In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende een bezwaarschrift van een belanghebbende. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van een vergoeding die hem was toegekend voor het afleggen van een getuigenverklaring in een strafzaak. Op 1 maart 2017 was aan hem een vergoeding van € 50,69 toegekend, maar hij stelde dat hij als werknemer verlof had moeten opnemen, wat ten koste ging van zijn verlofsaldo. Hij vroeg om een hogere vergoeding van € 141,81, gebaseerd op zijn gederfde inkomsten en reiskosten.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard. Hij overwoog dat de Wet Tarieven in Strafzaken voorziet in vergoedingen voor tijdverzuim en noodzakelijke kosten, maar dat er geen specifieke regeling is voor werknemers die geen betaald verlof krijgen. De rechter concludeerde dat de belanghebbende inderdaad inkomsten had gederfd door het opnemen van verlof en dat de eerder toegekende vergoeding niet in lijn was met de werkelijke schade die hij had geleden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten dat de belanghebbende recht had op een netto uurvergoeding van € 17,00, wat resulteerde in een totale vergoeding van € 96,54, inclusief reiskosten. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter op 29 maart 2017.