ECLI:NL:RBLIM:2017:3279

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
04 5648626/cv 17-503
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsbeschikkingen door gedaagde partij in het kader van eigen bijdrage zorgkosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon CAK, gevestigd te 's-Gravenhage, als eisende partij en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 274,86, bestaande uit hoofdsom, rente en incassokosten, wegens onbetaald gelaten facturen voor zorgkosten. De gedaagde partij had de facturen betwist, maar de kantonrechter oordeelde dat de facturen als betalingsbeschikkingen in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht formele rechtskracht hadden, omdat de gedaagde partij de wettelijke termijn voor bezwaar en beroep had laten verstrijken. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde partij geen bezwaar had gemaakt tegen de facturen en dat de juistheid en hoogte van de in rekening gebrachte bedragen niet meer getoetst konden worden. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij toe en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5648626 \ CV EXPL 17-503
Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2017
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde Bosveld Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ingevolge artikel 49 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is eisende partij belast met de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage(n), welke is/zijn verschuldigd voor ontvangen zorg, hulpmiddel(en) en/of voorziening(en), verstrekt in het kader van de uitvoering van de ABWZ en/of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
2.2.
Ingevolge artikel 2.1.4. lid 6 Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 is eisende partij belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage(n) welke is/zijn verschuldigd voor het ontvangen van een maatwerkvoorziening(en) en/of een persoonsgebonden budget welke is/zijn verstrekt in het kader van de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (hierna te noemen WMO 2015).
2.3.
Eisende partij heeft, aan de hand van de door de zorgverlener en/of gemeente verstrekte gegevens en aan de hand van de inkomensgegevens van gedaagde partij, de eigen bijdrage vastgesteld en gedaagde partij gefactureerd voor de ontvangen zorg, hulpmiddel(en) en of voorziening(en).
2.4.
De vaststelling(en) is/zijn (een) beschikking(en) in de zin van artikel 1.3 tweede lid Algemene Wet Bestuursrecht waartegen binnen 6 weken na dagtekening bezwaar kan worden gemaakt.
2.5.
Gedaagde partij is het volgende in rekening gebracht:
Factuurnummer Datum Bedrag
120024851500009 11-01-2016 € 27,60
120024851500010 11-02-2016 € 27,60
120024851600001 16-03-2016 € 42,22
120024851500002/ophoging d.d. 24-02-2016 16-03-2016 € 42,22
120024851500003/ophoging d.d. 16-09-2016 11-04-2016 € 42,22
120024851500004/ophoging d.d. 25-10-2016 02-06-2016 € 42,22
2.6.
Gedaagde partij heeft de facturen onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 274,86 (bestaande uit € 224,08 hoofdsom, € 2,38 aan rente tot 23 november 2016, € 40,00 incassokosten en de daarover verschuldigde btw ad € 8,40), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. De facturen zijn betalingsbeschikkingen in de zin van artikel 1.3 lid 2 jo artikel 4:86 Awb en hebben formele rechtskracht aangezien gedaagde partij de in de wet vastgelegde termijn van bezwaar en beroep heeft laten verstrijken. Op de achterzijde van iedere factuur is uitleg gegeven over de mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen en de termijn waarbinnen dit bezwaarschrift aan het CAK dient te worden opgestuurd. Bij de oudere facturen is de rechtsmiddelenclausule opgenomen in de ‘toelichting op de factuur’ welke bij het versturen van iedere factuur is meegezonden.
De gemeente Peel en Maal heeft in artikel 14 van Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas opgenomen dat voor aanpassingen voor een woonvoorziening (maatwerk) een eigen bijdrage verschuldigd is.
De echtgenote van gedaagde partij heeft zorg ontvangen. Eisende partij verwijst naar de bij repliek overgelegde facturen waaruit blijkt dat een eigen bijdrage in rekening is gebracht voor de geleverde WMO zorg van de gemeente Peel en Maas. Bij het vaststellen van de bijdrage is uitgegaan van het (verzamel)inkomen van gedaagde partij en het (verzamel)inkomen van de partner van gedaagde partij. Voor de verschuldigdheid van de eigen bijdrage maakt het niet uit aan wie de zorg of hulp is toegekend. Ook al zijn de facturen niet gericht aan de echtgenote van gedaagde partij moet gedaagde partij op de hoogte zijn van het feit dat de eigen bijdrage is bedoeld voor de WMO zorg die werd ontvangen.
Eisende partij geeft verder uitleg over de totstandkoming van de hoogte van de eigen bijdrage en de gegevens die zij daarbij van de Belastingdienst ontvangen.
4.2.
Gedaagde partij heeft verweer gevoerd en zich daarbij op het standpunt gesteld geen eigen bijdrage verschuldigd te zijn voor de aanpassing aan de woning. Verder betwist gedaagde partij de hoogte van de vastgestelde eigen bijdrage. Gedaagde partij heeft om opheldering bij eisende partij gevraagd, maar heeft geen reactie gekregen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de over en weer tussen partijen gewisselde stukken en de daarbij overgelegde producties blijkt dat gedaagde partij geen beroep en bezwaar heeft ingesteld als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Gedaagde partij voert weliswaar aan dat hij om opheldering heeft gevraagd, maar dit kan niet als een bezwaar of beroep worden aangemerkt. Gedaagde partij legt weliswaar brieven gedateerd 17 september 2015, 5 januari 2016 en 11 april 2016 maar deze kunnen geen betrekking hebben de facturen die aan deze vordering ten grondslag liggen. Deze facturen dateren immers vanaf januari 2016, terwijl de brieven van 5 januari 2016 en 11 april 2016 verwijzen naar een eerdere brief van 17 december 2015 en deze datum is gelegen voor de facturen. Bovendien zijn de brieven onvoldoende concreet en blijkt niet op welk van de facturen deze betrekking hebben.
4.4.
Nu niet gebleken is van bezwaar tegen de facturen hebben deze inmiddels formele rechtskracht en moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid van de in de facturen vermelde bedragen. Immers, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet de burgerlijke rechter, wanneer tegen een beschikking van een bestuursorgaan zoals het CAK, een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan (hier: bezwaar en beroep volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht ter beoordeling van de bestuursrechter) en deze rechtsgang niet is gebruikt, in het geval de geldigheid van de beschikking voor hem wordt betwist, ervan uitgaat dat die beschikking zowel wat haar wijze en totstandkoming als wat haar inhoud betreft, in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen tot stand is gekomen (zie bij voorbeeld Hoge Raad 16 oktober 1992, NJ 193,638). Kortweg gezegd, de kantonrechter moet van de formele rechtskracht van de facturen/beslissing uitgaan. Dit brengt met zich dat de juistheid en de hoogte van de in rekening gebrachte bedragen in deze procedure niet meer getoetst kan worden. Dit is thans een gepasseerd station.
4.5.
Het door gedaagde partij gevoerde verweer wordt op basis van voorgaande overwegingen verworpen. Dit brengt vervolgens met zich dat de gevorderde hoofdsom kan worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente.
4.6.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat eisende partij heeft voldaan aan de voorwaarden van het rapport voorwerk II zodat de werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komen. Het ter zake gevorderde bedrag is overeenkomstig het daarvoor geldende tarief en kan worden toegewezen.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 100,23
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 337,23
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 274,86, vermeerderd met de wettelijke rente over € 224,08 vanaf 23 november 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 337,23,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: