ECLI:NL:RBLIM:2017:3347

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
04 5505603 CV 16-10735
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding voor geothermische boringen afgewezen wegens normale gebruiksslijtage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon SCIENTIFIC DRILLING CONTROLS LIMITED, eisende partij, en de besloten vennootschap CALIFORNIË GEOTHERMIE B.V., gedaagde partij. De eisende partij heeft geothermische boringen verricht in opdracht van de gedaagde partij en vordert schadevergoeding voor schade aan materialen, die volgens hen vergoed dient te worden op basis van de overeenkomst. De gedaagde partij heeft de factuur voor de schade onbetaald gelaten en voert aan dat er geen sprake is van schade, maar van normale gebruiksslijtage.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter oordeelt dat normale gebruiksslijtage niet kan worden aangemerkt als schade en dat de vergoeding voor slijtage verdisconteerd moet zijn in de huurprijs. De vordering van de eisende partij wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 600,00.

De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering wordt afgewezen en dat de eisende partij de kosten van de procedure moet dragen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5505603 \ CV EXPL 16-10735
Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2017
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht SCIENTIFIC DRILLING CONTROLS LIMITED,
gevestigd te Alkmaar,
eisende partij,
gemachtigde S. Baldinger,
tegen:
de besloten vennootschap CALIFORNIË [gedaagde partij] GEOTHERMIE B.V.,
gevestigd te Horst,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen in het kader waarvan eisende partij geothermische boringen heeft verricht in de kolenkalkformatie in Grubbenvorst. Voorafgaand aan de ondertekening van de offerte heeft tussen partijen een aantal gesprekken plaatsgevonden. In die gesprekken is uitvoerig gesproken over de ervaring van eisende partij met vergelijkbare boringen.
2.2.
Op 25 december 2015 is eisende partij begonnen met de werkzaamheden op de boorlocatie. Namens eisende partij waren 24 uur per dag meerdere mensen op de locatie aanwezig. De facturen voor zowel de personeelskosten als ook de gebruikte materialen zijn betaald.
2.3.
Volgens de offerte zijn partijen vergoeding van schade aan materialen overeengekomen. Bij factuur van 26 april 2016 is een bedrag van € 13.944,75 in rekening gebracht ter zake schade aan materialen. Gedaagde partij heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.4.
Partijen hebben gecorrespondeerd en gediscussieerd over de factuur van 26 april 2016 en de vraag of van schade sprake is.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 15.212,65, vermeerderd met rente en kosten.
Aan de vordering legt eisende partij nakoming van de overeenkomst ten grondslag. Partijen zijn vergoeding van schade aan materialen overeengekomen. Bij het boren van een put zijn vele bedrijven betrokken en eisende partij heeft geen invloed op gebruikte smeermiddelen noch op kalibratie van tangen. Ook boorbeitels vallen niet onder de verantwoordelijkheid van eisende partij.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer. In de kern komt dit verweer erop neer dat er geen sprake is van schade maar van normale gebruiksslijtage.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Eisende partij legt bij dagvaarding en bij conclusie van repliek een groot aantal producties over. De kantonrechter kan echter enkel kennisnemen van de inhoud van die stukken voor zover daarnaar specifiek in de dagvaarding en de conclusie van repliek wordt verwezen. Het is uitdrukkelijk niet de taak van de kantonrechter om de specifieke informatie uit die stukken te destilleren die nodig zijn voor de beoordeling van het voorgelegde rechtsgeschil.
4.2.
Kern van het geschil is de vraag of de schade die eisende partij in rekening brengt ook daadwerkelijk schade is. Eisende partij stelt zich op het standpunt dat dit het geval is, terwijl gedaagde partij de mening is toegedaan dat er sprake is van slijtage en niet van schade.
4.3.
De kantonrechter is allereerst van oordeel dat normale gebruiksslijtage niet kan worden betiteld als schade zoals eisende partij bedoelt. De vergoeding van slijtage moet geacht verdisconteerd te zijn in de huurprijs. Voor zover de vordering derhalve ziet op gebruiksslijtage wordt deze afgewezen.
4.4.
Het ligt vervolgens op de weg van eisende partij om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij hierin niet is geslaagd.
In haar conclusie van antwoord geeft gedaagde partij uitvoerig aan waarom zij van mening is dat er geen sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Eisende partij stelt weliswaar dat de toestand van de gereedschappen is gedocumenteerd voor en na gebruik en dat schades gerepareerd dienen te worden, maar zij onderbouwt deze stelling niet althans niet in de conclusie van repliek. Wellicht blijkt de schade uit de bulk aan producties die is overgelegd, maar zoals hiervoor reeds is overwogen is het de taak van eisende partij om concreet aan te geven welke informatie uit welke productie blijkt. De verwijzing naar de e-mail die als appendix 3 is overgelegd, is in elk geval onvoldoende om aan de tonen dat er sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Eisende partij heeft haar stellingen in onvoldoende mate onderbouwd en aangetoond.
4.5.
De vordering van eisende partij strandt derhalve op het niet voldoen aan de stelplicht. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
De vordering wordt afgewezen en eisende partij wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure die aan de kant van gedaagde partij zijn gemaakt.
De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op € 600,00 als salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 600,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: no