelijk vond hij zijn eigen financieel gewin van groter belang dan de gezondheid en veiligheid van anderen. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij het bepalen van de strafmaat. In het LOVS is voor de bestraffing van hennepteelt met betrekking tot een hennepkwekerij bestaande uit
500 tot 1000 hennepplanten als uitgangspunt een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden in combinatie met een taakstraf van 180 uren vastgesteld. Dit uitgangspunt is van toepassing op verdachten die zich voor het eerst schuldig hebben gemaakt aan hennepteelt, zoals de verdachte. Voorts dient nog de diefstal van stroom in de strafmaat verdisconteerd te worden. De rechtbank acht het passend in deze zaak om naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, hetgeen hem er hopelijk van zal weerhouden zich in de toekomst opnieuw in het drugsmilieu te bewegen.
Bij de bepaling van de hoogte van de straffen houdt de rechtbank echter ook rekening met het feit dat verdachtes recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. De rechtbank vindt in deze termijnoverschrijding aanleiding een lagere straf op te leggen dan de rechtbank zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd. Daarom zal de rechtbank van genoemd oriëntatiepunt afwijken en tot een andere strafoplegging komen dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank legt aan de verdachte op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast veroordeelt zij de verdachte tot 120 uren taakstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis. De tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, dient bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering te worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Enexis B.V. vordert een schadevergoeding van € 1.636,07 ter zake van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2015 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts vordert de benadeelde partij € 768,00 aan kosten voor rechtsbijstand.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en als zodanig voor toewijzing gereed ligt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door Enexis B.V. schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde onder feit 2. Nu het schadebedrag niet is betwist, stelt de rechtbank de totale schade vast op de gevorderde € 1.636,07.
Om te bevorderen dat de schade daadwerkelijk wordt vergoed, zal de rechtbank over dit bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verder wordt de verdachte veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, zij het dat de rechtbank tot toewijzing van een lager bedrag komt. De rechtbank gaat namelijk conform vaste jurisprudentie uit van toepassing van het liquidatietarief in Tarief I, gebaseerd op de hoogte van de in dit geding gevorderde schadevergoeding. De rechtbank wijst daarom een bedrag van € 384,00 toe als vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, Enexis B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, te betalen € 1.636,07, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 maart 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 384,00;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, Enexis B.V., van € 1.636,07, bij niet-betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 maart 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter,
mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid
van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2017.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2014 tot en met 26 februari 2015 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 493, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2014 tot en met 26 februari 2015 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 493, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2014 tot en met 26 februari 2015 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer PL 2411-2015037150, gesloten d.d. 24 maart 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 112.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2015, pagina’s 5 tot en met 8.
3.Aangifte namens Enexis B.V. d.d. 9 maart 2015, pagina’s 20 tot en met 24.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2015, pagina’s 90 en 91.
5.De schriftelijke bescheiden, zijnde de huurovereenkomst en de correspondentie tussen Tripels Advocaten (namens [getuige] ) en de verdachte, pagina’s 66 tot en met 78.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 februari 2015, pagina’s 63 tot en met 65 en overeenkomst van onderhuur, door de raadsman van verdachte overgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2016.
7.De schriftelijke bescheiden, zijnde correspondentie tussen Tripels Advocaten (namens [getuige] ) en de verdachte, pagina’s 72 tot en met 78.
8.De schriftelijke bescheiden, zijnde uittreksels van de bevraging in de politiesystemen d.d. 24 mei 2015. Het betreft nagekomen stukken, die geen deel uitmaken van de doornummering.