In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 april 2017, is een kort geding aan de orde waarin de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.P.H. Sangers, een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, die als bewindvoerder optreedt voor een onderbewindgestelde. De eiseres vordert ontruiming van de huurwoning vanwege een huurachterstand van meer dan vijf maanden, die op dat moment € 3.550,00 bedraagt. De huurovereenkomst is door de onderbewindgestelde opgezegd per 15 maart 2017, maar de woning is tot op heden niet ontruimd.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 april 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 april 2017, waarbij de gedaagde niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde heeft ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst. Gezien de huurachterstand en de instemming met de opzegging, oordeelt de kantonrechter dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De gedaagde wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de sleutels aan de eiseres te overhandigen.
Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 580,76. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Los.