In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een verzetzaak. De eisende partij, Ziggo B.V., had eerder verstekvonnissen verkregen tegen de gedaagde partij, die in verzet kwam tegen deze vonnissen. De gedaagde partij had geweigerd het betekeningsexploot in ontvangst te nemen, waardoor de verzettermijn op basis van artikel 46, lid 3 Rv was aangevangen en inmiddels was verstreken. Daarnaast was er executoriaal beslag gelegd, wat ook de termijn voor verzet had beïnvloed. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet ontvankelijk kon worden verklaard in het verzet, omdat de termijn voor het instellen van verzet was verstreken. De kantonrechter wees de gedaagde partij als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet, begroot op € 60,00 aan salaris voor de gemachtigde van Ziggo. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.