In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil over planschadevergoeding. Eiser had een verzoek om planschade ingediend naar aanleiding van het bestemmingsplan 'Kernen Roerdalen', dat de bestemming van zijn pand wijzigde. In het primaire besluit van 27 oktober 2015 werd aan eiser een planschadevergoeding van € 2.850,00 toegekend. Echter, in het bestreden besluit van 26 oktober 2016 werd dit besluit herroepen, en werd gesteld dat er geen sprake was van planschade, omdat de bovenverdieping van het pand niet in strijd was met het bestemmingsplan. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat de heroverweging in bezwaar leidde tot een ongunstiger resultaat, wat in strijd zou zijn met het verbod van reformatio in peius.
De rechtbank oordeelde dat de heroverweging in bezwaar inderdaad voor eiser tot een ongunstiger resultaat leidde, zonder dat hiervoor een afzonderlijke rechtvaardiging bestond. De rechtbank bevestigde dat eiser niet te verwijten viel dat hij op een onjuiste grond planschade had aangevraagd, en dat hij aannemelijk had gemaakt schade te hebben geleden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar ongegrond, waardoor de oorspronkelijke toekenning van de planschadevergoeding in stand bleef. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.