3.2Het oordeel van de rechtbank
Op 26 februari 2015 meldt de heer [getuige] zich telefonisch bij de politie. Hij is eigenaar van een loods aan de [adres] te Maastricht. Deze loods heeft hij verhuurd aan
[verdachte] . [verdachte] heeft een huurachterstand en die dag zou oplevering van de loods plaatsvinden. De eigenaar heeft in de loods op twee verdiepingen restanten van een hennepplantage aangetroffen. De agenten die ter plaatse gaan treffen inderdaad twee verdiepingen in de loods aan, die zijn ingericht voor het telen van hennep.
Daarop wordt er een onderzoek ingesteld.
De loods bestaat uit een grote open ruimte en een kantoorruimte, die twee verdiepingen beslaat. In het onderste gedeelte van de kantoorruimte stonden twee koolstoffilters en een aantal vuilniszakken met daarin trafo’s. Er lagen meerdere lege jerrycans met groeimiddel. De muren en het plafond waren bekleed met zilverkleurig materiaal. Een plastic zak met takjes wordt aangetroffen. De zak rook naar de verbalisanten ambtshalve bekende geur van hennep. De vloer in de ruimte was bekleed met zwart plastic en daarop lagen groene stof en groene takjes. De verbalisanten herkennen de stof en de takjes aan hun geur en uiterlijk als hennepafval. Naast en onder de aanwezige open trap wordt een op dat moment onbekende hoeveelheid potten met aarde aangetroffen.
In het bovenste gedeelte van de kantoorruimte bevond zich een dikke verschuifbare wand, met daarachter een ruimte waarvan de muren en het plafond bekleed waren met zilverkleurig materiaal. De vloer was bekleed met zwart plastic. In de ruimte staat een hoeveelheid potten met aarde. Aan een houten balk hangt een assimilatielamp. Ook is een flexibele buis aanwezig, vermoedelijk bestemd om lucht aan of af te voeren. Achterin de open ruimte wordt een aantal zakken aangetroffen met daarin aarde.
Ter plaatse komt ook een medewerker van Enexis B.V., die met de verbalisanten zijn bevindingen omtrent de stroomafname deelt. In de meterkast blijkt een illegale aftakking gemaakt te zijn, waardoor stroom werd gestolen.Enexis B.V. doet aangifte van diefstal van stroom en gaat daarbij uit van een eerdere oogst gegeven de aangetroffen omstandigheden.
Op 27 februari 2015 is overgegaan tot de daadwerkelijke ontruiming van de kweekruimtes en is in kaart gebracht welke goederen zich in de ruimtes bevonden. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal leidt de rechtbank af dat er in totaal 520 plantenpotten zijn aangetroffen. In aanvulling op de hiervoor genoemde omstandigheden blijkt uit dit proces-verbaal dat er onder andere nog zijn aangetroffen: een schaar, zestien afvalzakken met daarin potgrond, wortelresten, steenwolpluggen met afgeknipte resten van een volwassen plant en twaalf droogrekken met plantresten. De verbalisant relateert dat hij aan de kleur, geur en vorm van de bladeren de plantresten ambtshalve herkent als resten van een hennepplant.
Op basis van deze feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er in de loods aan de [adres] te Maastricht hennep is geteeld en dat er sprake was van diefstal van stroom door verbreking. De kwekerij was weliswaar niet meer in werking, maar de aangetroffen omstandigheden duiden er op dat er hennep is geteeld. De rechtbank gaat uit van één eerdere oogst, omdat de omstandigheden weliswaar op eerdere oogsten duiden maar hieruit niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat er meer dan een keer eerder is geoogst. Voor een oogst is gemiddeld negen weken nodig, wanneer de periode van afbouw niet wordt meegerekend. Gelet op de aangetroffen situatie was er nog niet afgebouwd.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van zowel het telen van hennep als de diefstal van stroom over een periode van negen weken.
De rechtbank wordt dan nog een oordeel gevraagd over wie verantwoordelijk gehouden moet worden voor de hennepplantage.
Blijkens de verklaring van de getuige [getuige] en de door hem overgelegde bescheiden, was de verdachte huurder van de loods in de hiervoor bewezenverklaarde periode. Hij huurde de loods namelijk met ingang van 1 januari 2014 en deze overeenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 28 februari 2015.
Ervan uitgaande dat de verdachte de loods huurde, dient zich de vraag aan of hij zich schuldig heeft gemaakt aan de teelt van hennep en de diefstal van stroom. Hiervoor is vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de hennepplantage in zijn loods en dat hij hierover feitelijke beschikkingsmacht had.
Het is vaste jurisprudentie dat de eigenaar of gebruiker van onroerend goed bekend mag worden verondersteld met (en dus geacht mag worden opzet te hebben op) al hetgeen zich in dat onroerend goed bevindt. Aldus kan gesteld worden dat de verdachte opzet had op het telen van hennepplanten, behoudens feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij de loods per 1 december 2014 aan een derde persoon heeft onderverhuurd en dat hij niets met de hennepplantage of de diefstal van stroom te maken heeft.De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit de overgelegde bescheiden van [getuige] blijkt namelijk dat de verdachte per 18 december 2014 de huur van de loods heeft opgezegd.Dit is een onlogische handeling als de loods op dat moment daadwerkelijk (net) onderverhuurd zou zijn. Voorts heeft de verdachte weliswaar een kopie van de bankpas, het rijbewijs en het identiteitsbewijs van die derde persoon overgelegd, maar het rijbewijs en de identiteitskaart bleken al in 2012 gestolen te zijn. Die persoon bleek ook nog eens onvindbaar voor justitie.Ook de verdachte heeft geen contactgegevens van die derde persoon kunnen overleggen.
Het is, gelet op het bovenstaande, dan ook niet aannemelijk geworden dat de verdachte de loods aan een derde onderverhuurde noch dat iemand anders dan verdachte verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepplantage en de illegale stroomvoorziening.
Nu niet is gebleken dat verdachte ter zake nauw en bewust samenwerkte met een of meer andere personen, zal verdachte van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.