Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de drie door [gedaagde] ingediende producties
- de mondelinge behandeling waarbij van de zijde van [gedaagde] een pleitnota is overgelegd.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 april 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder en de verhuurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagde partij, [gedaagde], op basis van vermeende overlast en vernielingen die door [gedaagde] zouden zijn veroorzaakt. De procedure volgde op klachten van omwonenden over geluidsoverlast en vernielingen in de woning, die voornamelijk dateren uit 2013 en 2014. De kantonrechter oordeelde dat de klachten over de overlast onvoldoende recent waren om een spoedeisend belang bij de ontruiming te rechtvaardigen. Bovendien ontbrak het aan bewijs dat de overlast na 2014 was voortgezet. De kantonrechter merkte op dat de verhuurder in het verleden niet had ingegrepen uit medelijden met [gedaagde] en dat er geen schriftelijke verklaringen van omwonenden waren over de recente overlast. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 600,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.