ECLI:NL:RBLIM:2017:3397

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
5590092 \ CV EXPL 16-11539
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten en geschil over ontvangst van betalingsverzoeken

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. betaling van zorgkosten door gedaagde, die een zorgverzekering bij Menzis heeft afgesloten. Gedaagde heeft Menzis op de hoogte gesteld van haar tijdelijke verhuizing naar Zuid-Afrika, maar stelt dat zij nooit de facturen en aanmaningen heeft ontvangen. Menzis heeft op haar beurt geen bewijs geleverd dat de betalingsverzoeken gedaagde hebben bereikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de hoofdsom van € 212,07 verschuldigd is, maar heeft de vorderingen met betrekking tot rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten afgewezen. De rechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de verzoeken tot betaling gedaagde hebben bereikt, waardoor zij niet in verzuim verkeerde. Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2017.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5590092 \ CV EXPL 16-11539
Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna Menzis en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie na antwoord is gelast
  • de akte van Menzis met producties ter voorbereiding van de comparitie
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 februari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij Menzis een zorgverzekering afgesloten onder polisnummer [polisnummer] , een zogeheten basisverzekering. Op deze verzekering zijn de algemene voorwaarden van Menzis van toepassing en er geldt een verplicht eigen risico.
2.2.
[gedaagde] is op 12 januari 2015 voor langere tijd naar Zuid-Afrika vertrokken, wat zij Menzis met e-mailberichten van 10 december 2014 en 6 januari 2015 heeft meegedeeld. In het bericht van 10 december 2014 laat zij weten tijdelijk – tot haar vertrek naar Zuid-Afrika – naar haar ouderlijk adres te zijn verhuisd.
2.3.
Menzis heeft op 6 januari 2015 een antwoord mail naar [gedaagde] gestuurd waarin zij haar vraagt om nadere gegevens.
2.4.
Menzis heeft op 19 april 2015 aan [gedaagde] een nota met incassobericht gezonden voor gedeclareerde, onder eigen risico vallende, zorg voor een bedrag van € 212,07 naar het adres [adres 2] , [woonplaats 2] , Zuid-Afrika.
2.5.
Uit door Menzis overgelegde adresgegevens blijkt dat de inschrijving van [gedaagde] op het adres [adres 2] in [woonplaats 2] op 30-3-2015 is geëindigd (productie 3 bij akte).
2.6.
Op 3 september 2015 heeft LAVG namens Menzis aan [gedaagde] een aanmaning gezonden op het adres [naam hotel] , [woonplaats 2] , Zuid-Afrika en daarbij € 40,00 incasssokosten aangezegd, te verhogen met € 8,40 btw, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van die brief zou betalen. Op 24 september 2015 heeft LAVG een sommatie met ingebrekestelling gezonden voor een bedrag van € 269,32 naar laatstgemeld adres in Kaapstad.
2.7.
Uit door LAVG opgevraagde GBA-informatie blijkt dat [gedaagde] van 2 maart 2016 tot 8 augustus 2016 ingeschreven heeft gestaan op het adres [adres 3] , [woonplaats 3] .
2.8.
Op 21 maart 2016 heeft [gedaagde] aan Menzis een e-mailbericht gestuurd waarin zij meedeelt dat zij onlangs uit Zuid-Afrika is teruggekeerd na daar te hebben gewerkt. Zij meldt dat zij in “mijn Menzis” heeft gezien dat er voor 2015 nog facturen open staan en dat die zelfs zijn doorgestuurd naar de deurwaarder. Zij geeft aan dat ze niet goed begrijpt waarom zij geen berichten van Menzis hierover heeft ontvangen omdat zij steeds netjes haar adres heeft doorgegeven en per e-mail bereikbaar is geweest. Zij klaagt dat ze geen kans heeft gekregen om voor betaling zorg te dragen voordat er ‘escalatie’ plaatsvond. Zij verzoekt om de facturen via e-mail alsnog aan haar toe te sturen zodat zij kan controleren waar het over gaat en de betaling kan regelen, en zij geeft aan bezwaar te hebben tegen afwikkeling via een incassobureau.
2.9.
LAVG heeft op 23 augustus 2016 een sommatie gezonden aan [gedaagde] voor een bedrag van € 273,20 naar het adres [adres 3] , [woonplaats 3] .

3.Het geschil

3.1.
Menzis vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 273,75 (hoofdsom € 212,07, € 48,40 buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en € 13,28 wettelijke rente) vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] erkent de hoofdsom verschuldigd te zijn maar betwist aansprakelijk te zijn voor de vervallen rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Zij stelt dat de factuur en de aanmaningen haar nooit hebben bereikt hoewel zij Menzis op de hoogte heeft gehouden van haar adres, in elk geval van haar e-mailadres. Indien Menzis haar via e-mail op de hoogte had gehouden had zij de declaraties voldaan en waren alle extra kosten niet ontstaan.
4.2.
Menzis stelt dat [gedaagde] op haar antwoord e-mailbericht van 6 januari 2015 niet heeft gereageerd en dat zij daarom [gedaagde] de nota van 19 april 2015 heeft gestuurd naar het in Nederland in de GBA vermelde adres in Zuid-Afrika. Menzis biedt echter uitdrukkelijk geen bewijs aan van de ontvangst door [gedaagde] van haar facturen en aanmaningen. Menzis bevestigt dat het voor haar geen extra kosten had meegebracht als zij deze facturen en aanmaningen ook per e-mail naar [gedaagde] zou hebben gezonden. Menzis weet niet of zij op de e-mail van [gedaagde] van 21 maart 2016 heeft gereageerd.
4.3.
[gedaagde] heeft erkend de vordering met betrekking tot de hoofdsom te moeten betalen, dus deze zal worden toegewezen.
4.4.
De vorderingen met betrekking tot de rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten zullen worden afgewezen nu niet is komen vast te staan dat de verzoeken tot betaling en de aanmaningen [gedaagde] hebben bereikt. In elk geval staat vast dat zij telkens naar een adres zijn gezonden waar [gedaagde] op dat moment volgens de GBA al niet meer stond ingeschreven. Aldus kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] in verzuim verkeerde. Menzis heeft voorts niet gesteld dat zij [gedaagde] ’s verzoek om toezending van de facturen van 2015 adequaat heeft beantwoord. Ook de sommatie van LAVG van 23 augustus 2016 is niet naar het toen in de GBA vermelde adres van [gedaagde] verzonden. Dit leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de kans heeft gekregen de betaling van de openstaande hoofdsom te regelen voordat deze procedure aanhangig werd gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 212,07,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken.
type: WE
coll: