ECLI:NL:RBLIM:2017:3711

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
5565799 cv 16-11568
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van onverschuldigd betaalde alimentatie na wijziging van alimentatieverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de terugbetaling van onverschuldigd betaalde alimentatie. De man had vanaf 6 februari 2015 een alimentatiebijdrage van € 835,00 per maand aan de vrouw betaald, maar deze bijdrage was later verlaagd naar € 68,00 per maand na de echtscheiding, die op 13 juli 2016 was uitgesproken. De man vorderde een terugbetaling van € 7.571,71, omdat hij te veel had betaald in de periode van 28 februari 2015 tot mei 2016.

De vrouw voerde verweer en stelde dat de man te lang had gewacht met het verzoek om wijziging van de alimentatie, en dat de behoefte aan alimentatie niet was gewijzigd. De kantonrechter oordeelde dat de man inderdaad onverschuldigd had betaald, omdat de alimentatieverplichting met terugwerkende kracht was verlaagd. De kantonrechter overwoog dat de man niet in onderling overleg had kunnen komen met de vrouw vanwege de verstoorde verhouding tussen hen.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de man recht had op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vrouw werd veroordeeld om het bedrag van € 7.571,71 aan de man te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5565799 \ CV EXPL 16-11568
Vonnis van de kantonrechter van 26 april 2017
in de zaak van:
[de man],
wonend [adres man] ,
[woonplaats man] ,
eisende partij,
verder te noemen: de man,
gemachtigde mr. J.W.E.M. Guzik,
tegen:
[de vrouw],
wonend [adres vrouw] ,
[woonplaats vrouw] ,
gedaagde partij,
verder te noemen: de vrouw,
gemachtigde mr. L.N. Geerman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking voorlopige voorziening van 6 februari 2015 is bepaald dat de man, met ingang van 6 februari 2015, een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud aan de vrouw dient te voldoen van € 835,00 per maand.
2.2.
De vrouw heeft bij verzoekschrift, dat bij de rechtbank is binnengekomen op 3 maart 2015, verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
2.3.
Bij beschikking van 13 juli 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 29 juli 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud is vastgesteld op € 68,00 per maand met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Bij beschikking van 14 juli 2016 betreffende wijziging voorlopige voorziening is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud gewijzigd, in die zin dat de bijdrage met ingang van 28 mei 2015 € 218,88 per maand en met ingang van 1 januari 2016 € 69,25 per maand bedraagt.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert – samengevat en na vermindering van eis– veroordeling van de vrouw tot betaling van € 7.571,71, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt de man de beschikking van 14 juli 2016 ten grondslag. Daarin is bepaald dat het door de man bij te dragen bedrag in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met terugwerkende kracht is verlaagd. Het door de man teveel betaalde vanaf 28 februari 2015 is onverschuldigd betaald.
3.3.
De vrouw voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de man te lang, ruim anderhalf jaar, heeft gewacht om een wijziging van de beschikking van 6 februari 2015 te verzoeken, terwijl de man nimmer in onderling overleg kenbaar heeft gemaakt dat hij de alimentatielasten niet (meer) kon dragen. De behoefte van de vrouw is niet gewijzigd en de reeds ontvangen partneralimentatie is opgesoupeerd. Het thans vorderen van terugbetaling is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als onweersproken staat vast dat de man in de periode 28 februari 2015 tot en met mei 2016 te veel partneralimentatie heeft betaald. Partijen houdt thans verdeeld de vraag of de man op goede gronden terugbetaling van het teveel betaalde vordert.
4.2.
Als verklaring voor het ‘te lang stilzitten’ voert de man aan dat de echtscheidingsprocedure langer heeft geduurd dan verwacht, waardoor een definitieve vaststelling van de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw uitbleef. Onderling overleg tussen partijen was niet mogelijk door de ernstig verstoorde verhouding tussen partijen.
Beide stellingen zijn door de vrouw niet weersproken. De kantonrechter overweegt als volgt.
De beschikking op een verzoek tot voorlopige voorzieningen is een ordemaatregel met een voorlopig karakter. Gezien de prejudiciërende werking van de voorlopige vaststelling van de uitkering voor levensonderhoud op de vaststelling van de definitieve alimentatie is het zaak te allen tijde rekening te houden met een mogelijke afwijkende definitieve alimentatieverplichting. Dit geldt voor zowel diegene die de bijdrage dient te betalen als voor diegene die de bijdrage ontvangt.
Tussen partijen staat vast dat achteraf is gebleken dat de alimentatieverplichting van de man niet meer bedroeg dan € 68,00 per maand. De vrouw heeft dan ook met ingang van 28 februari 2015 teveel aan bijdrage van de man ontvangen. Op grond van de beschikkingen van 13 en 14 juli 2016 heeft de man het thans gevorderde onverschuldigd aan de vrouw betaald. Tegen de (gewijzigde) hoogte van de vordering is geen verweer gevoerd.
4.3.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel, gelijk de man heeft gesteld, dat hij een bedrag van € 7.571,71 teveel aan partneralimentatie heeft betaald.
4.4.
Het overige door partijen aangevoerde leidt niet tot een ander oordeel. Het eerst bij conclusie van dupliek door de vrouw gevoerde verweer over bruto/netto – wat daar verder ook van zij – is tardief.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig de vrouw toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
In de aard van deze procedure, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de man te betalen een bedrag van € 7.571,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
compenseert de proceskosten,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: