In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen de vennootschap Société d’Études et d’Exploitation des Minéraux Somin SA en een gedaagde partij. De eiseres, Somin, heeft een vordering ingediend tot opschorting van dwangsommen die zijn opgelegd in een eerder vonnis van 2 november 2016. Dit vonnis verplichtte Somin om binnen vier weken herstelwerkzaamheden aan een huurwoning uit te voeren, met een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag dat zij in gebreke bleef. Somin stelt dat zij tijdelijk niet in staat is om aan deze verplichtingen te voldoen vanwege de noodzaak van een omgevingsvergunning, die zij op 23 februari 2017 heeft aangevraagd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Somin niet heeft voldaan aan de voorwaarden van het eerdere vonnis, aangezien zij niet binnen de gestelde termijn het schilderwerk en het herstel van de cv-installatie heeft uitgevoerd. De rechter heeft vastgesteld dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn in het eerdere vonnis en dat Somin niet kan aantonen dat zij niet in staat was om aan de verplichtingen te voldoen. De vordering van Somin tot opschorting van de dwangsommen is afgewezen, en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde partij.