ECLI:NL:RBLIM:2017:3351

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
04 5573786/CV 16-11717
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een ongeoorloofde debetstand en toewijzing van kosten

In deze zaak heeft de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens een ongeoorloofde debetstand op een betaalrekening. De gedaagde partij had een debetstand van € 6.230,41 op 14 juli 2016, en er waren betalingsregelingen getroffen die niet zijn nagekomen. De eisende partij vorderde betaling van in totaal € 7.356,31, inclusief rente en kosten. De gedaagde partij voerde verweer, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij de betalingsregeling niet had nageleefd en dat de vordering van de eisende partij toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de vordering integraal toegewezen, met een correctie voor een kennelijke telfout, en de gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2017 door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5573786 \ CV EXPL 16-11717
Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2017
in de zaak van:
de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft op verzoek van gedaagde partij een betaalrekening onder nummer 1077.85.617 geadministreerd. Op deze rekening heeft gedaagde partij een ongeoorloofde debetstand laten ontstaan. Deze ongeoorloofde debetstand bedroeg op 14 juli 2016 € 6.230,41. Op de rekening is een contractueel rentepercentage van € 12,2% per jaar van toepassing.
2.2.
Er zijn een of meerdere betalingsregelingen getroffen.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 7.356,31, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van de ongeoorloofde debetstand ad € 6.230,31, de buitengerechtelijke kosten ad € 686,52 en de daarover verschuldigde btw ad € 144,17, alsmede € 291,55 aan contractuele rente.
4.2.
Gedaagde partij betwist de gestelde ongeoorloofde debetstand niet. Zij voert aan dat zij met eisende partij een betalingsregeling inhoudende betaling van € 500,00 per maand heeft afgesproken en dat zij zich in mei en juni 2016 ook aan de regeling heeft gehouden. In juni/juli 2016 ontvangt zij echter bericht dat de regeling niet is nagekomen en dat zij het volledige openstaande bedrag ineens moet betalen. Dit is, mede doordat zij een ziektewetuitkering ontvangt, niet mogelijk en zij vraagt om verlaging van het maandelijks af te lossen bedrag.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen vaststaat dat zij een betalingsregeling hebben getroffen inhoudende dat per maand een bedrag van € 500,00 wordt voldaan. Dit blijkt uit de als productie 6 bij dagvaarding overgelegd schrijven d.d. 9 augustus 2016. Van een eerdere betalingsregeling is niet gebleken. Door partijen althans door gedaagde partij zijn geen stukken overgelegd waaruit een dergelijke regeling of instemming van eisende partij met een dergelijke regeling blijkt. Het op dit punt door gedaagde partij gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
4.4.
Blijkens de inhoud van de brief van 9 augustus 2016 dient telkens uiterlijk op de 23e van de maand betaald te worden, bij gebreke waarvan de regeling komt te vervallen. Gedaagde partij is deze regeling niet nagekomen. Als niet weersproken staat immers vast dat gedaagde partij geen betalingen meer heeft verricht. Nu de betalingsregeling is vervallen, is het openstaande bedrag ineens opeisbaar en kan worden toegewezen.
4.5.
Eisende partij vordert verder betaling van rente en incassokosten. Hiertegen voert gedaagde partij niet te kunnen achterhalen waar deze kosten van zijn. Aan rente vordert eisende partij € 291,55. Zoals eisende partij reeds in de dagvaarding stelt is een rentepercentage overeengekomen dat thans 12,2% per jaar bedraagt. Dit is door gedaagde partij niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt de kantonrechter vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Het ter zake gevorderde bedrag is overeenkomstig de ter zake geldende tarieven en kan worden toegewezen.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van eisende partij integraal kan worden toegewezen. In verband met een kennelijke telfout wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van € 7.352,65.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 100,23
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.071,23
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 7.352,65, vermeerderd met 12,2% rente over € 6.230,41 vanaf 1 december 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.071,23,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: