ECLI:NL:RBLIM:2017:3140

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
03/704547-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en verkrachting van minderjarige dochters door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht en verkrachting van zijn minderjarige dochters. De verdachte werd ervan beschuldigd over een lange periode ontuchtige handelingen te hebben verricht bij zijn dochter (X) en haar regelmatig te hebben verkracht. Daarnaast werd hij verdacht van ontucht met een andere minderjarige (Y). De verdediging stelde dat de aangifte van X vals was en dat de seksuele handelingen met haar pas plaatsvonden toen zij meerderjarig was en met haar instemming. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de aangifte van X betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was voor de ontucht en verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van X niet vals was en dat er voldoende bewijs was voor de ontucht en verkrachting. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het misbruik van het overwicht door de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van €220,75 voor materiële schade en €15.000 voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/704547-15
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in de PI Huis van Bewaring te Grave.
Verdachte wordt bijgestaan door zijn raadslieden, mr. W.C. Alberts en mr. J.A.W. Knoester, kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2017. De verdachte en zijn raadslieden zijn verschenen.
De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ook is de vordering van de benadeelde partij toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1:
meerdere malen ontuchtige handelingen heeft verricht bij zijn dochter, die op dat moment tussen de 12 en de 16 jaren oud was;
2:
meerdere malen ontuchtige handelingen heeft verricht bij zijn dochter;
3:
zijn dochter meerdere malen heeft verkracht;
4:
meerdere malen bij een minderjarig kind waar hij voor zorgde, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door het slachtoffer, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), ingediende aangifte vals is. Verdachte ontkent niet dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 1] , maar wijst erop dat de feiten en omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden anders zijn dan [slachtoffer 1] doet voorkomen. In de periode dat verdachte en [slachtoffer 1] seks hebben gehad, was geen sprake van dwang.
De verdediging wijst erop dat de kans op een valse aangifte blijkens de literatuur groter is wanneer deze niet direct na de verweten gedraging wordt gedaan. [slachtoffer 1] is door haar toenmalige vriend [naam toenmalige vriend slachtoffer 1] aangezet tot het doen van aangifte tegen verdachte. De raadsvrouw wijst erop dat [slachtoffer 1] door meerdere personen is betiteld als ‘vaderskindje’. Verdachte deed alles om [slachtoffer 1] gelukkig te maken. Dat [slachtoffer 1] haar relatie met de 24 jaar oudere [naam toenmalige vriend slachtoffer 1] , die haar niet goed behandelde, voort wilde zetten en met hem in Eindhoven wilde wonen, was voor verdachte dan ook moeilijk te accepteren. Verdachte had het gevoel dat [naam toenmalige vriend slachtoffer 1] zijn dochter van hem afnam. De verdediging wijst erop dat het opmerkelijk is dat [slachtoffer 1] wel [naam toenmalige vriend slachtoffer 1] in vertrouwen zou hebben genomen, terwijl zij tegenover eerdere vriendjes geen openheid van zaken zou hebben gegeven over wat er thuis zoal gebeurde. Dit wijst er volgens de verdediging op dat in de gestelde periode geen seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] .
Voorts wijst de verdediging erop dat er diverse malen is gesproken over mishandeling van [slachtoffer 1] door verdachte, maar dat seksueel misbruik eerst veel later ter sprake is gekomen en dat nóg later voor het eerst ter sprake is gekomen dat ze ook seksueel zou zijn misbruikt toen ze nog minderjarig was. Daarna worden de door [slachtoffer 1] gegeven beschrijvingen van het seksueel misbruik steeds ernstiger en bizarder. Volgens de verdediging past dit escalerende karakter bij een valse aangifte. [slachtoffer 1] past haar verklaringen steeds aan, waarbij de gestelde gebeurtenissen steeds erger van aard worden. Zo wijkt haar verklaring tijdens het informatieve gesprek op 13 februari 2014 over de eerste keer dat ze seks had met haar vader inhoudelijk op diverse punten af van haar verklaring die ze hierover aflegt tijdens de aangifte van 12 maart 2014.
Verder wijst de verdediging op de verklaring van [slachtoffer 1] bij haar aangifte, waaruit volgt dat zij [naam lerares] (lerares bij de [naam school] , de toenmalige school van [slachtoffer 1] ) op de hoogte heeft gesteld van het seksueel misbruik, en op de verklaring van [naam lerares] zelf, die aangeeft dat [slachtoffer 1] haar destijds verteld heeft dat ze werd mishandeld door haar vader maar dat haar niets bekend was over seksueel misbruik.
De verdediging wijst voorts op de verklaringen van [getuige 1] , [slachtoffer 2] , [getuige 2] , [getuige 3] en de moeder van verdachte, [getuige 4] , waaruit telkens volgt dat verdachte een goede vader en man is die voor iedereen klaarstaat. Enkel de moeder van [slachtoffer 1] , [moeder slachtoffer 1] , en [slachtoffer 1] zelf hebben geopperd dat verdachte gewelddadig zou zijn en dat sprake zou zijn geweest van seksueel misbruik, terwijl zij beiden in het verleden, tijdens een ander strafrechtelijk onderzoek naar verdachte in 2005-2006, het tegenovergestelde hebben verklaard omtrent verdachte. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de verklaringen die de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] zelf in het verleden hebben afgelegd, juist zijn. Dat de moeder van [slachtoffer 1] thans anders verklaart, verklaart de verdediging met de stelling dat zij haar dochter steun zal willen bieden in de aantijgingen tegen verdachte, nu duidelijk is geworden dat [X] de dochter van verdachte en [slachtoffer 1] is.
Verdachte heeft aanvankelijk niet toegegeven dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 1] , omdat hij zich hiervoor schaamde en omdat dit heeft plaatsgevonden in de periode dat hij nog gehuwd was met [slachtoffer 2] . Over de wijze waarop het seksuele contact destijds tot stand kwam, verklaart verdachte ter terechtzitting dat [slachtoffer 1] zichzelf als zijn vrouw zag en dat zij de relatie die verdachte met [slachtoffer 2] had niet wilde accepteren. Verdachte geeft aan dat [slachtoffer 1] zich destijds ‘niet langer vrouw voelde’. Hij vermoedt dat [slachtoffer 1] het gevoel heeft gehad dat haar plaats door [slachtoffer 2] was ingenomen. [slachtoffer 1] heeft op enig moment, na haar 21e verjaardag, aan verdachte verteld dat ze van hem hield. Hoewel verdachte [slachtoffer 1] aanvankelijk afwees, heeft hij op een gegeven moment de liefde die hij voelde voor haar verward met seksuele gevoelens en is hij ingegaan op het initiatief van zijn dochter om seks met elkaar te hebben. Dit is naar zeggen van verdachte ongeveer 4 keer gebeurd met de conceptie van [X] als gevolg.
Specifiek ten aanzien van feit 1 benadrukt de verdediging dat geen sprake is geweest van seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] in de periode dat zij 12 tot 16 jaar oud was.
Ten aanzien van feit 3 benadrukt de verdediging dat geenszins sprake is geweest van enige dwang aangaande de seksuele handelingen die verdachte en [slachtoffer 1] tezamen hebben verricht. De afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] mag daarbij niet worden gebruikt om de vereiste dwang te construeren.
De verdediging bepleit dan ook vrijspraak ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3.
Ten aanzien van feit 4 wijst de verdediging erop dat bij ontucht sprake moet zijn van gedragingen in strijd met de sociaal ethische norm. Daarvan is, ondanks het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer 2] en verdachte, geen sprake geweest. Het feit dat zij in het huwelijk zijn getreden toen [slachtoffer 2] 18 jaar oud was, geeft aan dat sprake was van liefde en van vrijwillige seks. De moeder van [slachtoffer 2] stemde in met de relatie: verdachte en [slachtoffer 2] hebben zelfs een tijdje bij haar ingewoond. Bovendien hebben ze daarna samen twee kinderen gekregen. Er is jarenlang sprake geweest van een bestendige liefdesrelatie.Dat thans de scheiding is aangevraagd doet hier niet aan af. Volgens de verdediging is hiermee genoegzaam aangetoond dat, ondanks dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer 2] toen zij nog minderjarig was, geen sprake is geweest van ontuchtige handelingen dan wel dat een situatie heeft bestaan waarbij sprake was van een aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte toevertrouwde minderjarige, zodat verdachte ook ten aanzien van feit 4 moet worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verklaring van aangeefster, [slachtoffer 1] , authentiek en betrouwbaar is. Daarnaast bevindt zich in het strafdossier volgens de officier van justitie voldoende bijkomend bewijsmateriaal om tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 3 te komen. De officier van justitie wijst op het rapport van het NFI van 20 maart 2015, waaruit volgt dat er een vele malen grotere kans is dat verdachte de vader is van [X] dan dat een willekeurige derde dat zou zijn. Verder wordt gewezen op de adresssen waar verdachte heeft gewoond en het feit dat deze adressen overeenkomen met de door [slachtoffer 1] genoemde adressen waar het misbruik heeft plaatsgevonden. Ook wijst de officier van justitie op de tatoeage die zich naar zeggen van [slachtoffer 2] op een plek bevindt die slechts zichbaar is bij seksueel contact met verdachte en het feit dat [slachtoffer 1] deze tatoeage weet te beschrijven. Voorts wijst de officier van justitie op de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] , die heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar heeft verteld dat ze vanaf haar twaalfde is misbruikt door verdachte. Daarnaast wordt gewezen op de getuigenverklaring van [naam lerares] , die stelt op de hoogte te zijn geweest van de mishandelingen door verdachte jegens [slachtoffer 1] . Verder heeft de officier van justitie gewezen op de medische stukken, waaruit volgt dat [slachtoffer 1] drie maal een abortuskliniek heeft bezocht waarbij twee maal over is gegaan tot het plegen van abortus en waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] op 29 januari 2014 bij de huisarts heeft verteld dat er naast lichamelijke en psychische mishandeling ook sprake is geweest van seksueel misbruik door verdachte. Voorts wordt gewezen op de rapportage van De Zorggroep, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] in een gesprek dat op 23 januari 2014 heeft plaatsgevonden aan thuisbegeleider [naam thuisbegeleider] heeft verteld dat ze meerdere malen door haar vader is geslagen en waarbij de begeleider ook een blauwe plek op de bovenarm van [slachtoffer 1] heeft waargenomen. Tijdens dit gesprek is bovendien ter sprake gekomen dat [slachtoffer 1] bang is voor de reactie van verdachte als ze zou vluchten en dat ze bang is dat Bureau Jeugdzorg haar dochter van haar zou afnemen. Tot slot wijst de officier van justitie op de verklaringen van buurtbewoners en de wijkagent, waaruit ook volgt dat verdachte intimiderend en terroriserend gedrag vertoont.
Waar verdachte steeds is blijven ontkennen dat sprake is geweest van seksueel contact met [slachtoffer 1] , blijkt uit het DNA onderzoek dat verdachte de vader is van [X] . En dan, ter terechtzitting, wijzigt verdachte zijn verklaring: er is wél sprake geweest van seksueel contact, maar pas toen [slachtoffer 1] 21 jaar oud was. De officier van justitie acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en kennelijk leugenachtig.
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zodat bewezen kan worden geacht dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn dochter vanaf haar 14e tot haar 18e levensjaar, waarbij (mede) sprake was van seksueel binnendringen.
Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat van dwang kan worden gesproken, waardoor ook dit feit wettig en overtuigend bewezen is. [slachtoffer 1] was bang voor verdachte en is meerdere malen door hem mishandeld, ze noemt hem een ‘controlfreak’ en geeft aan dat hij ‘losse handen’ had. Niets uit de verklaring van [slachtoffer 1] wijst erop dat zij vrijwillig seksueel contact met haar vader heeft gehad. Ondersteuning voor die dwang wordt volgens de officier van justitie gevonden in de verklaring van [moeder slachtoffer 1] , de ex van verdachte, waaruit volgt dat ze angst had voor verdachte, dat ze meerdere malen ‘klappen heeft gehad’ van verdachte en dat hij ook haar gedwongen heeft een abortus te ondergaan. Ook wordt ondersteuning gevonden in de verklaring van de vader van verdachte die aangeeft dat hij siddert van angst voor verdachte en niets met zijn zoon te maken wil hebben. Op de vraag wie de vader van [X] is, heeft de vader van verdachte geantwoord: “ik vermoed [verdachte] ”. Verder wijst de officier van justitie op de verklaring van de zus van verdachte, die aangeeft dat verdachte machtsspelletjes speelt. En daarnaast geeft ook [naam lerares] , oud leerkracht van [slachtoffer 1] , aan dat verdachte sterk intimiderend en behoorlijk grensoverschrijdend was en dat zij letsel bij [slachtoffer 1] heeft gezien. Ook [slachtoffer 2] heeft op 21 maart 2017 nog verklaard dat ze bang was voor de dreigementen van verdachte en dat ze de situatie zoals die was zat was: “ik ben niet zijn bezit”. Voorts wijst de officier van justitie ook in dit kader op het verslag van De Zorggroep, waarin wordt gerapporteerd dat verbale mishandeling geruime tijd bekend was bij hen en met grote regelmaat gebeurde, ook tegen hulpverlening. In de rapportage is bovendien opgenomen dat [slachtoffer 1] anders reageert in aanwezigheid van verdachte, dat ze met hem meepraat en dat ze verdachte dreigementen hebben horen uiten.
De officier van justitie concludeert dat uit al deze verklaringen naar voren komt dat verdachte zich op een dwingende, controlerende en autoritaire manier heeft opgesteld en dat hier tegenover een kwetsbare, jonge vrouw met een verstandelijke beperking en een IQ van 74 stond, die jarenlang is blootgesteld aan deze agressieve man. Volgens de officier van justitie heeft verdachte [slachtoffer 1] gedwongen door haar te vernederen en heeft hij opzettelijk gebruik gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht, waarbij het laatste mede voortkwam uit de afhankelijkheidsrelatie tussen een vader en zijn kind. Verdacht heeft er op deze manier jarenlang voor gezorgd dat [slachtoffer 1] zich niet tegen hem durfde te verzetten en geen weerstand durfde te bieden aan de seksuele handelingen.
Ten aanzien van feit 4 merkt de officier van justitie op de verklaring van verdachte dat hij wèl seks heeft gehad met [slachtoffer 2] toen zij 16 jaar oud was, geloofwaardiger acht dan de verklaring die [slachtoffer 2] zelf heeft afgelegd over het sperma dat bij haar zou zijn ingespoten met een spuit door [getuige 3] en [slachtoffer 1] . Dat dan sprake is van seksuele handelingen die in strijd zijn met de sociaal ethische norm, behoeft volgens de officier van justitie weinig betoog, gelet op de gezinssituatie waarin verdachte en [slachtoffer 2] zich bevonden. Seksuele handelingen zoals hier hebben plaatsgevonden, passen op geen enkele wijze in maatschappelijke normen: het betreft de relatie tussen een kind en de persoon aan wie de zorg en/of waakzaamheid over dat kind is toevertrouwd. [slachtoffer 2] woonde immers vanaf haar 11e bij verdachte en haar moeder, die destijds een relatie met verdachte had. De officier van justitie concludeert dan ook dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in ieder geval éénmaal ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] .
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 1 tot en met 3
Uit het proces-verbaal van aangifte [2] van 29 januari 2014, door [slachtoffer 1] , blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Ik word sinds mijn 13e of 14e levensjaar meerdere malen per week mishandeld en bedreigd met de dood door mijn vader. De mishandelingen bestonden uit het slaan, schoppen en bijten door mijn vader. Deze mishandelingen en bedreigingen zijn hoofdzakelijk gebeurd in Swalmen. De mishandelingen vonden ook plaats in Herkenbosch in mijn eigen woning aan de [adres 1] en in de woning gelegen aan de [adres 2] te Vlodrop.
Uit het proces-verbaal van aangifte [3] van 12 maart 2014, door [slachtoffer 1] , blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Ik was 14 jaar oud toen de eerste keer iets gebeurd is. Mijn vader heeft toen zijn penis in mijn vagina geduwd. Na die eerste keer is het een maand of zo gestopt en daarna begon het weer. Dan gebeurde het vaginaal, dat hij zijn penis daarin duwde, ook befte hij mij en voelde aan mijn tieten. Ook moest ik hem aftrekken. In het begin gebeurde het wel 4 keer in de week, daarna zakte het af naar 2 keer in de week. Het seksueel misbruik heeft tot en met mijn 27e geduurd. Er zijn zoveel erge keren geweest. Het feit dat ik daarna nog een pak slaag kreeg maakte het ‘erge keren’.
Uit het proces-verbaal verhoor aangeefster [4] [slachtoffer 1] , van 9 juli 2014, blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Ik heb mijn vader moeten pijpen. De eerste keer dat ik anale seks had, deed mijn vader het bij mij.
Uit het verslag van De Zorggroep [5] , waarin met name door [naam thuisbegeleider] als GTB (gespecialiseerde thuisbegeleiding) een tijdlijn is weergegeven, blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
21-1-2014: GTB-er is aanwezig geweest bij confrontatie tussen cliënte ( [slachtoffer 1] ) en vader (verdachte). Vader was zeer agressief naar cliënte, veel schelden en schreeuwen.
23-1-2014: Cliënte vertelt aan GTB meerdere malen door haar vader geslagen te zijn, gedurende een periode van meerdere maanden. GTB-er heeft deze dag een blauwe plek op linkerbovenarm van cliënte gezien. Cliënte geeft in gesprek met GTB’er aan bang te zijn voor vader en dat hij haar over geruime tijd meerdere malen fysiek heeft mishandeld.
GTB: Verbale mishandeling is al getuime tijd bekend en gebeurt met regelmaat, zowel tegen cliënte als tegen hulpverlening.
Signalen:
Cliënte reageert anders in aanwezigheid van haar vader.
Dochter (3) plast in broek bij aanwezigheid van haar opa (vooral bij agressieve reacties).
Vader reageert regelmatig verbaal agressief naar dochter in aanwezigheid van GTB.
Vader uit dreigementen gericht op repressailles (richting dochter en andere betrokken organisaties/hulpverleners).
29-1-2014: Er blijkt naast lichamelijke en psychische mishandeling ook sprake te zijn van seksueel misbruik.
25-2-2014: Cliënte vertelt tegen [naam thuisbegeleider] dat haar dochter [X] ook de dochter van vader is. Cliënte is zichtbaar geëmotioneerd en angstig. Ze heeft dit nooit eerder durven te vertellen uit schaamte en angst voor haar vader.
Uit het proces-verbaal van bevindingen [6] , opgemaakt door de wijkagent van de gemeente Roerdalen, [naam wijkagent] , blijkt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Een medewerker van de woningcorporatie is verbaal behoorlijk agressief aangevallen door [verdachte] (verdachte).
De oudere mensen uit de buurt verklaren als de dood te zijn voor de familie [familienaam verdachte] / [familienaam getuige 2] en willen hun gegevens niet verstrekken uit angst voor repressailles.
Op 22 augustus 2014 komt een bewoner uit het seniorencomplex naar het PolitieServicePunt om te melden dat zowel [getuige 2] als [verdachte] structureel hun woonomgeving terroriseren en intimideren. De slachtoffers betreffen de senioren van de bejaardenwoningen.
Op 4 september 2014 een brief ontvangen van ‘de bewoners van het seniorengebouw’, waarin wordt aangegeven dat het een onhoudbare situatie is geworden bij het wooncomplex en dat de bewoners van huisnummer [--] (familie [familienaam verdachte] [familienaam getuige 2] ) hier de oorzaak van is.
Op 10 oktober 2014 volgt een melding van geluidsoverlast, afkomstig van een bewoonster van het complex en betreffende de familie [familienaam verdachte] [familienaam getuige 2] .
De wijkagent omschrijft de familie [familienaam verdachte] [familienaam getuige 2] als lastige en agressieve bewoners.
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige [naam lerares] [7] , blijkt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Ik ben als leerkracht werkzaam bij ‘De [naam school] ’ in [plaats] , een school voor zeer moeilijk lerende kinderen, kinderen met gedragsproblemen, kinderen met een achterstand en kinderen met specifieke beelden zoals autisme. Ik heb met [slachtoffer 1] te maken gekregen vooral tijdens mijn vervangingslessen, de lessen met betrekking tot seksualiteit en weerbaarheid en ook de creatieve lessen en vooral de muzieklessen. [slachtoffer 1] komt uit een specifiek milieu, zwak sociaal, weinig positiviteit en een totaal ander plaatje van normen en waarden. Ik heb de vader wel eens meegemaakt, op school, vader was sterk intimiderend met name verbaal en non-verbaal. Behoorlijk grensoverschrijdend. Enkele collega’s werden agressief benaderd. [slachtoffer 1] was weinig ziek en ik denk dat school een veilige haven voor haar was. [slachtoffer 1] heeft me deelgenoot gemaakt van haar lichamelijke mishandelingen door haar vader. [slachtoffer 1] zei ook bang te zijn voor haar vader. Ik heb blauwe plekken op haar armen en benen gezien.
Uit de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, van 10 juni 2016 blijkt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Het valt op dat betrokkene (verdachte) ook in het PBC veel de strijd aangaat, meerdere mensen dreigt aan te klagen, idealiseert en devalueert, verhalen objectiveerbaar verdraait, splitst en manipuleert, klikt en onwaarschijnlijke verhalen vertelt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat voor het standpunt van de verdediging dat sprake zou zijn van een valse aangifte door [slachtoffer 1] . Anders dan de verdediging stelt, constateert de rechtbank geen wezenlijke verschillen tussen de verklaring die [slachtoffer 1] tijdens het informatieve gesprek heeft afgelegd en de verklaringen van [slachtoffer 1] tijdens haar aangifte. In het informatieve gesprek verklaart [slachtoffer 1] immers over hoe het seksuele misbruik zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld, terwijl ze tijdens de aangifte concreet verklaart over de eerste keer dat ze daadwerkelijk geslachtsgemeenschap heeft gehad met verdachte. Het enkele feit dat in de loop der tijd verdere en bizarre vormen van seksueel misbruik door aangeefster zijn benoemd en beschreven, betekent niet automatisch dat haar gehele verklaring als vals is aan te merken. Dat het uitbreiden van een verklaring in geval van gesteld seksueel misbruik in de literatuur is genoemd als een mogelijk kenmerk van een valse verklaring, doet hier niet aan af, nu hier geenszins uit valt af te leiden dat dit ook voor deze specifieke verklaring zou gelden. De door [slachtoffer 1] tijdens de aangifte ten overstaan van de politie afgelegde verklaring, wordt door haar bevestigd tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 20 augustus 2015 waarbij zij desgevraagd heeft verklaard dat zij zo bang was voor haar vader dat zij in een eerder strafrechtelijk onderzoek louter positief over hem heeft verklaard. De agressiviteit van verdachte blijkt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] .
Daarbij stelt de rechtbank vast dat verdachte tot aan de terechtzitting van 24 maart 2017 heeft verklaard dat hij geen geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 1] zou hebben gehad. Deze verklaring is leugenachtig gebleken, nu uit het DNA verwantschapsonderzoek naar voren is gekomen dat er een vele malen grotere kans is dat verdachte de vader is van [X] , dan dat een willekeurige derde dat zou zijn en verdachte bovendien uiteindelijk ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij wel degelijk geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 1] heeft gehad. De verklaring van verdachte dat deze geslachtsgemeenschap vrijwillig heeft plaatsgevonden en dat geen sprake is geweest van enige dwang, is naar het oordeel van de rechtbank een kennelijk leugenachtige verklaring. Hierbij wijst de rechtbank allereerst op de verklaringen van [slachtoffer 1] , maar ook ook op de genoemde verklaringen van de wijkagent [naam wijkagent] , de voormalige lerares van [slachtoffer 1] , [naam lerares] , de rapportage van De Zorggroep met [naam thuisbegeleider] als GTB, de bevindingen zoals neergelegd in het rapport van het NIFP, die deze verklaring van [slachtoffer 1] ondersteunen, nu uit deze verklaringen eenduidig blijkt dat verdachte jegens [slachtoffer 1] , maar ook jegens hulpverleningsinstanties en buurtbewoners agressief, dwingend gedrag uitoefent. De rechtbank bestempelt de door verdachte afgelegde verklaring omtrent de vrijwilligheid van het seksueel contact tussen hem en [slachtoffer 1] als kennelijk leugenachtig, waarbij geen ander doel kan worden vastgesteld dan het bemantelen van de waarheid.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat sprake zou zijn van een valse aangifte door [slachtoffer 1] en zij komt tot het oordeel dat verdachtes verklaring dat seksueel contact met zijn dochter op vrijwillige basis zou hebben plaatsgehad kennelijk leugenachtig is.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] , de bijkomende bewijsmiddelen zoals hierboven genoemd, de verwerping van het verweer van de verdediging dat sprake zou zijn van een valse aangifte en de vaststelling dat verdachte’s verklaring kennelijk leugenachtig is, oordeelt de rechtbank dat de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
Feit 4
Ter terechtzitting heeft verdachte toegegeven ongeveer viermaal geslachtsgemeenschap te hebben gehad met [slachtoffer 2] terwijl zij 16 jaar oud was. Uit het door het NFI verrichte DNA verwantschapsonderzoek blijkt dat verdachte zeer waarschijnlijk de vader is van [Z] (geboren op [geboortedatum Z] ), de dochter van [slachtoffer 2] . Op grond van deze door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring in combinatie met de bevindingen zoals weergegeven in het rapport DNA verwantschapsonderzoek acht de rechtbank bewezen dat verdachte meermalen zijn penis in de vagina van [slachtoffer 2] heeft gebracht, terwijl zij de leeftijd van 16 jaar, maar nog niet van 18 jaar had bereikt.
Wil deze handeling kunnen worden aangemerkt als een strafbaar feit, moet die handeling “ontuchtig” zijn verricht. Dit betekent dat de verrichte handelingen “sociaal-ethisch onaanvaardbaar” moeten zijn. Dit vereiste voorkomt dat dergelijke handelingen voortkomend uit een gelijkwaardige liefdesrelatie tot strafbaar feit verworden. In beginsel is geen sprake van een ethische aanvaardbaarheid, wanneer er sprake is van een groot leeftijdsverschil tussen beide betrokkenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer 2] 23 jaar bedraagt en merkt dit aan als een groot leeftijdsverschil.
De verdediging heeft aangevoerd dat er in het onderhavige geval reden is om aan te nemen dat de geslachtsgemeenschap tussen verdachte en [slachtoffer 2] , ondanks het grote leeftijdsverschil, wel degelijk sociaal-ethisch aanvaardbaar is. Immers, zo stelt de verdediging, tussen verdachte en [slachtoffer 2] bloeide destijds, met instemming van de moeder van [slachtoffer 2] , een liefdesrelatie op die haar bestendiging heeft gevonden in het huwelijk tussen verdachte en [slachtoffer 2] op het moment dat zij de 18 jarige leeftijd bereikte. Nadien zijn uit dit huwelijk nog meerdere kinderen geboren.
Op zichzelf beschouwd zou deze lezing tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken bij gebreke van ontuchtigheid. De rechtbank beziet dit standpunt evenwel in het kader van het verloop van de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft in eerste instantie niets willen verklaren. Nadat uit NFI-onderzoek bleek dat verdachte zeer waarschijnlijk de vader van [Z] is, kwam [slachtoffer 2] met het, in de ogen van de rechtbank, bizarre en niet te verifiëren verhaal, dat bij haar tweemaal met behulp van een injectiespuit door [getuige 3] en [slachtoffer 1] sperma van verdachte in haar vagina was gespoten. Dit sperma zou afkomstig zijn uit een door verdachte gebruikte condoom die in huis was gevonden. Hoewel dit relaas geruime tijd is onderzocht in het kader van de onderhavige strafzaak, heeft verdachte nagelaten hierop ook maar enige correctie te geven, terwijl hij er, blijkens zijn verklaring ter zitting, van op de hoogte was dat dit verhaal niet waar was. Dit terwijl verdachte, volgens het ter terechtzitting ingenomen standpunt, niets verkeerds zou hebben gedaan: van ontucht zou immers geen sprake zijn geweest omdat met de geslachtsgemeenschap geen sociaal-ethische norm is geschonden, hetgeen volgens de verdediging door de de bestendig gebleken liefdesrelatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] is bevestigd.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank de uitleg van verdachte, dat het ging om een opbloeiende ethisch aanvaardbare liefdesrelatie ongeloofwaardig acht. Indien dit zo was geweest, heeft verdachte geruime tijd bij diverse gelegenheden de mogelijkheid gehad dit gefundeerd naar voren te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de pas ter terechtzitting naar voren gebrachte uitleg geen ander doel dan te pogen op juridische gronden een straffeloosheid te creëren. De rechtbank passeert deze uitleg daarom als ongeloofwaardig.
Ten overvloede zij nog opgemerkt dat vraagtekens gesteld kunnen worden bij de vrijheid die [slachtoffer 2] heeft gehad bij het aangaan van de beweerdelijke relatie en het daarop volgende huwelijk, gelet op het leeftijdsverschil en het daarmee van nature gepaard gaande overwicht, en gelet op de onvrijheid die zij onderging in de relatie met verdachte, waarover zowel [slachtoffer 1] verklaart bij de rechter-commissaris op 20 augustus 2015 en waarover [slachtoffer 2] zelf verklaart op 22 maart 2017 tegenover de politie.
Op grond van het vorenstaande merkt de rechtbank de geslachtsgemeenschap die verdachte met [slachtoffer 2] heeft gehad, toen zij de leeftijd van 16 jaren maar nog niet die van 18 jaren had bereikt, aan als ontuchtig. Het ten laste gelegd feit is daarmee bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 3 december 2000 tot en met 2 december 2002 te Swalmen, meermalen, telkens met zijn, verdachtes, kind, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2.
in de periode van 3 december 2002 tot en met 2 december 2004 te Swalmen, meermalen, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
  • zijn, verdachtes, penis in de vagina en de anus en de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gebracht en
  • de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en
  • de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft betast en gelikt en
  • zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken;
3.
in de periode van 3 december 2004 tot en met 13 februari 2014 in de gemeente Swalmen en/of in de gemeente Roermond en/of in de gemeente Roerdalen, meermalen, telkens door geweld of feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte meermalen, telkens die [slachtoffer 1] heeft geslagen en geschopt en gebeten en
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het lichamelijk en/of psychisch overwicht dat verdachte, mede gelet op verdachtes positive als agressieve/autoritaire vader van die [slachtoffer 1] (die op zeer regelmatige basis fysiek geweld gebruikt in de richting van die [slachtoffer 1] ) en de hieruit voortkomende afhankelijke situatie, telkens op die [slachtoffer 1] had, in welke lichamelijke en/of psychische overwicht situatie die [slachtoffer 1] zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand kon en/of durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
in de periode van 30 november 2003 tot en met 29 november 2005 te Swalmen en/of in de gemeente Roermond, meermalen, telkens ontucht heeft gepleegd met een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, telkens zijn, verdachtes, penis heeft geduwd en/of gebracht in de vagina van die [slachtoffer 2] ;

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1)
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2)
ontucht plegen met zijn minderjarig kind;
3)
verkrachting;
4)
ontucht plegen met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf aan verdachte op te leggen voor de duur van tien jaren, met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden van verdachte hebben primair integrale vrijspraak bepleit.
Subsidiair wijzen de raadslieden erop dat de strafmaat in het juiste perspectief moet worden geplaatst en dat niet enkel gerekend moet worden met de emoties die zedenzaken nou eenmaal met zich mee brengen. Ze verzoeken dan ook, in geval van bewezenverklaring, aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen en, mocht worden overgegaan tot het opleggen van een gevangenisstraf, deze lager vast te stellen dan een straf voor de duur van tien jaren, zoals door de officier van justitie is geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De raadslieden pleitten ervoor de strafmaat in het juiste perspectief te plaatsen en bij de bepaling van de straf niet de emoties die opspelen bij zedendelicten de boventoon te laten voeren. De rechtbank onderkent dat als één van de vertrekpunten voor de straftoemeting maar plaatst daar tegenover dat zedendelicten in het algemeen maatschappelijk gezien nu eenmaal als één van de zwaarste delicten worden betiteld: op verkrachting staat een strafbedreiging van maximaal 12 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de straf met een derde kan worden verhoogd als de pleger het feit begaat tegen zijn eigen kind. Daarbij kan, nu in dit geval gelet op de bewezenverklaring sprake is van meerdaadse samenloop, nog een derde van de straf worden toegevoegd boven het hoogste maximum.
Dit blijkt ook uit de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS), waarin is opgenomen dat het oriëntatiepunt qua straftoemeting bij één verkrachting 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf is. Hierbij gelden als strafvermeerderende factoren de frequentie, de duur, de leeftijd van het slachtoffer, de (bijzondere) kwetsbaarheid van het slachtoffer, de bijzondere schadelijke gevolgen voor het slachtoffer, (de ernst en de mate van) geweld, de recidive, de bijzondere bedreigende en/of vernederende setting (hetgeen wordt geïllustreerd met het voorbeeld van anale penetratie), het misbruik van overwicht en/of vertrouwen en de relatiesfeer, waarmee uiteindelijk het strafmaximum van (in beginsel) 12 jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden bereikt.
Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] , waarop de bewezenverklaring van hetgeen is tenlastegelegd onder de feiten 1 tot en met 3 ziet, gelden vrijwel al deze strafverzwarende omstandigheden: [slachtoffer 1] is vanaf dat zij nog minderjarig was, gedurende een lange periode met regelmaat vernederd, agressief bejegend, gewelddadig behandeld en verkracht door haar eigen vader. Verdachte heeft hierbij gebruik en misbruik gemaakt van zijn overwicht en tegelijkertijd misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] woonde bij verdachte in huis en kon letterlijk en figuurlijk geen kant op. De gevolgen voor het slachtoffer zijn enorm: niet alleen denkt zij elke dag met afgrijzen terug aan hetgeen haar meer dan de helft van haar leven is overkomen, ook wordt zij door het bestaan van haar dochter [X] dagelijks herinnerd aan de gedwongen seks met haar eigen vader. Een man die zij behoorde te kunnen vertrouwen en die haar een veilige thuishaven behoorde te bieden. Zoals [slachtoffer 1] haar schriftelijke slachtofferverklaring afsluit: “Niemand mag overkomen wat mij overkomen is”.
Afgezet tegen de proceshouding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, dient te worden meegewogen dat verdachte aanvankelijk, voor zover hij al heeft verklaard, slechts ontkennend heeft verklaard op alle aantijgingen. Eerst toen duidelijk werd uit het verwantschapsonderzoek dat hij waarschijnlijk de vader is van zowel [X] als van [Z] , heeft hij zijn verklaring aangepast: [slachtoffer 1] heeft zich bij hem opgedrongen en zij is degene geweest die seks met hem wilde en hij heeft geen weerstand kunnen bieden. Dit heeft geleid tot de geslachtsgemeenschap. Op de vraag van de rechtbank wat verdachte nu concreet heeft ondernomen om zijn dochter op andere gedachten te brengen en haar deugdelijk te begeleiden, heeft verdachte ook ter zitting ontwijkend en vaag geantwoord.
Ondanks dat verdachte niet heeft willen meewerken aan onderzoek naar zijn persoon, stelt de rechtbank op basis van hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard vast dat sprake is van een man die geen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden. Ondanks alle aantijgingen van (vergaand) seksueel misbruik, de verklaringen van diverse familieleden en betrokkenen over het agressieve en intimiderende gedrag van verdachte en ondanks de verklaringen van de wijkagent en hulpverleningsinstanties, blijft verdachte volhouden dat het seksueel contact tussen hem en [slachtoffer 1] vrijwillig van aard was, het seksueel contact tussen hem en [slachtoffer 2] (ook toen zij 16 jaar oud was) vrijwillig en sociaal-ethisch verantwoord was, hij geen agressief gedrag vertoont – zoals hij ter terechtzitting heeft aangegeven “nooit agressiviteit heeft vertoond en al zeker niet tegen oude mensen” – en er nooit sprake is geweest van enige dwang.
Los van eerdergenoemde strafverzwarende omstandigheden, weegt de rechtbank ook bovenstaande persoonlijke omstandigheden in het nadeel van verdachte mee.
Dat verdachte eerder door de rechtbank is veroordeeld terzake verkrachting weegt de rechtbank niet mee, aangezien het gerechtshof deze veroordeling in hoger beroep heeft omgezet in een vrijspraak. Ook de overige justitiële documentatie van verdachte (veroordeling terzake belastingfraude en heling) weegt de rechtbank niet mee bij de vaststelling van de op te leggen straf, nu het hierbij gaat om vermogensdelicten en niet om zeden- en geweldsdelicten als in onderhavige zaak het geval is.
Gelet op al het vorenoverwogene zal de rechtbank aan verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren opleggen, met aftrek van het voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een thuis is dé plek bij uitstek waar men zich veilig moet kunnen voelen en waar kinderen de bagage die zij gedurende hun leven nodig hebben meekrijgen. Hetgeen [slachtoffer 1] heeft meegemaakt zal haar voor de rest van haar leven bijblijven en achtervolgen. Niet alleen het vertrouwen in mensen is weg, ze heeft ook, zoals ze zelf ook aangeeft, haar hele leven het verkeerde voorbeeld gehad, terwijl dit voorbeeld juist zo belangrijk is. Dat is het perspectief waarin de rechtbank de strafmaat heeft geplaatst en daarom acht de rechtbank de straf die zij zal opleggen op zijn plaats.

7.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] behelst € 220,75 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit (gespecificeerde) reiskosten en € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding. De immateriële schadevergoeding heeft [slachtoffer 1] onderbouwd aan de hand van haar schriftelijke slachtofferverklaring, het behandelverslag dat is opgemaakt door de psycholoog, het psychologisch rapport en jurisprudentie waarin een bedrag aan immateriële schadevergoeding is toegekend aan slachtoffers van seksueel misbruik in meer of minder vergelijkbare situaties.
In de schriftelijke slachtofferverklaring geeft [slachtoffer 1] , samengevat weergegeven, aan dat ze zowel psychische als lichamelijke klachten ondervindt. Ze is bang voor repressailles en slaapt hierdoor slecht. Ze geeft aan dat haar lichaam beschadigd is, zij nauwelijks mensen vertrouwt en niet weet wat goed en slecht is. Liefde, aandacht, warmte, vertrouwen en veiligheid heeft ze nooit gekend, zo schrijft ze. In plaats daarvan werd er tegen haar geschreeuwd, werd ze getreiterd, bedreigd en in elkaar geslagen en geschopt. Vervolgens benoemt ze dat haar vader de eerste persoon was met wie ze seksueel contact heeft gehad en dat ze van hem ook seksueel contact met dieren heeft moeten hebben. [slachtoffer 1] geeft aan dat ze zelf niet uit de situatie kwam, ondanks dat ze graag weg had willen gaan. Ze vertelt in haar verklaring dat ze elke dag met het misbruik wordt geconfronteerd en dat het dan vaak om kleine dingen gaat: het zien van een kindje, het zien van dieren en het hebben van een gezin. Tot slot geeft [slachtoffer 1] aan dat ze iets van haar leven probeert te maken.
De raadsvrouw van [slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting erop gewezen dat bij haar een chronische posttraumatische stressstoornis is geconstateerd. Verder heeft ze benadrukt dat het seksueel misbruik bij [slachtoffer 1] heel lang heeft geduurd, dat het bij haar om haar vader – bij wie ze zich juist veilig moest kunnen voelen – ging en dat er meerdere zwangerschappen zijn ontstaan uit het seksueel misbruik, met de geboorte van haar dochter als gevolg.
7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst erop dat, mocht een bewezenverklaring volgen, de gediagnostiseerde PTSS niet enkel is terug te voeren op de tenlastegelegde feiten. Er is sprake geweest van verwaarlozing en [slachtoffer 1] heeft van jongs af aan veel spanningen in huis meegemaakt en haar ouders zijn gescheiden. Ook is [slachtoffer 1] in de prostitutie terecht gekomen. Haar dochter [X] is uit huis geplaatst. Daarbij komt dat ze een verstandelijke beperking heeft. Dit alles heeft ongetwijfeld ook psychische schade veroorzaakt en een rol gespeeld bij de diagnose PTSS. De verdediging wijst erop dat het een zware belasting van het strafproces oplevert om hier dieper op in te gaan. De situaties in de jurisprudentie waar de benadeelde partij op wijst zijn volgens de verdediging niet vergelijkbaar. De verdediging verzoekt dan ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de hoogte van de schadevergoeding te matigen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, nu deze voldoende is onderbouwd en de genoemde bedragen redelijk zijn te achten. Voorts vordert de officier van justitie de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 220,75, nu dit bedrag voldoende is onderbouwd, redelijk te achten is en bovendien niet is bestreden.
Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van de immateriële schade ten gevolge van psychisch lijden, overweegt de rechtbank het volgende. Bij [slachtoffer 1] is chronische PTSS gediagnostiseerd. Dat er andere oorzaken hebben bijgedragen aan het ontstaan hiervan acht de rechtbank niet onwaarschijnlijk. Dat neemt echter niet weg dat de schade die door verdachte is veroorzaakt in dezen cruciaal is. [slachtoffer 1] is ongeveer de helft van haar leven seksueel misbruikt door haar eigen vader. Dat het misbruik nu is gestopt, wil echter niet zeggen dat het psychisch lijden nu is gestopt. Zoals [slachtoffer 1] zelf aangeeft wordt ze dagelijks, door kleine alledaagse dingen, geconfronteerd met haar verleden. Daarnaast is [X] , hoe blij [slachtoffer 1] ook is met haar bestaan, het levende bewijs van het seksuele misbruik. Daarbij zal [slachtoffer 1] [X] ooit moeten gaan vertellen dat haar grootvader óók haar vader is.
Het standpunt van de verdediging dat de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade die daadwerkelijk terug te voeren is op het tenlastegelegde een te grote belasting van het strafproces zou opleveren, volgt de rechtbank niet. Nogmaals, er is sprake van immateriële schade en verdachte heeft onmiskenbaar een cruciale rol gespeeld bij het ontstaan van deze schade bij en het psychisch lijden van [slachtoffer 1] .
De rechtbank schat de omvang van de door verdachte toegebrachte schade naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 15.000,=. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook toewijzen tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2014. Voor het overige zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van de immateriële schade afwijzen. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, eveneens met vermeerdering van de wettelijke rente.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 242, 245, 248, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
10 jaar;
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 220,75 aan materiële schadevergoeding en € 15.000,- aan immateriële schadevergoeding, met vermeerdering van de wettelijke rente met ingang van 13 februari 2014;
- legt de schadevergoedingsmaatregel op ter zake het gehele toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 111 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf
13 februari 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2017.
Mr. R.A.M.M. Gijselaers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

1.

hij in of omstreeks de periode van 3 december 2000 tot en met 2 december 2002 te Swalmen, in de gemeente Swalmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn, verdachtes, kind, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art. 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2002 tot en met 2 december 2004 te Swalmen, in de gemeente Swalmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
  • zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gebracht en/of
  • de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
  • de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of gelikt en/of
  • zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken;

art. 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2004 tot en met 13 februari 2014 te Swalmen en/of te Roermond en/of te Vlodrop en/of te Herkenbosch, in de gemeente Swalmen en/of in de gemeente Roermond en/of in de gemeente Roerdalen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of gebeten en/of aan de haren heeft getrokken en/of aan die [slachtoffer 1] (dreigend en/of agressief) heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Je moet naar het gesticht, je bent een rot mongooltje.” en/of “Je komt nu mee.” en/of
-
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het lichamelijk en/of psychisch overwicht dat verdachte, (mede) gelet op verdachtes positive als (agressieve/autoritaire) vader van die [slachtoffer 1] (die op zeer regelmatige basis fysiek geweld gebruikt in de richting van die [slachtoffer 1] ) en/of de hieruit voortkomende afhankelijke situatie, (telkens) op die [slachtoffer 1] had, in welke lichamelijke en/of psychische overwicht situatie die [slachtoffer 1] zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand kon en/of durfde te bieden en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

art. 242 Wetboek van Strafrecht

4.
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2003 tot en met 29 november 2005 te Swalmen en/of te Roermond in de gemeente Swalmen en/of in de gemeente Roermond, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn, verdachtes, penis heeft geduwd en/of gebracht in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit de processen-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche (LB), Afdeling Thematische Opsporing (LB), registratienummer PL2300-2014013236, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 353 en gesloten op 17 maart 2015.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , 29-1-2014, p.169-172.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , 12-3-2014, p.161-168.
4.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , 9-7-2014, p.177-185.
5.Rapport “Signalen huiselijk geweld”, p.268-274.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant en wijkagent [naam wijkagent] , van 9-4-2015, p.283-287.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [naam lerares] , 1-12-2014, p.299-302.