ECLI:NL:RBLIM:2017:3715

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
5664589 cv 17-631
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en verrekening in huurovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap DEBELMA HOLDING B.V. (eisende partij) betaling van huurachterstand van de gedaagde partij, die een gedeelte van een bedrijfsruimte huurde. De huurovereenkomst ging in op 1 mei 2013 en eindigde op 30 november 2016. De gedaagde partij heeft de huurpenningen over de maanden mei tot en met november 2016 niet betaald. DEBELMA HOLDING B.V. vordert een totaalbedrag van € 20.783,57, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij erkent de huurachterstand, maar beroept zich op verrekening met een factuur van € 14.278,00 die DEBELMA HOLDING B.V. onbetaald heeft gelaten voor domicilieverlening. De kantonrechter oordeelt dat DEBELMA HOLDING B.V. ontvankelijk is in haar vordering, maar wijst het verrekeningsverweer van de gedaagde partij af, omdat de vordering niet eenvoudig vast te stellen is. De kantonrechter kent de vordering van DEBELMA HOLDING B.V. toe, inclusief een boete voor te late betaling en buitengerechtelijke kosten. De stichting STICHTING CONTEX A, die ook als partij was betrokken, wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij geen vorderingsrecht heeft op basis van de huurovereenkomst. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 18.083,70, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5664589 \ CV EXPL 17-631
Vonnis van de kantonrechter van 26 april 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DEBELMA HOLDING B.V. / de stichting STICHTING CONTEX A,
gevestigd te Sittard,
eisende partij,
gemachtigde Credit Incasso,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. GLAZENIERSBEDRIJF [naam gedaagde partij] alsmede [X] GLAS,
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde KBS Fiscalisten & Juristen.
Partijen worden verder aangeduid als Debelma/Contex A (gezamenlijk), Debelma, de stichting en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de comparitie van 28 maart 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] heeft bij huurovereenkomst van 26 maart 2013 van Debelma/Contex A gehuurd een gedeelte van de bedrijfsruimte en de kantoorruimte, staande en gelegen te [plaats bedrijfs-kantoorruimte] aan het adres [adres bedrijfs-kantoorruimte] . In beginsel werd
+500 m² gehuurd, nadien
+400 m² extra. De maandelijkse huurprijs bedroeg laatstelijk € 2.904,00.
2.2.
Het overige gedeelte van de bedrijfsruimte wordt/werd feitelijk gehuurd door de firma [Y] Verhuur.
2.3.
Debelma is de verhuurder en beheerder van het gehuurde object. De stichting is de eigenaar.
2.4.
De huurovereenkomst tussen partijen is ingegaan op 1 mei 2013 en geëindigd per 30 november 2016. [gedaagde partij] heeft het gehuurde ontruimd.
2.5.
[gedaagde partij] heeft de huurpenningen over de maanden mei 2016 tot en met november 2016 onbetaald gelaten.
2.6.
Het adres [adres bedrijfs-kantoorruimte] te [plaats bedrijfs-kantoorruimte] werd door een tien- à twaalftal ondernemingen als vestigingsadres gebruikt, terwijl deze ondernemingen daar feitelijk niet gevestigd waren. Deze ondernemingen waren gelieerd aan Debelma/Contex A.
2.7.
Bij brief van 15 april 2014, na een klacht van [gedaagde partij] daartoe, heeft Debelma toegezegd de bv’s om te laten schrijven op [adres A] .
2.8.
Bij factuur van 11 augustus 2016 heeft [gedaagde partij] een bedrag van € 14.278,00 (inclusief btw) bij Debelma in rekening gebracht ter zake domicilieverlening.
2.9.
Op 17 augustus 2016 zijn de overige op het adres [adres bedrijfs-kantoorruimte] te [plaats bedrijfs-kantoorruimte] ingeschreven bedrijven met terugwerkende kracht tot 25 april 2014 uitgeschreven van het adres [adres bedrijfs-kantoorruimte] te [plaats bedrijfs-kantoorruimte] .
2.10.
Het gehuurde pand is correct opgeleverd en de door [gedaagde partij] betaalde borgsom ad € 2.500,00 dient nog aan [gedaagde partij] te worden terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Debelma/Contex A vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 20.783,57, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Debelma/Contex A ten grondslag de door [gedaagde partij] onbetaald gelaten huurpenningen over mei 2016 tot en met november 2016.
3.3.
[gedaagde partij] concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij verweert zich met de stelling dat onduidelijk is wie of wat Debelma/Contex A is en wie de vordering kan instellen. Ten tweede erkent [gedaagde partij] de gevorderde huurachterstand, maar beroept zij zich op verrekening. Debelma heeft zonder instemming van [gedaagde partij] diverse ondernemingen op het adres [adres bedrijfs-kantoorruimte] te [plaats bedrijfs-kantoorruimte] ingeschreven gehad staan, waarvoor [gedaagde partij] een bedrag van € 29,50 per maand, per bv bij Debelma in rekening heeft gebracht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter ziet zich eerst voor de vraag gesteld of Debelma/Contex A ontvankelijk is in haar vordering.
Zoals ter zitting duidelijk is geworden is Debelma de officiële verhuurder en beheerder van het gehuurde pand. De stichting is enkel eigenaar van het pand. De stichting wordt dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard, nu haar geen vorderingsrecht op grond van onderhavige huurovereenkomst toekomt.
4.2.
Vervolgens wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering.
[gedaagde partij] heeft de door Debelma gestelde huurachterstand erkend. Deze ligt in beginsel dan ook voor toewijzing gereed.
4.3.
[gedaagde partij] beroept zich op verrekening. De factuur van 11 augustus 2016, waarbij [gedaagde partij] een bedrag van € 14.278,00 bij Debelma in rekening brengt ter zake een vergoeding voor domicilieverlening, is door Debelma onbetaald gelaten. Deze factuur dient met de achterstallige huurpenningen verrekend te worden.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.4.
De tegenvordering waarop [gedaagde partij] zich ter verrekening beroept dient liquide te zijn. In het onderhavige geval heeft Debelma de verschuldigdheid van de factuur van [gedaagde partij] betwist. Gelet op de betwisting door Debelma en hetgeen verder ten aanzien van de domicilievergoeding is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de gepretendeerde vordering van [gedaagde partij] niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Het verrekeningsverweer dient dan ook te worden verworpen.
4.5.
Debelma vordert tevens een boete van € 300,00 per maand dat de huur niet tijdig is voldaan.
Bij huurovereenkomst is bepaald dat de “Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230 a BW” deel uitmaken van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Artikel 18.2 van deze voorwaarden bepaalt dat telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, huurder aan verhuurder per kalendermaand een boete verbeurt van (minimaal) € 300,00 per maand.
Vast staat dat [gedaagde partij] de op grond van de huurovereenkomst verschuldigde huurpenningen over de maanden mei 2016 tot en met november 2016 niet (prompt) op de vervaldag heeft betaald. [gedaagde partij] heeft dan ook over de maanden mei 2016 tot en met november 2016 telkens een boete verbeurd. De gevorderde boete zal daarom aan Debelma worden toegewezen.
4.6.
Debelma vordert verder buitengerechtelijke kosten.
[gedaagde partij] handelde in de onderhavige overeenkomst in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. De overeenkomst is daarom aan te merken als een handelsovereenkomst. Artikel 6:96 lid 4 BW is van toepassing.
Ingevolge artikel 6:96 lid 4 BW is een schuldenaar reeds zonder aanmaning buitengerechtelijke kosten verschuldigd vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. De kantonrechter stelt bovendien vast dat Debelma voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Het door Debelma gevorderde bedrag ter zake is in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal worden toegewezen. Echter heeft Debelma het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu Debelma heeft gesteld de hem in rekening gebrachte omzetbelasting te kunnen verrekenen op grond van de wet Omzetbelasting 1968.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal aan Debelma worden toegewezen een bedrag van € 18.083,70, bestaande uit
  • achterstallige huur ad € 17.674,00
  • rente € 607,96
  • boete € 2.100,00;
  • buitengerechtelijke incassokosten € 951,74
  • betaling 5 augustus 2016 € 750,00 -\-\
  • borgsom € 2.500,00 -\-
4.9.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Debelma worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,78
  • griffierecht 939,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.625,78
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
Verklaart de stichting niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Debelma te betalen een bedrag van € 18.083,70, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 17.674,00 vanaf 16 januari 2017 tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Debelma gevallen en tot op heden begroot op € 1.625,78,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: