Overwegingen
1. Het Solar Weekend Festival wordt sinds 2005 jaarlijks aan de Noorderplas, nabij De Weerd, een buurtschap en recreatiegebied in de gemeente Roermond, gehouden. Het festival is begonnen als een tweedaags festival, maar is uitgegroeid tot een vierdaags festival. Op een festivaldag zijn er inmiddels circa 27.000 bezoekers op het festivalterrein aanwezig, waarvan er circa 14.000 op de nabij gelegen festivalcamping blijven overnachten. Het festival heeft in het verleden bij omwonenden tot klachten over geluidoverlast aanleiding gegeven. Deze betroffen met name de laagfrequente muziekgeluiden (bastonen). Daarom is bij editie 2014 niet alleen een dB(A)-geluidnorm in de evenementenvergunning opgenomen, maar is tevens in de vergunningvoorschriften 2014 een dB(C) norm van 15 dB boven de overeenkomstige dB(A) waarde als streefwaarde in de vergunning opgenomen. In de evenementenvergunning 2015 is die streefwaarde als geluidnorm opgenomen. De gehanteerde norm is volgens verweerder gebaseerd op ervaringen bij andere gemeenten en op het gegeven dat het typisch karakter van de ten gehore gebrachte muziek (o.a. dance- en housemuziek) verloren gaat als te weinig dB(A) en) dB(C) kan worden geproduceerd. Daarbij is volgens het bevoegd gezag getracht een aanvaardbaar evenwicht te vinden tussen het belang van het festival om een bepaald aantal dB(A) en dB(C) te kunnen produceren en het belang van omwonenden (met name buiten de bebouwde kom) om de geluidoverlast tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Bij de aanvraag evenementenvergunning 2015 is een rapport van dBcontrol van
10 maart 2015 gevoegd, waarin een rekenmodel is opgenomen om de verwachte geluidniveaus van Solar 2015 in kaart te brengen. Naast de in de evenementenvergunning voorgeschreven geluidnormering zijn toezichts- en handhavingsmaatregelen getroffen. Volgens een evaluatie in september/oktober 2015 is de geluidoverlast van Solar 2015 minder geworden ten opzichte van voorgaande edities. In het rapport geluidonderzoek “Solar festival” 31 juli, 1 en 2 augustus 2015 Roermond van 8 september 2015, opgesteld door DBcontrol, is het resultaat beschreven van de uitgevoerde, continue geluidsbewaking van het festival 2015. Uit het rapport blijkt dat aan de gestelde normen kon worden voldaan, waarbij is aangetekend dat het voor het nachtgedeelte na 23.00 uur, doordat het met name op zaterdagnacht vrijwel windstil was, wel zeer moeilijk was om op de feestcamping aan de gestelde norm van 68 dB(C) te voldoen. In opdracht van de gemeente Roermond heeft Tritium Advies eveneens geluidmetingen uitgevoerd om te controleren en toezicht te houden op naleving van de eisen uit de evenementenvergunning. Bij de meetresultaten is geen rekening gehouden met de meteo-correcties (windrichting, windsnelheid, bewolking etc.).
In het daarvan opgemaakte verslag van 7 augustus 2015 is aangegeven dat tijdens de activiteiten op de camping op vrijdagavond/nacht en zaterdagnacht enkele overschrijdingen zijn geconstateerd. Dit betrof een verboden geluidinstallatie ergens op de camping en op zaterdagnacht een overschrijding van de C-gewogen norm bij de woning De Weerd [huisnummer 1] . Ten tijde van de overige metingen zijn de door de burgemeester opgelegde geluidnormen niet overschreden, aldus het rapport van Tritium Advies.
2. De door eisers naar voren gebrachte beroepsgronden betreffen primair geluidaspecten die in de verleende evenementenvergunning zijn geregeld.
3. De rechtbank overweegt allereerst dat, hoewel het festival waarvoor in 2015 vergunningen zijn verleend al is gehouden en deze vergunningen zijn uitgewerkt, eisers belang hebben bij een oordeel over de rechtmatigheid van die vergunningen omdat jaarlijks vergunningen worden verleend voor een festival op deze plaats in deze omvang, waarvoor dit oordeel in de toekomst, zoals bij de verlening van de vergunningen voor Solar 2017, van betekenis kan zijn. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank met name aandacht besteden aan (geluid)aspecten die van betekenis kunnen zijn voor toekomstige edities, waarvoor een evenementenvergunning nodig zal zijn. Bij de behandeling van de beroepen ter zitting is gebleken dat er nog geen besluiten op de bezwaren tegen de vergunningverlening 2016 waren genomen en dat er voor 2017 nog geen aanvragen waren ingediend.
4. Bij de behandeling van de beroepen ter zitting is aan de orde gesteld of (alle) eisers belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn bij de primaire besluiten. In dat verband is van belang dat alleen de vergunning, die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is verleend, een omgevingsvergunning op grond van de Wabo is. De overige op grond van de Brandveiligheidsverordening en de Apv verleende vergunningen of ontheffingen, zijn geen toestemmingen op grond van artikel 2.1 of 2.2. van de Wabo. Artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo en de daarop gebaseerde jurisprudentie over belanghebbendheid (onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1081) is daarom niet van toepassing. Daaruit volgt dat de belanghebbendheid, zoals de gemachtigde van vergunninghouder ter zitting ook heeft aangegeven, per besluit moet worden beoordeeld. Dat sprake is van een duidelijke samenhang kan, anders dan de gemachtigde van eisers ter zitting heeft betoogd, daaraan in dit geval niet afdoen. In het onderhavige geval is alleen al vanwege de geluidhinder/feitelijke gevolgen duidelijk dat alle eisers belanghebbende zijn bij de verleende evenementenvergunning en de omgevingsvergunning strijdig gebruik (de primaire besluiten 1 en 2). Ten aanzien van de gebruiksvergunning op grond van de Brandveiligheidsverordening 2012 (het primaire besluit 3) en de ontheffing van het verbod voor het kamperen buiten een kampeerterrein (het primaire besluit 4) op grond van de Apv, is in elk geval een aantal van de eisers die in de nabijheid van het festivalterrein dan wel de camping wonen, belanghebbende. Nu alle verleende vergunningen en ontheffingen zijn uitgewerkt en de rechtbank deze besluiten niet ten gronde zal beoordelen, zal de rechtbank hier verder in het midden laten of verweerder terecht de bezwaren van alle eisers tegen de primaire besluiten 3 en 4 ontvankelijk heeft geacht. De evenementenvergunning.
5. Met betrekking tot de beroepsgronden die zich richten tegen de bij het bestreden besluit 1, zoals dat luidt na aanvulling bij besluit van 8 maart 2016, gehandhaafde evenementenvergunning, overweegt de rechtbank als volgt.
6. Ingevolge artikel 2:25, eerste lid, van de Apv van de gemeente Roermond is het, behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen, verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 1:4, eerste lid, van de Apv kunnen aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. Ingevolge het tweede lid van artikel 1:4 is degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Ingevolge artikel 1:8 van de Apv kan de vergunning of ontheffing door het daartoe bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
de openbare orde;
de openbare veiligheid;
de volksgezondheid;
e bescherming van het milieu.
7. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester, die op grond van artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet bevoegd is een evenementenvergunning te verlenen, daaraan in het belang van de bescherming van het milieu geluidnormen heeft verbonden. Daarbij heeft de burgemeester voor de toegestane maximale grenswaarde van 75 dB(A) aansluiting gezocht bij de “Nota Evenementen met een luidruchtig karakter” (de Nota) die in 1996 door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg is opgesteld.
8. De rechtbank stelt voorop, zoals in het StAB-verslag ook is aangegeven, dat voor evenementen met een luidruchtig karakter, anders dan voor inrichtingen in de zin van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, geen landelijk geldende geluidnormen bestaan. De grondslag voor de Nederlandse wet- en regelgeving omtrent geluidhinder is gegeven in de publicatie ISO-Recommendation R-1996 (ISO R-1996). De ISO R-1996 geeft geen duidelijke grens wanneer sprake is van onduldbare hinder, maar geeft wel richting voor een antwoord op de vraag bij welke geluidniveaus sprake is van verstoring van de spraakverstaanbaarheid. Geluidniveaus van 85 dB(A) of hoger op de gevel leveren bij een gevelwering van 25 dB(A) ernstige verstoring van de spraakverstaanbaarheid op. In het onderhavige geval heeft de burgemeester voor de normstelling gebruik gemaakt van de hiervoor genoemde Nota. Uitgangspunt van de Nota is de bescherming van de binnenruimte van de in de omgeving gelegen geluidgevoelige objecten tegen (onduldbare) geluidhinder. Ter voorkoming van spraakverstoring in de woning en ter voorkoming van slaapstoornissen zijn de in tabel 1 van de Nota opgenomen waarden als maximum gesteld. De Nota gaat uit van een maximale gevelbelasting van 75 dB(A) en een maximaal geluidniveau in de woning van 50 dB(A). Laatstgenoemde waarde is in de Nota aangemerkt als de grens waarboven een geluid als “onduldbaar” kan worden gekwalificeerd. De ISO R-1996, noch de Nota gaan in op de mogelijke hinder van de bastonen in de woning en een daaraan gekoppeld toelaatbaar muziekniveau in dB(C). Doordat standaardgevels minder goed isoleren voor bastonen, leveren hoge geluidniveaus in de lage frequentiebanden andersoortige hinder in woningen op. Ter voorkoming van deze hinder heeft de burgemeester in de evenementenvergunning een dB(C) norm vastgesteld die 15 dB hoger is dan de overeenkomstige dB(A) norm. Daarbij is uitgegaan van een standaard housemuziekspectrum. De burgemeester heeft in de vergunning verder bepaald dat bij controle gemeten en beoordeeld zal worden volgens de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (HMRI) 1999. In afwijking van de handleiding wordt de straffactor voor muziekgeluid niet toegepast. Bij de controlemetingen is voorgeschreven dat het equivalente geluidniveau wordt gemeten over een periode van 5 minuten.
9. Door vergunninghouder is gewezen op een Afdelingsuitspraak van 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1245, over een aan Hardshock verleende omgevingsvergunning voor het houden van het Hardshock Festival. Dit betrof een ééndaags muziekevenement op zaterdag 27 april 2013 van 12.00 uur tot 24.00 uur op een terrein bij de Wijthmenerplas te Zwolle, waarbij op grond van de verleende omgevingsvergunning het equivalente geluidniveau op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, veroorzaakt door het festival, niet meer mocht bedragen dan 85 dB(A)/95dB(C). De Afdeling heeft in die uitspraak - kort samengevat - geoordeeld dat “de ISO R-1996 geen duidelijke grens geeft wanneer sprake is van onduldbare hinder en dat, gelet op deze conclusie, niet op objectieve gronden valt vast te stellen wanneer een omwonende onduldbare geluidhinder ondervindt. Het oordeel dat van onduldbare hinder sprake is indien de maximaal vergunde grenswaarde van 85 dB(A) van 12.00 uur tot 24.00 uur volledig zou worden benut, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of het college aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dit geluid veroorzaakt redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen”. Toepassing van de Nota, cumulatie van geluid en straffactor.
10. Naar aanleiding van het betoog van eisers dat de burgemeester de Nota niet juist heeft toegepast, omdat rekening had moeten worden gehouden met het referentieniveau van het omgevingsgeluid, cumulatie van geluid van het festival- en campingterrein ten onrechte niet is beschouwd, en een straffactor had moeten worden toegepast, overweegt de rechtbank dat de StAB heeft aangegeven dat bij toepassing van de Nota mag worden uitgegaan van een vaste achtergrondwaarde en dat toepassing van de straffactor bij toepassing van de Nota niet aan de orde is. Daartoe is nog gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, waarin is bevestigd dat de straffactor voor muziekgeluid terecht buiten beschouwing is gelaten. Verder heeft de StAB aangegeven dat cumulatie aan de orde kan zijn, maar geen relevante invloed heeft omdat de gecumuleerde waarden ruim onder de vergunde geluidniveaus liggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de deskundige hierin niet te volgen. Deze beroepsgronden slagen niet. Maximale waarden volgens de Nota, één geluidnorm voor alle woningen, gevelwering en redelijkerwijs te treffen voorzieningen bij de podia.
11. Naar aanleiding van het betoog van eisers dat de burgemeester bij de vergunningverlening ten onrechte bij alle woningen de maximale dB(A) waarden van de Nota als uitgangspunt heeft genomen, terwijl de gevelwering niet bij alle woningen is beschouwd en dat de burgemeester niet alle redelijkerwijs mogelijke technische voorzieningen en maatregelen heeft getroffen om – met inachtneming van de gewenste bedrijfsvoering – de geluidhinder voor de omgeving te minimaliseren, overweegt de rechtbank als volgt.
12. De burgemeester en vergunninghouder hebben erop gewezen dat de gestelde norm van 75 dB(A) alleen te ruim is voor de verder weg gelegen woningen en dat gebruikelijk is dat een norm wordt gesteld voor de dichtstbij gelegen (maatgevende) woningen, waarvan de andere woningen profiteren. Daar wordt dan in elk geval aan de maximale norm voldaan. Verder acht de burgemeester een bepaalde geluidruimte nodig in verband met metereologische invloeden. De door de burgemeester geraadpleegde deskundige
ir. J. Granneman heeft bij de behandeling ter zitting desgevraagd verklaard dat de Nota qua normstelling en gevelwering uitgaat van een range en daarom zijns inziens geen koppeling moet worden gelegd tussen de maximale waarde op de gevel van 75 dB(A) en de vereiste gevelwering van 25 dB om een binnenniveau van 50 dB(A) te halen. Volgens de tekst van de Nota is alleen nader onderzoek aangewezen als het onderhoud van de woning daartoe aanleiding geeft. Visuele inspectie en raadpleging van de bouwdossiers geeft geen aanleiding daartoe.
13. Vergunninghouder heeft er ter zitting aanvullend nog op gewezen dat de Nota een handreiking is, waarvan kan worden afgeweken. Zulks volgt ook impliciet uit de hiervóór vermelde uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016 over het Hardshockfestival. Bij Solar wordt het geluid tijdens het festival opgebouwd en worden de maximale geluidniveaus van 75 dB(A) bij sommige woningen alleen aan het eind van het festival bij meewind bereikt. In de Hardshockzaak was eveneens aan de orde of de mate van gevelwering wel toereikend was, maar daar was een geluidniveau vergund dat 10 dB(A) hoger lag dan in de Nota is aangegeven en bij Solar is vergund. Een onderzoek naar gevelwering acht vergunninghouder daarom niet nodig en ook niet proportioneel.
14. De burgemeester en vergunninghouder hebben ten slotte nog aangevoerd dat er al tal van maatregelen zijn genomen om de geluiduitstraling van de podia te reguleren/minimaliseren, zoals luidsprekerarrays gericht op het publieksvak en zo min mogelijk gericht op woningen, nauwkeurige afstelling van de baskasten en het gebruik maken van lokale geluidafschermende objecten.
15. Door de StAB is geconstateerd dat uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat in 2015 bij vrijwel alle woningen worst case geluidniveaus zijn opgetreden die liggen tussen de 61 en 63 dB(A) en dus in principe bij die woningen volstaan had kunnen worden met lagere grenswaarden van bijvoorbeeld 70 dB(A). In zoverre is meer vergund dan is aangevraagd. De StAB heeft daarbij aangetekend dat dit mede van belang is, omdat geen inzicht bestond in de gevelwering die nodig is bij een geluidniveau van 75 dB(A). Volgens de Nota wordt dan verondersteld dat de betreffende gevels van die woningen een geluidwering van minimaal 25 dB bezitten. Normaliter kan voor de geluidwering van een woning een waarde van 15-20 dB worden aangehouden, maar van een waarde van 25 dB kan niet zonder meer worden uitgegaan. Een louter visuele controle of het raadplegen van bouwkundige dossiers is daarvoor onvoldoende. De StAB heeft er verder op gewezen dat het alleen bij enkele woningen die dichtbij aan de zuidoostkant van het festivalterrein zijn gelegen, problematisch is geweest om aan de gestelde norm van 75 dB(A) te voldoen. De StAB heeft ten slotte aangegeven dat in 2015 niet de redelijkerwijs te verlangen technische voorzieningen en maatregelen zijn beschouwd om de geluiduitstraling van de podia, rekening houdend met de gewenste bedrijfsvoering, te minimaliseren. Daardoor is niet duidelijk geweest of bij de maatgevende woningen aan De Weerd [huisnummer 1] en [huisnummer 2] aan de geluidnormen kon worden voldaan, terwijl uit het akoestisch rapport dat dBcontrol in verband met Solar 2016 heeft opgesteld, blijkt dat aanvullende maatregelen mogelijk zijn die een positief effect bij genoemde woningen hebben.
16. De rechtbank stelt voorop dat de burgemeester bij de verlening van een vergunning als de onderhavige beleids- en beoordelingsruimte toekomt. De rechter dient een dergelijk besluit terughoudend te toetsen. In het onderhavige geval heeft de burgemeester voor de normstelling de Nota gehanteerd. Afwijkingen van de Nota dienen daarom door de burgemeester deugdelijk te worden gemotiveerd.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat de burgemeester, gezien de door hem gegeven toelichting, in redelijkheid heeft kunnen volstaan met het stellen van één norm voor alle woningen en geluidgevoelige objecten.
18. Dat de burgemeester de maximale geluidnorm volgens de Nota heeft opgelegd, kan volgens de Nota met zich meebrengen dat een onderzoek naar de gevelwering dient plaats te vinden. De rechtbank volgt de burgemeester niet in diens mening dat op grond van de Nota alleen een gevelonderzoek aan de orde is als geluidniveaus boven de 75 dB(A) zijn vergund of de (slechte) bouwkundige staat van de woning daartoe aanleiding geeft. Zij onderschrijft de opvatting van de StAB dat volgens de Nota dient te worden gewaarborgd dat een “stoorgeluid” van 50 dB(A) in de woning niet wordt overschreden en dat daarbij niet zonder meer mag worden uitgegaan van een gevelwering van 25 dB(A). Voor dit laatste standpunt vindt de rechtbank ook steun in de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening, waarin op bladzijde 18 is vermeld dat in de praktijk de geluidwering bij goed onderhouden woningen tenminste 20 dB(A) is. Daaruit volgt dat bij oudere woningen een gevelwering van meer dan 20 dB(A) niet zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het ook op zich niet onredelijk of disproportioneel om te verlangen dat vóór de vergunningverlening wordt nagegaan of de maatgevende woningen, waaronder de woning van eiser [naam eiser] aan De Weerd [huisnummer 1] , over de vereiste gevelwering beschikken indien dit door de bewoners gemotiveerd wordt betwist. In dit verband is van belang dat bij genoemde woning van eiser het maximaal toegestane geluidniveau ook daadwerkelijk wordt gehaald indien er geen verdere regulatie van de geluiduitstraling van de podia plaatsvindt, zoals bij de editie 2016 wel is gebeurd. Door de in 2016 beschouwde en doorgevoerde specifieke maatregelen om de geluidbelasting bij de woningen De Weerd [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te minimaliseren, kunnen de geluidniveaus daar worden teruggebracht tot respectievelijk 71 en 67 dB(A). Dit zijn geluidniveaus waarbij een nader onderzoek naar de gevelwering niet noodzakelijk is. Nu verweerder bij genoemde woning geen onderzoek naar de gevelwering heeft gedaan en in 2015 ook de geluiduitstraling op die woning niet heeft aangepast, terwijl dit mogelijk was, kan er ter plaatse niet van worden uitgegaan dat aan de grenswaarden kan worden voldaan en dat de redelijkerwijs te nemen technische maatregelen en voorzieningen zijn getroffen om met inachtneming van de gewenste bedrijfsvoering de geluidhinder te minimaliseren. De desbetreffende beroepsgrond slaagt.
Bescherming woning De Weerd [huisnummer 3] .
19. Met de burgemeester en vergunninghouder is de rechtbank voorts van oordeel dat de woning aan De Weerd [huisnummer 3] , die het dichtst bij de podia is gelegen, geen bescherming toekomt, nu de eigenaar kennelijk jaarlijks een verklaring tekent dat de woning tijdens het festival niet wordt bewoond. Eisers kunnen zich niet op overschrijding van geluidnormen bij die woning beroepen. De rechtbank vindt steun voor deze opvatting in de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6656. Daarin heeft de Afdeling weliswaar geoordeeld dat (ook) een tijdelijk leegstaande woning bescherming tegen geluidhinder toekomt, maar dat betrof een revisievergunning voor een inrichting. De Afdeling overwoog dat, wanneer in de (revisie)vergunning geen geluidgrenswaarden voor de woning zouden worden opgenomen, de toekomstige gebruikers van dat gebouw niet tegen onaanvaardbare geluidhinder vanwege de inrichting zouden worden beschermd. In het onderhavige geval ligt dat anders, omdat hier sprake is van een evenementenvergunning voor een kortdurend festival die na afloop van het festival is uitgewerkt. Bewaking geluidnorm op basis van één minuutsmeting.
20. Naar aanleiding van eisers betoog dat de burgemeester voor de bewaking van de gestelde geluidniveaus uit had moeten gaan van een één-minuut equivalent geluidniveau (LAeq) in plaats van vijf-minuten LAeq, overweegt de rechtbank als volgt.
21. Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester verklaard dat de meettijd voor 2017 nog onderwerp van discussie is tussen vergunninghouder en de burgemeester. Volgens vergunninghouder hebben weersomstandigheden invloed op de metingen en is meer tijd nodig dan één minuut om te achterhalen welk muziekpodium verantwoordelijk is voor een eventuele overschrijding. De deskundige ir. J. Granneman heeft verklaard dat zijns inziens een meettijd van drie minuten de beste optie zou zijn.
22. De rechtbank stelt vast dat in de Nota een meetduur van één minuut wordt geadviseerd. De burgemeester is daar echter niet zonder meer aan gebonden. Het gaat erom dat het gestelde geluidniveau zo efficiënt mogelijk wordt bewaakt. De StAB heeft er daarbij op gewezen dat verweerders standpunt dat de duur van de meting niets heeft uitgemaakt omdat in 2015 van een vrijwel constant geluidniveau sprake is geweest, niet correct is. Door over een langere tijdsduur het gemiddelde te bepalen, worden hinderlijke geluidpieken ‘weggemiddeld’. Gelet op het sterk fluctuerende muziekgeluidniveau bij de optredens van Solar 2015 was het volgens de StAB niet doelmatig een langere meetperiode dan één minuut te hanteren. Een bewaking met een korte intervaltijd heeft namelijk als voordeel dat er tijdig kan worden bijgestuurd. De StAB heeft daarbij aangegeven dat bijsturing normaliter bij het zogenoemde Front Of House (FOH) gebeurt. Dit is de regieplek op korte afstand van het podium, waar het geluid voor het betreffende podium wordt geregeld. Op deze afstand spelen weersomstandigheden en stoorgeluid geen rol. De rechtbank ziet geen aanleiding de deskundige hierin niet te volgen en komt tot het oordeel dat de bij de vergunningverlening 2015 voorgeschreven meettijd van vijf minuten te lang is geweest c.q. dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd waarom in 2015 een langere meetduur dan één minuut is gehanteerd. De beroepsgrond slaagt.
Muziek op de festivalcamping na 01.00 uur.
23. Naar aanleiding van eisers betoog dat de burgemeester ongemotiveerd is afgeweken van de Nota door muziekactiviteiten op de (festival)camping met een geluidniveau van
55 dB(A) bij omwonenden toe te staan tot 01.30 uur in de nacht van vrijdag 31 juli 2015 op zaterdag 1 augustus 2015 en in de nacht van zaterdag 1 augustus 2015 op zondag 2 augustus 2015, overweegt de rechtbank als volgt.
24. De burgemeester is in bestreden besluit 1 niet ingegaan op de redenen die ertoe hebben geleid om in afwijking van de Nota nog gedurende 30 minuten na 01.00 uur muziekactiviteiten toe te staan die 5 dB(A) hoger zijn dan de Nota toelaatbaar acht. De burgemeester en vergunninghouder hebben achteraf erkend dat genoemde eindtijd weliswaar niet in overeenstemming met de Nota is, maar hebben betoogd dat het aspect veiligheid (‘crowdmanagement’) bij die (impliciete) beslissing een belangrijke rol heeft gespeeld.
25. Eisers hebben aangevoerd dat het volstrekt onaannemelijk is dat er een onbeheersbare situatie zal ontstaan als er niet tot 1.30 uur met muziek kan worden doorgefeest op de festivalcamping. Ten opzichte van de louter financiële belangen van vergunninghouder dienen de belangen van eisers bij het behoud van hun nachtrust evident zwaarder te wegen, aldus eisers.
26. De rechtbank overweegt dat een kenbare motivering waarom de burgemeester bij de verlening van de evenementenvergunning 2015 in dit opzicht van de Nota is afgeweken in diens besluitvorming ontbreekt. Die motivering kan niet worden gemist omdat het in de Nota gehanteerde kader is opgesteld om slaapverstoring bij omwonenden te voorkomen, een aantal woningen in De Weerd op zeer korte afstand van de camping zijn gelegen en het lastig is gebleken om in 2015 ter plaatse aan de geluidnormen te voldoen. Het betoog van eisers slaagt dan ook reeds om die reden.
27. In verband met toekomstige edities overweegt de rechtbank nog dat het aan de burgemeester is om te onderbouwen waarom het belang van vergunninghouder bij verlenging van de eindtijd dient te prevaleren boven het belang van (enkele) omwonenden om gedurende de nachtperiode gevrijwaard te blijven van geluidhinder. De rechtbank kan in een eventuele nieuwe procedure de relevantie van de door het bevoegd gezag in aanmerking te nemen belangen, waaronder het veiligheidsbelang (‘crowdmanagement’) beoordelen. Daarbij kan (ook) worden betrokken de tijd die nodig is om een zo grote groep na het einde van de muziek op het festivalterrein naar het campingterrein te (laten) verplaatsen en het belang dat de feestcamping heeft om de rest van het campingterrein rustig te krijgen. Nu een dergelijke onderbouwing voor de verlenging van de eindtijd met 30 minuten en in verband daarmee te maken belangenweging bij de vergunningverlening 2015 wordt gemist, kan en zal de rechtbank hier echter niet vooruitlopen op een oordeel of de door de burgemeester bij een nieuw besluit te maken belangenweging in een eventuele toekomstige procedure de toets die de rechter toekomt kan doorstaan.
Muziekspectrum en basgeluid.
28. Ten aanzien van het betoog van eisers dat niet is onderbouwd dat sprake is geweest van het standaard housemuziekspectrum en dat er aanzienlijke hinder door basgeluid bij hun woningen optreedt, overweegt de rechtbank als volgt.
29. De burgemeester en vergunninghouder hebben erop gewezen dat er geen wettelijke regeling is met betrekking tot dB(C) waarden en dat ook de Nota daar niets over zegt. Volgens vergunninghouder kan daarom de vraag worden gesteld of (tot 2015) ten onrechte dB(C) normen ontbraken in de vergunning. Nu dit alsnog, zelfs als extra norm, naast de dB(A) norm, is opgenomen kan niet worden gezegd dat dit aspect onderbelicht is gebleven. Daarbij is een verschil gehanteerd van 15 dB tussen dB(A) en dB(C), omdat anders het typisch karakter van de ten gehore gebrachte muziek verloren gaat.
30. De StAB heeft in haar verslag ten aanzien van de representatieve bedrijfssituatie aangegeven dat door de Nederlandse Stichting Geluidhinder (NSG) de ‘Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven’ is uitgebracht, waarin vijf spectra/muzieksoorten zijn gepresenteerd die in de praktijk beter passend kunnen zijn dan de thans in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening genoemde spectra voor pop- en housemuziek. In het onderhavige geval is een housemuziekspectrum aangevraagd, waarbij het verschil tussen dB(C) en dB(A) 14 dB bedraagt. De muziek die tijdens Solar 2015 ten gehore is gebracht, heeft echter uitschieters in de richting van Ultra Bas gekend. Op grond van diverse metingen blijkt dat bij de woning van eiser [naam eiser] aan De Weerd [huisnummer 1] verschillen tussen het geluidniveau in dB(C) en dB(A) zijn vastgesteld tot 21 dB, waaruit blijkt dat er feitelijk muziek met een Ultra Bas spectrum ten gehore is gebracht. Daarbij komt dat het verschil tussen dB(C) en dB(A) groter wordt naarmate de afstand tot het geluidgevoelig object groter is. De StAB concludeert vervolgens dat een onderbouwing van de hinderbeleving ontbreekt nu door de burgemeester niet is beoordeeld of de toegelaten muziekgeluidniveaus in dB(C) bij de woningen qua hinder (meetrillen/resoneren van de ruiten en objecten in de woning) aanvaardbaar zijn.
31. De rechtbank overweegt dat uit het verslag van de StAB verder naar voren komt dat het bij een muziekspectrum als Ultra Bas zeer lastig wordt om aan de gestelde dB(C) norm te voldoen wanneer het geluid van het festivalterrein bij de woningen boven de 70 dB(A) uitkomt. De geluidbegrenzing wordt dan feitelijk bepaald door de gestelde dB(C) norm. De dB(C) norm geeft in zoverre een extra waarborg voor omwonenden. Om daaraan te kunnen voldoen is voor vergunninghouder, als deze aan de wensen van het publiek tegemoet wil komen, problematisch. Een en ander neemt niet weg dat hinder voor omwonenden vanwege laagfrequente muziektonen evenals hinder die door een hoog dB(A) geluidniveau wordt veroorzaakt, serieus te nemen is. De burgemeester heeft voor het eerst in 2015 een dB(C) waarde als norm aan de evenementenvergunning verbonden en of aan die norm kan worden voldaan, hangt sterk af van het muziekgenre dat bij het desbetreffende evenement wordt gepresenteerd. Ook hier geldt dat het aan de burgemeester is om een afweging te maken tussen de belangen van vergunninghouder die zijn gediend met de activiteit die dit geluid veroorzaakt, en het belang van de omwonenden om niet aan onaanvaardbare hinder blootgesteld te worden. Hierbij is het aangevraagde muziekspectrum relevant voor de aard van de hinder en dient de burgemeester zich ook een mening te vormen over de aanvaardbaarheid van de hinder die als gevolg daarvan, niet alleen gemeten in dB(A), maar ook in dB(C), naar verwachting zal optreden. Met betrekking tot de thans ter beoordeling voorliggende vergunning is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke afweging ontbreekt. Het betoog van eisers slaagt daarom.
Andere geluidbronnen, opbouwen en afbreken.
32. Ten aanzien van het betoog van eisers dat in de evenementenvergunning geen aandacht is besteed aan mogelijke geluidhinder in de nachtperiode van andersoortige geluidbronnen dan muziek, zoals stroomaggregaten en koelapparatuur, en dat geen bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van het voorkomen en/of beperken van hinder vanwege het opbouwen en afbreken van het festival- en campingterrein, overweegt de rechtbank dat uit het StAB-verslag blijkt dat de burgemeester bij de evenementenvergunning voor 2016 met de geluidproductie van de aggregaten wel rekening heeft gehouden. Uit het StAB-verslag blijkt verder dat het een duidelijk toegevoegde waarde heeft om ook de afbouw en opbouw (nog) beter te regelen. De beroepsgrond slaagt daarom.
33. Ten aanzien van de overige door eisers aangevoerde beroepsgronden, waaronder de gronden die zien op veiligheidsaspecten (wijze van ontruiming bij een calamiteit), acht de rechtbank het niet zinvol om daar thans nog op in te gaan omdat bij de behandeling van het beroep ter zitting is gebleken dat onduidelijk is in hoeverre dit in de toekomst nog aan de orde is.
34. Met betrekking tot de beroepsgronden die zich richten tegen het bestreden besluit 2, waarbij met een aanvullende motivering de verleende omgevingsvergunning is gehandhaafd en de verleende kampeerontheffing is gehandhaafd, overweegt de rechtbank als volgt.
35. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
In artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is bepaald dat als categorieën planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de wet, worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Ingevolge artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Bor komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerst lid, onder a, onder 2˚, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking: ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
36. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het gebruik van het terrein voor het houden van een festival op grond van het geldend planologisch regime niet is toegestaan. Het college was echter bevoegd om met toepassing van de hiervoor vermelde zogenoemde ‘kruimelgevallenregeling’ daarvan af te wijken. De rechtbank dient te beoordelen of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het tijdelijk afwijkend gebruik.
Hinder van menselijk stemgeluid op de festivalcamping.
37. Eisers hebben aangevoerd dat zij geluidhinder ondervinden van menselijk stemgeluid op de camping, waarmee bij het verlenen van de omgevingsvergunning geen althans onvoldoende rekening is gehouden. Volgens eisers ondervinden zij veel overlast van het geluid van de camping tot diep in de nacht en daarom zou een grotere buffer tot de woningen in acht moeten worden genomen.
38. Het college en vergunninghouder hebben aangevoerd dat menselijk stemgeluid bij de beoordeling in het algemeen buiten beschouwing wordt gelaten tenzij de activiteit daarop is gericht (zoals bij de achtbaan in een attractiepark). Verder achten zij speculatief welk geluidvermogen daarvoor moet worden aangehouden. Bij een bronvermogen van 100 dB(A) zou bij de dichtstbijzijnde woning 60 dB(A), het piekniveau voor de nacht volgens het Activiteitenbesluit, optreden. Een bronvermogen daarboven, dat kan ontstaan bij luidkeels schreeuwen van meerdere festivalgangers, zal slechts incidenteel optreden. Volgens de deskundige ir. J. Granneman ligt de drempelwaarde voor ontwaken bij een Sound Exposure Level (SEL) waarde van rond de 55 dB (bij het oor). Indien die waarde wordt omgerekend dan zou uit een oogpunt van het vermijden van slaapverstoring/ontwaakreacties, uitgegaan kunnen worden van een grenswaarde die ruimschoots boven de 60 dB(A) ligt. Verder hebben het college en vergunninghouder erop gewezen dat via inzet van personeel intensief wordt gecontroleerd en gehandhaafd om de rust op de camping te bewaren.
39. De StAB heeft in haar verslag aangegeven dat uitgaande van de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering” voor een kampeerterrein in beginsel een richtafstand van 50 meter tot een woonomgeving aangehouden zou moeten worden. Nu sprake is van gebruik van de camping in vooral de nachtelijke uren zou de aanvaardbaarheid van de situatie aan de hand van de mogelijk optredende geluidniveaus moeten worden beoordeeld. In de vergunning 2016 is getracht inzichtelijk te maken welke geluidniveaus (LAeq) op zullen treden vanwege het verplaatsen van het pratende publiek over de looproute op de camping. Daarbij is niet gekeken naar piekniveaus van bijvoorbeeld roepende mensen óp de camping aan de rand van het terrein. Volgens de StAB valt indicatief te berekenen dat op een afstand van 35 meter, waar de woningen van eisers aan de Weerd [huisnummer 4] ( [naam eiser] ) en De Weerd [huisnummer 5] ( [naam eisers] ) zijn gelegen, bij normaal schreeuwen een geluidniveau zal resteren van 60 dB(A). De StAB adviseert daarom in de nachtperiode ter voorkoming van slaapstoornissen om tussen de grens van het campingterrein en met name de woningen De Weerd [huisnummer 4] , [huisnummer 5] en [huisnummer 6] ( [naam eisers] ) een grotere buffer aan te houden.
40. De rechtbank stelt vast dat in de omgevingsvergunning 2015 geen aandacht is besteed aan stemgeluid van campinggasten en dat dit in 2016 wel is gedaan, zij het dat daarbij alleen naar de looproute is gekeken en niet naar piekgeluiden (LAmax). De rechtbank ziet geen aanleiding de StAB niet te volgen in haar conclusie dat bij de op zeer korte afstand van de camping gelegen woningen (van eisers) ontwaakreacties en dus slaapverstoring kan optreden indien campinggasten schreeuwen. Het college heeft dat ten onrechte niet onderkend en hiermee bij de belangenweging ten onrechte geen rekening gehouden. Om die reden slaagt deze beroepsgrond. Met het college en vergunninghouder kan wel worden vastgesteld dat er intensief toezicht wordt gehouden om overlast te voorkomen. Hiermee kan niet worden voorkomen dat incidenteel slaapverstoring door schreeuwende campinggasten mogelijk blijft. Naar het oordeel van de rechtbank is het aan het college om bij de toekomstige vergunningverlening een afweging te maken of dit risico door het houden van intensief toezicht zodanig beperkt kan worden gehouden dat een grotere buffer tussen de camping en de dichtstbij gelegen woningen niet nodig is.
41. Ten aanzien van de beroepsgrond van eisers dat er in het gebied een beverburcht aanwezig is en dat door het toestaan van het festival de verboden van de Flora en faunawet (Ffw) worden overtreden, overweegt de rechtbank als volgt.
42. Ingevolge artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo wordt een omgevingsvergunning in bij wet aangewezen categorieën van gevallen niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.
43. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden en is de Ffw ingetrokken. Uit het overgangsrecht volgt dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
Ingevolge artikel 75b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Ffw, zoals die destijds luidde, is afdeling 2a van die wet van toepassing op handelingen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en die tevens zijn aan te merken als handelingen waarvoor een of meer van de bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 13, eerste lid, 17 en 18 gestelde verboden gelden en ten aanzien waarvan de minister op grond van artikel 75, derde lid, bevoegd is ontheffing te verlenen.
Ingevolge artikel 75c, eerste lid, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor te dragen dat de aanvraag tevens betrekking heeft op de handelingen die voldoen aan de criteria, bedoeld in artikel 75b, eerste lid.
Ingevolge artikel 75d, eerste lid, wordt een omgevingsvergunning die betrekking heeft op handelingen als bedoeld in artikel 75b, eerste lid, niet verleend dan nadat de minister heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo.
Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
44. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de eiser door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de eiser.
45. De rechtbank stelt vast dat eisers rond de Noorderplas en de plas Hatenboer wonen, het gebied waar de bever zich ophoudt. Om die reden kunnen zij als belanghebbende bij het collegebesluit worden aangemerkt. Eisers beroepen zich op normen uit de Ffw die strekken tot de bescherming van een streng beschermde diersoort. In deze procedure kunnen eisers in hun hoedanigheid van natuurlijk persoon alleen opkomen voor het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving. Zoals de Afdeling in onder meer de uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:708, heeft geoordeeld, is het niet in alle gevallen op voorhand uitgesloten dat de Ffw met de bescherming van diersoorten tevens bescherming biedt aan het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van omwonenden. Op het festivalterrein is één beverburcht gelegen. De afstand van de beverburcht tot de dichtstbij gelegen woning van een van de eisers aan De Weerd [huisnummer 1] ( [naam eiser] ) bedraagt circa 680 meter. Gelet op deze afstand is de rechtbank van oordeel dat de goede kwaliteit van de directe leefomgeving van [eiser] geen direct verband houdt met de bescherming van de beverburcht. Om die reden moet worden geoordeeld dat de Ffw kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belang of dat van de overige eisers. Daargelaten of het betoog zou slagen, nu door een quick scan is aangetoond en in de praktijk is bewezen dat door de getroffen maatregelen geen negatieve effecten voor de bever optreden, laat de rechtbank deze beroepsgrond gelet op artikel 8:69a van de Awb buiten beschouwing nu deze er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. Kampeerontheffing en vergunning brandveilig gebruik.
46. Ten aanzien van het beroep gericht tegen de bij het bestreden besluit 2 gehandhaafde kampeerontheffing en de bij het bestreden besluit 3 gehandhaafde vergunning brandveilig gebruik, volstaat de rechtbank hier met de overweging dat de daartegen aangevoerde beroepsgronden, die zien op veiligheidsaspecten, gelet op artikel 8:69a van de Awb eveneens niet kunnen slagen. Het gaat hierbij om normen voor de veiligheid van de festivalbezoekers. Deze normen strekken derhalve niet tot bescherming van de belangen van eisers, zodat de door hen aangevoerde beroepsgronden, gelet op het bepaalde in artikel 8:69a van de Awb, niet kunnen leiden tot vernietiging van die besluiten. De beroepsgronden slagen niet.
47. Op grond van voorgaande overwegingen zijn de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond en de rechtbank vernietigt die besluiten voor zover daarbij de evenementenvergunning en de omgevingsvergunning is gehandhaafd. De rechtbank zal bepalen dat verweerders geen nieuwe besluiten op bezwaar hoeven te nemen, omdat dit voor het festival dat in 2015 heeft plaatsgevonden geen betekenis meer kan hebben.
48. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
49. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek met een waarde per punt van € 495,00 en een wegingsfactor 1).