ECLI:NL:RBLIM:2017:3344

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
04 5544544 CV 16-11312
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding op basis van garantie in drie partijenovereenkomst

In deze zaak heeft de eiser, [eisende partij], een auto gekocht bij een occasiondealer en heeft hij deze auto ter reparatie aangeboden bij Car City, een AD Autobedrijf, waar hij 24 maanden garantie op de reparaties kreeg. Na een defect aan de turbo van de auto, dat zich voordeed na de garantietermijn, heeft de eiser geprobeerd om Autodistribution Benelux, de gedaagde partij, aansprakelijk te stellen op basis van een drie partijenovereenkomst. De eiser stelde dat Autodistribution Benelux verplicht was om de reparatiekosten te dekken, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen rechtsgrond was voor deze vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenkomst bestond tussen de eiser en Autodistribution Benelux, omdat Car City niet bij Autodistribution Benelux was aangesloten. De eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat er een overeenkomst was die Autodistribution Benelux verplichtte om de garantie na te komen. De vordering van de eiser is afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5544544 \ CV EXPL 16-11312
Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E.H.T. Kleeven,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AUTODISTRIBUTION BENELUX B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.J. Colijn.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Autodistribution Benelux worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft op 12 maart 2010 bij een occasiondealer te Best een auto van het merk Ford, type Focus Wagon, (hierna: de auto) gekocht.
2.2.
Medio maart 2012 heeft de turbo van de auto het begeven. [eisende partij] heeft de auto ter reparatie aangeboden aan Car City Service Center (hierna: Car City) te Venray. De auto is gerepareerd voor een bedrag van € 3.917,61.
2.3.
Car City betrof een zogenoemd AD Autobedrijf. Dit had voor klanten het voordeel dat zij 24 maanden garantie hadden op reparaties die bij een AD Autobedrijf waren uitgevoerd.
2.4.
Op 22 maart 2014 is de turbo van de auto wederom kapot gegaan. Omdat Car City geen AD Autobedrijf meer was, heeft [eisende partij] de auto ter reparatie aangeboden aan AD Autobedrijf [X] (hierna: [X] ) te [vestigingsplaats X] .
2.5.
Op 24 maart 2014 is door [X] contact gezocht met Autodistribution Benelux met de vraag of de uit te voeren reparatie onder de garantieregeling valt. Autodistribution Benelux heeft hierop, in de persoon van [regiomanager] , regiomanager formules bij Autodistribution Benelux, bij e-mailbericht van 25 maart 2014 het volgende bericht:
“(..)Ondanks dat betreffende reparatie wordt uitgevoerd enkele weken buiten de 24 maanden garantieperiode, hebben we besloten om deze uit coulance/goodwill-overwegingen toch voor een vergoeding in aanmerking te laten komen. Reden is dat we deze cliënt van ex-AD Autobedrijf [Y] graag willen behouden voor de AD Autobedrijf organisatie en in het bijzonder voor Autobedrijf [X] . (..)Ik ontvang na de reparatie graag een volledig ingevuld claimformulier, vergezeld van kopie nota’s van de 1e en 2e reparatie. (..)”
2.6.
Bij brief van 28 maart 2014 respectievelijk 1 mei 2014 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisende partij] Autodistribution Benelux gesommeerd de auto kosteloos te (laten) herstellen. Autodistribution Benelux heeft [eisende partij] doorverwezen naar Car City omdat Car City de auto destijds heeft hersteld. Op 14 mei 2014 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisende partij] Car City gesommeerd de auto kosteloos te herstellen. Car City heeft vervolgens te kennen gegeven dat de garantie is verleend door AD Autobedrijf, zodat [eisende partij] zich tot AD Autobedrijf dient te wenden met zijn verzoek tot kosteloos herstel.
2.7.
Op initiatief van [eisende partij] heeft CED Automotive Techniek een expertise verricht. Uit het expertiserapport van 31 juli 2014 volgt dat het defect van de turbo binnen 24 maanden en 33.462 kilometer in de lijn der verwachting lag.
2.8.
Op 27 augustus 2015 heeft [eisende partij] de auto verkocht aan Autoservice St. Hubert voor € 1.250,00.
2.9.
Car City is op 29 december 2015 in staat van faillissement verklaard.
2.10.
Op 15 juli 2016 heeft (de gemachtigde van) [eisende partij] schriftelijk tegenover Autodistribution Benelux verklaard dat [eisende partij] zijn vordering tot nakoming omzet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Autodistribution Benelux is gesommeerd tot betaling van vervangende en aanvullende schadevergoeding. Aan deze sommatie heeft Autodistribution Benelux geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Autodistribution Benelux te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van in totaal € 9.114,82 aan schadevergoeding, expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.126,21 vanaf 8 april 2014 dan wel 9 mei 2014 dan wel vanaf de dag der dagvaarding. Tevens wordt gevorderd Autodistribution Benelux te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Autodistribution Benelux voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat hij in maart 2012 zowel met Car City als met Autodistribution Benelux een overeenkomst heeft gesloten. Autodistribution Benelux is uit hoofde van die overeenkomst verplicht de door haar verleende garantie op alle reparaties bij Car City, als AD Autobedrijf, na te komen. Om die reden rustte op Autodistribution Benelux de verplichting om de turbo kosteloos (te laten) repareren indien [eisende partij] binnen de garantietermijn van 24 maanden een beroep doet op het garantiebeding. Nu [eisende partij] dat heeft gedaan, ligt het op de weg van Autodistribution Benelux om [eisende partij] schadeloos te stellen.
4.2.
Autodistribution Benelux heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd dat Car City niet was aangesloten bij Autodistribution Benelux maar bij Stichting Boac. Ter onderbouwing van die stelling heeft Autodistribution Benelux een samenwerkingsovereenkomst overgelegd van 1 december 2008. Deze samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen de Stichting Boac en AD Grossier Technische Centrale enerzijds en Car City anderzijds. Derhalve was er geen overeenkomst tussen Car City en Autodistribution Benelux.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de juistheid van de namens Autodistribution Benelux overgelegde overeenkomst door [eisende partij] niet is betwist. Door [eisende partij] wordt wel gesteld dat Autodistribution Benelux in het minnelijke traject er nimmer op heeft gewezen dat Car City met haar geen overeenkomst is aangegaan. Hoewel die stelling op zichzelf bezien juist is, kan dit evenwel er niet toe leiden dat Autodistribution Benelux dit verweer in rechte niet meer mag voeren. Er is geen bepaling in het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering op grond waarvan Autodistribution Benelux gehouden was dit (formele) verweer van meet af aan te voeren.
4.3.1.
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat hij uit verklaringen en gedragingen kon en mocht afleiden dat Autodistribution Benelux haar daadwerkelijke contractspartij was. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst [eisende partij] naar een arrest van de Hoge Raad d.d. 11 maart 1977 (ECLI:NL:HR:1977:AC1877) en stelt dat voor het antwoord op de vraag in wiens naam iemand jegens een ander is opgetreden bij het sluiten van een overeenkomst afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
4.3.2.
Uit niets blijkt dat [eisende partij] bij het aangaan van de overeenkomst in maart 2012 uit de verklaringen of gedragingen van Car City heeft afgeleid of de conclusie heeft mogen trekken dat Car City mede namens Autodistribution Benelux een overeenkomst met [eisende partij] is aangegaan. Weliswaar was Car City destijds een zogenoemde AD-autobedrijf, maar niets wees er toen op dat Autodistribution Benelux aan deze formule verplichtingen tegenover en voor derden, zoals [eisende partij] , verbonden zouden (kunnen) zijn. Dat naderhand met een medewerker van Autodistribution Benelux is gecommuniceerd en dat deze uit coulanceoverwegingen een aanbod heeft gedaan tot herstel van de auto om [eisende partij] als klant van een AD Autobedrijf te behouden, maakt niet dat daarmee alsnog vast staat dat tussen [eisende partij] en Autodistribution Benelux (via Car City) een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.4.
Het voorgaande betekent dat [eisende partij] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat er tussen haar en Autodistribution Benelux een overeenkomst bestaat op grond waarvan [eisende partij] jegens Autodistribution Benelux aanspraak kan maken op enige garantiebepaling ten aanzien van de turbomotor. Voor zover de gemachtigde van [eisende partij] heeft gesteld dat er sprake zou zijn van misbruik van identiteitsverschil, omdat de Stichting Boac alsmede Autodistribution Benelux staan ingeschreven op hetzelfde adres en dezelfde gevolmachtigde hebben, faalt dit betoog. De enkele omstandigheid dat twee rechtspersonen op hetzelfde adres staan ingeschreven en dezelfde bestuurder hebben, brengt niet met zich dat er misbruik wordt gemaakt van de identiteit van de rechtspersonen. Zulks zou anders zijn indien [eisende partij] navraag had gedaan wie zij in rechte kon betrekken en daar een aantoonbaar onjuist antwoord op zou hebben gekregen. Zulks is niet gesteld noch gebleken.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eisende partij] worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens nog over en weer hebben gesteld, behoeft dan ook geen bespreking meer.
4.6.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Autodistribution Benelux worden tot op heden begroot op € 500,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.2.
veroordeeld [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Autodistribution Benelux tot op heden begroot op € 500,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: sm
coll: plg