Uitspraak
RECHTBANK limburg
[naam] , verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 januari 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, dat op 3 november 2016 een omgevingsvergunning had geweigerd voor de legalisatie van een bestaande erfafscheiding met toegangspoorten. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij de erfafscheiding zou moeten afbreken.
Tijdens de zitting op 12 januari 2017 is verzoeker verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat aan de formele vereisten van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was voldaan, omdat verzoeker bezwaar had gemaakt tegen het bestreden besluit. Echter, het verzoek werd afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoeker niet kon aantonen dat hij onevenredig hard getroffen zou worden door de gevolgen van de weigering van de vergunning.
De voorzieningenrechter merkte op dat het verzoek om een voorlopige voorziening te veronderstellen dat verzoeker behandeld zou worden als ware hij in het bezit van de aangevraagde vergunning, te verstrekkend was. Bovendien was de termijn voor het instellen van beroep tegen het handhavingsbesluit verstreken, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat verweerder een kennelijk onrechtmatig besluit had genomen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.