ECLI:NL:RBLIM:2017:3090

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
C/03/233235/KG RK 17-209
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • K.A.J.C.M. van den Berg Jeths
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 8 van de Wet Tarieven in Strafzaken gegrond verklaard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende een bezwaarschrift van een belanghebbende. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van een vergoeding die hem was toegekend voor het afleggen van een getuigenverklaring in een strafzaak. Op 1 maart 2017 was aan hem een vergoeding van € 50,69 toegekend, maar hij stelde dat hij als werknemer verlof had moeten opnemen, wat ten koste ging van zijn verlofsaldo. Hij vroeg om een hogere vergoeding van € 141,81, gebaseerd op zijn gederfde inkomsten en reiskosten.

De voorzieningenrechter heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard. Hij overwoog dat de Wet Tarieven in Strafzaken voorziet in vergoedingen voor tijdverzuim en noodzakelijke kosten, maar dat er geen specifieke regeling is voor werknemers die geen betaald verlof krijgen. De rechter concludeerde dat de belanghebbende inderdaad inkomsten had gederfd door het opnemen van verlof en dat de eerder toegekende vergoeding niet in lijn was met de werkelijke schade die hij had geleden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten dat de belanghebbende recht had op een netto uurvergoeding van € 17,00, wat resulteerde in een totale vergoeding van € 96,54, inclusief reiskosten. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter op 29 maart 2017.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rekestnummer: C/03/233235/KG RK 17-209
Beschikking van de voorzieningenrechter van 29 maart 2017
op het bezwaarschrift van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats belanghebbende] ,
belanghebbende.
Gronden van de beslissing
1.1. De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van het aangehechte bezwaarschrift.
1.2. Op 1 maart 2017 is aan belanghebbende een vergoeding toegekend van € 50,69 in verband met het afleggen van een getuigenverklaring in de zaak van het Openbaar Ministerie met parketnummer 03/201404-16.
1.3. De belanghebbende kan binnen 14 dagen na de toekenning van de vergoeding een bezwaarschrift indienen tegen de hoogte van de vergoeding.
1.4. Bij brief van 9 maart 2017, binnengekomen bij de rechtbank op 13 maart 2017, waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht, heeft belanghebbende tijdig bezwaar ingediend tegen de hoogte van de vergoeding.
1.5. Belanghebbende maakt bezwaar tegen de hoogte van de toegekende vergoeding. Hij stelt daartoe - samengevat - dat hij als werknemer verlof heeft moeten opnemen dat ten koste gaat van zijn verlofsaldo. Een en ander heeft hij onderbouwd met een verklaring van een medewerker personeelszaken, een verwijzing naar artikel 38 CAO Bouw & Intra versie december 2015 en zijn loonstrook. Hij vraagt om toekenning van een vergoeding ter goedmaking van de gederfde inkomsten die hij normaliter zou hebben genoten, zijnde
€ 141,81 (4,5 uur x uurtarief van € 27,06, vermeerderd met € 20,04 aan reiskosten).
1.6. De teamvoorzitter van de griffier belast met het toekennen van de vergoedingen
ex artikel 8 Wtsz, heeft op 28 maart 2017 gereageerd op het bezwaar. Hij voert - samengevat - aan dat op grond van artikel 8 Wet Tarieven in Strafzaken de vergoeding
€ 6,81 per uur bedraagt, welke vergoeding ook is toegekend.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van de Wet Tarieven in Strafzaken kan aan getuigen een vergoeding voor tijdverzuim, of met tijdverzuim verband houdende noodzakelijke kosten worden gegeven, waaronder tevens valt te verstaan een vergoeding ter goedmaking van gederfde inkomsten die getuigen uit anderen hoofde zouden hebben genoten.
2.2.
Uit het systeem van de Wet Tarieven in Strafzaken volgt dat enerzijds het financieel nadeel dat betrokkenen in verband met hun verschijnen voor de rechter lijden, zoveel mogelijk weg wordt genomen, maar anderzijds dat niet zodanige hoge vergoedingen worden toegekend dat betrokkenen een financieel voordeel kunnen genieten.
2.3.
Hoewel op grond van artikel 8 lid 1 onder e van het Besluit Tarieven in Strafzaken de vergoeding is vastgesteld op € 6,81 per uur, heeft de wet niets bepaald omtrent vergoedingen voor werknemers die geen betaald verlof krijgen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, leidt dit er echter toe dat in de geest van de wet moet worden beslist.
2.4.
Aannemelijk is geworden dat belanghebbende als werknemer inkomsten heeft gederfd, omdat hij verlof heeft moeten opnemen, zonder doorbetaling van het vast overeengekomen loon. Het bruto uurloon van belanghebbende bedraagt € 27,06, zoals blijkt uit zijn loonstrook. Indien hij dat netto uitgekeerd zou krijgen zou belanghebbende financieel (bruto/netto) voordeel genieten. De voorzieningenrechter zal dan ook uitgaan van een netto uurvergoeding van € 17,00. Nu tegen het aantal uren en de hoogte van de reiskosten geen bezwaren zijn gericht is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bedrag van € 96,54 (4,5 x € 17,00 vermeerderd met € 20,04 aan reiskosten) in redelijkheid voor vergoeding in aanmerking komt.
2.5.
De vergoeding zal dan ook als volgt aan belanghebbende worden toegewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
kent aan belanghebbende de onderstaande vergoeding toe:
reiskosten € 20,04
tijdverzuim
€ 76,50+
totaal € 96,54
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.type: SS