ECLI:NL:RBLIM:2017:3006

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
03/659382-16 + 03/661246-16 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het meelokken van kinderen en bezit van kinderpornografie

Op 4 april 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man uit Venlo. De man werd beschuldigd van het meelokken van minderjarige meisjes en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2016 opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 1], heeft onttrokken aan het wettig gezag van haar moeder. Dit gebeurde toen de verdachte het meisje in zijn auto meenam naar een buurtcentrum, ondanks dat de moeder had aangegeven dat zij niet met vreemden mee mocht gaan. De verdachte heeft ook een tweede minderjarige, [slachtoffer 2], betrokken bij deze handeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van de onttrekking aan het wettig gezag van deze tweede minderjarige, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk handelde.

Daarnaast vond de rechtbank het bewezen dat de verdachte in zijn woning twee kinderpornografische afbeeldingen op zijn laptop had. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van deze afbeeldingen, maar de rechtbank oordeelde dat dit ongeloofwaardig was, gezien de structuur van de mappen op de laptop. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot klinische behandeling en controle op zijn computergebruik. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verbod om zich in de wijk te begeven waar de feiten zijn gepleegd.

De zaak heeft veel impact gehad op de betrokken slachtoffers en hun gezinnen, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte benadrukt. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van minderjarigen en het voorkomen van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659382-16 + 03/661246-16 (ttzgev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] ,
gedetineerd in [detentieadres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H. van der Ende, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak met parketnummer 03/659382-16 is inhoudelijk behandeld op de zitting van
23 januari 2017 en 21 maart 2017. Ter zitting van 21 maart 2017 is de zaak met parketnummer 03/661246-16 gevoegd bij de zaak met parketnummer 03/659382-16. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03/659382-16 komt er, na toewijzing van de vordering nadere omschrijving, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: [slachtoffer 1] van haar vrijheid heeft beroofd en [slachtoffer 1] heeft onttrokken aan het wettig gezag;
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft onttrokken aan het wettig gezag;
Feit 3: een computer in zijn bezit heeft gehad, bevattende twee kinderpornografische afbeeldingen.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03/661246-16 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
[slachtoffer 3] heeft onttrokken aan het wettig gezag.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten in de zaak met parketnummer 03/659382-16 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als uitgangspunt moeten worden genomen. Blijkens deze verklaringen heeft de verdachte drie keer met één of beide meisjes in zijn auto gereden. De eerste keer reed de verdachte met [slachtoffer 1] een rondje, de tweede keer reed de verdachte met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een rondje en de derde keer had de verdachte wederom [slachtoffer 1] in zijn auto, waarna hij door de getuige [getuige] werd gemaand te stoppen met rijden. De eerste twee keer is er sprake van onttrekking aan het wettig gezag. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden geen toestemming van hun moeders om mee te rijden. De verdachte had ze gewoonweg niet mogen toelaten. Dat het maar van korte duur is geweest, maakt het niet minder strafwaardig. Voor de derde rit (de rit naar de Vogelhut) is [slachtoffer 1] toestemming gaan vragen bij haar moeder. Ze kreeg die toestemming niet. De verdachte was daarvan op de hoogte. Ze is door de verdachte bij haar arm gepakt en op zijn schoot getrokken. Vervolgens is de verdachte gaan rijden. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze niet mee wilde en dat ze het niet leuk vond in de auto. De verdachte heeft haar haar vrijheid ontnomen. Overigens valt niet in te zien waarom verdachte verklaart dat hij niet heeft gereden. De getuige [getuige] heeft hem zien rijden. [getuige] heeft geen reden om daarover te liegen.
De officier van justitie acht voorts bewezen dat de verdachte een laptop met twee kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad. Dat verdachte niet op de hoogte was van afbeeldingen op zijn laptop, is ongeloofwaardig. Er waren namelijk mappen aangemaakt waarin onder meer deze afbeeldingen zijn aangetroffen. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat de laptop hem toebehoorde en dat hij de laptop niet uitleende.
De officier van justitie acht ten slotte het feit in de zaak met parketnummer 03/661246-16 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte bekent dit feit. Hij had anders moeten handelen door hulp in te schakelen van de politie of van de ouders.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het feit in de zaak met parketnummer 03/661246-16.
De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van de feiten in de zaak met parketnummer 03/659382-16 op het standpunt dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat de verdachte het opzet had om [slachtoffer 1] opzettelijk van haar vrijheid te beroven. De kinderen reden vrijwillig mee in de auto. Het waren kleine rondjes en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden weer op dezelfde plek afgezet. Dat strookt niet met iemand die andere intenties zou hebben. Er is evenmin sprake van onttrekking aan het wettig gezag. De kinderen zijn niet weggevoerd of onttrokken gehouden. De strekking van de strafbepaling is om degenen die wettig gezag uitoefenen over een minderjarige, in staat te stellen hun taak te vervullen. Er kan niet worden gesteld dat de moeders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet meer in staat waren om hun taak te vervullen, te meer nu het gebeuren maar een paar minuten heeft geduurd en de meisjes slechts enkele meters van hun ouderlijk huis verwijderd waren. Over feit 3 merkt de raadsvrouw op dat het enkele feit dat er twee kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen op de laptop van de verdachte onvoldoende is voor een bewezenverklaring. De verdachte heeft verklaard niet te weten hoe het materiaal op zijn laptop komt. Niet is onderzocht of de afbeeldingen benaderbaar waren voor de verdachte. Nu de verdachte geen opzet had op het bezit en onvoldoende duidelijk is geworden of hij beschikkingsmacht over het materiaal had, dient vrijspraak te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
03/659382-16 (feiten 1 en 2)
Uit de aangifte van [aangever 1] (moeder van [slachtoffer 1] ) d.d. 12 oktober 2016 [2] blijkt het volgende - zakelijk weergegeven -:
Mijn dochter [slachtoffer 1] is zes jaar oud. Op woensdag 12 oktober 2016, bevond ik mij in mijn woning die is gelegen aan [straatnaam 1] te Venlo, gemeente Venlo. Ik was ziek en derhalve lag ik op de bank in de woonkamer. Mijn dochter [slachtoffer 1] was buiten aan het spelen. Op genoemde dag kwam [slachtoffer 1] de woonkamer binnengelopen. [slachtoffer 1] vroeg aan mij of zij met een man mee mocht naar De Vogelhut, een buurtcentrum. Ik heb toen tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij absoluut niet mee mocht gaan met vreemde mensen. Toen ik dit tegen [slachtoffer 1] zei heb ik mijn stem verheven om haar ook echt duidelijk te maken dat zij niet mee mocht. [slachtoffer 1] is vervolgens de woonkamer weer uitgegaan. Op enig moment kreeg ik er een naar gevoel bij. Ik had toen al in de gaten dat [slachtoffer 1] niet meer in de woning was. Ik heb toen tegen mijn zoon [voornaam 1] gezegd dat hij even achter zijn zusje aan moest gaan om haar naar binnen te halen. [voornaam 1] is op zijn fiets gestapt en naar de speeltuin gefietst die achter mijn woning gesitueerd is. [voornaam 1] kwam vrij snel weer terug de woning in en vertelde dat [slachtoffer 1] niet in de speeltuin was. Op datzelfde moment werd ik op mijn huistelefoon gebeld. Het bleek mijn vriendin te zijn die tevens achter mij woont op de [straatnaam 2] te Venlo. Mijn vriendin is genaamd [voornaam 2] . Ik hoorde dat [voornaam 2] tegen mij zei: "He, [getuige] heeft net [slachtoffer 1] uit de auto gehaald van die gek." Ik wist op dat moment al genoeg. Ik ben vervolgens naar de woning van [voornaam 2] gelopen omdat [slachtoffer 1] daar was. Daar heb ik het verhaal van [getuige] aangehoord die op dat moment al thuis was. Omdat ik wist om wie het ging, ben ik naar de woning van de man gelopen die [slachtoffer 1] de auto ingetrokken had. Ik heb gehoord dat deze man [verdachte] of [verdachte] heet.
Uit het proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 12 oktober 2016 [3] blijkt het volgende - zakelijk weergegeven -:
Op 12 oktober 2016, reed ik in mijn auto, naar huis. Ik reed vanaf [straatnaam 3] te Venlo [straatnaam 1] in en vervolgens rechts de [straatnaam 2] in. Ik zag dat er nog een parkeerplek vrij was voor mijn woning. Ik zag dat er een andere auto aan kwam gereden uit de richting van [straatnaam 1] . Ik zag dat de auto mij passeerde en ik keek in de richting van de auto. Ik zag dat de auto niet hard reed. Toen ik in de auto keek zag ik [slachtoffer 1] in de auto zitten. [slachtoffer 1] is de dochter van een kennis van mij. Door de lage snelheid van deze auto zag ik dat [slachtoffer 1] op de schoot zat van de bestuurder van deze auto. Ik zag dat zij echt achter het stuur zat. Hoe de bestuurder zijn stuur vasthield, weet ik niet meer. Ik vond het zo'n vreemd iets. Ik kende die man achter het stuur ook helemaal niet. Ik kreeg er een slecht gevoel bij. Ik wilde eerst nog parkeren maar bedacht mij eigenlijk in hetzelfde moment dat ik erachter aan moest rijden. Ik zag dat de auto linksaf de [straatnaam 4] insloeg. Ik reed er snel naar toe. Ik haalde de auto in op de [straatnaam 4] . Ik maakte het raam open van het bijrijdersportier. Ik zag dat de bestuurder van de auto waarin [slachtoffer 1] zat ook zijn raam open deed. Het eerste wat ik deed was aan [slachtoffer 1] vragen: “Ken je die man?” Ik hoorde dat [slachtoffer 1] antwoordde: “Ja” Vervolgens hoorde ik dat de man zei dat hij van de gemeente was. Ik vertrouwde het helemaal niet. Ik zei vervolgens tegen [slachtoffer 1] : “Uitstappen en bij mij instappen”. Ik zei dit vrij gebiedend. Ik zag dat [slachtoffer 1] daar volgens mij van schrok. Ik zag dat [slachtoffer 1] aan de bestuurderszijde uitstapte en bij mij instapte aan bijrijderszijde.
Uit de aangifte van [aangever 2] (moeder van [slachtoffer 2] ) d.d. 18 oktober 2016 [4] en aanvullend verhoor d.d. 1 november 2016 [5] blijkt het volgende -zakelijk weergegeven-:
Aangeefster heeft gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan het rondrennen waren in de speeltuin. De man (verdachte) was de heg van de speeltuin aan het snoeien. Hij had zijn auto achteruit naar de speeltuin toe geparkeerd. De achterklep van de auto stond open. De man zat in de kofferbak van de auto. Zijn benen hield hij buiten de kofferbak. De twee meisje waren met deze man aan het "stoeien". Zij renden rond de auto en klommen in en uit de achterbak van de auto. Aangeefster zag dat de meisjes ook op schoot gingen zitten bij de man. Aangeefster had het voorgevoel dat hetgeen de man deed toch niet "oké was". Dat was voor haar de reden om het goed in de gaten te houden vanuit haar woning. Aangeefster ging even iets doen in huis en toen zij weer door het raam keek, zag zij dat de man en de twee meisjes niet meer in de speeltuin waren. Ook zag zij dat de auto weg was. Zij liep onmiddellijk naar buiten en riep haar dochtertje. Ze kreeg echter geen reactie. Aangeefster hoorde buiten kinderstemmen en is die richting uitgelopen. Aangeefster liep via de [straatnaam 2] in de richting van de [straatnaam 4] . Op de [straatnaam 2] zag zij de auto staan, die kort daarvoor bij de speeltuin had gestaan. Zij zag dat de benen van [slachtoffer 2] uit de auto staken. Zij riep [slachtoffer 2] dat zij moest komen en vlug naar binnen moest gaan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen inzake het studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 14 november 2016 [6] en het verslag van het studioverhoor d.d. 25 november 2016 [7] blijkt het volgende -zakelijk weergegeven-:
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 12 oktober 2016 in de middag, bij het speeltuintje gelegen op de hoek van de [straatnaam 2] en de [straatnaam 4] in Venlo, met vriendinnetjes, [slachtoffer 1] en [voornaam 3] , aan het spelen was. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij zag dat twee mannen in de speeltuin aan het werk waren. [slachtoffer 2] verklaarde dat een man, ter hoogte van het speelhuis van de speeltuin, een auto had geparkeerd. De achterklep van de auto stond open en de man ging achter in de achterbak van de auto zitten. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij en [slachtoffer 1] bij de man gingen zitten en dat zij en [slachtoffer 1] met de man aan het stoeien waren. De man van de auto vroeg of zij en [slachtoffer 1] mee wilden om een stukje te gaan rijden. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij dat niet wilde maar dat [slachtoffer 1] wel mee wilde. [slachtoffer 2] verklaarde dat [slachtoffer 1] aan de bijrijderszijde van de auto instapte en de man daarna met de auto wegreed. [slachtoffer 2] verklaarde dat ze de auto even later terug zag komen. [slachtoffer 1] vroeg haar of zij ook een keer mee wilde rijden en [slachtoffer 2] wilde dat wel. [slachtoffer 1] ging achter in de auto zitten en [slachtoffer 2] nam plaats aan de bijrijderszijde. [slachtoffer 2] verklaarde dat de man ging rijden, een blokje omreed en weer uitkwam bij de speeltuin. Toen vervolgens [slachtoffer 1] wegging om aan haar moeder te vragen of ze mee mocht naar de "Vogelhut", bleef [slachtoffer 2] alleen met de man achter. [slachtoffer 2] verklaarde dat ze met de voeten buiten de auto zat. Zij hoorde op een gegeven moment haar moeder roepen. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij toen uit de auto is gestapt en naar haar moeder is gelopen waarna ze met haar moeder naar huis is gegaan.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een blokje om heeft gereden en dat hij ze vervolgens bij de speeltuin uit de auto heeft gezet. Hij heeft verder verklaard geen kwade bedoelingen te hebben gehad. De verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat [slachtoffer 1] in zijn auto plaatsnam en dat hij wist dat haar moeder tegen haar had gezegd dat zij niet mee mocht naar de Vogelhut. [8]
Overwegingen
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat de verdachte eerst een rondje met [slachtoffer 1] heeft gereden en vervolgens een rondje met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ten slotte heeft de verdachte nog een derde ritje gemaakt met [slachtoffer 1] met de bedoeling om naar de Vogelhut te gaan. De getuige [getuige] heeft de auto van de verdachte toen doen stoppen.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving?
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 1] opzettelijk van haar vrijheid zou hebben beroofd en/of beroofd gehouden. De officier van justitie maakt de verdachte het verwijt dat hij voor het ritje naar de Vogelhut [slachtoffer 1] tegen haar wil in zijn auto heeft meegenomen door haar met kracht vast te pakken en/of vast te houden en/of in de auto te trekken en/of haar klem te zetten tussen hem en het stuur.
De rechtbank stelt vast dat het verwijt dat [slachtoffer 1] tegen haar wil/onder dwang is meegenomen, alleen is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 1] . De verdachte ontkent dat hij de verweten handelingen heeft verricht en verklaart dat het meisje vrijwillig in zijn auto was gaan zitten.
De officier van justitie heeft weliswaar naar voren gebracht dat de getuige [getuige] [slachtoffer 1] op de schoot van de verdachte in de auto zag zitten, maar die verklaring is naast de verklaring van [slachtoffer 1] , naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende om te kunnen bewijzen dat het meisje
tegen haar wil/gedwongenin de auto was getrokken en meegereden.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat [slachtoffer 1] opzettelijk door de verdachte van haar vrijheid is beroofd en/of beroofd gehouden, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
Onttrekking aan het wettig gezag?
Aan de verdachte is verder onder 1 en onder 2 ten laste gelegd dat hij de minderjarige [slachtoffer 1] respectievelijk de minderjarige [slachtoffer 2] opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig gezag.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever met artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd een ieder strafbaar te stellen die zich schuldig heeft gemaakt aan de onttrekking van een minderjarige aan het over hem wettig gestelde gezag. Niet de wil van de minderjarige, maar alleen van de personen die het wettig gezag over hem/haar hebben, is hierbij van belang. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt ook dat in beginsel elk doen verkeren van een minderjarige buiten het wettig gezag als het onttrekken van deze minderjarige kan worden beschouwd. De duur van onttrekking uit het wettig gezag hoeft niet blijvend of langdurig te zijn. Onder ‘onttrekken’ kan (onder meer) worden verstaan het wegvoeren van een minderjarige. Verder volgt uit het arrest van de Hoge Raad d.d. 14 september 2010, dat een bewezenverklaring van het onttrekken kan volgen indien de verdachte heeft bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige en haar ouders, waardoor deze buiten het gezag van haar ouders kwam te verkeren, doordat de verdachte wist dat de ouders van het minderjarige slachtoffer niet wilden dat zij bij hem verbleef.
De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat verdachte eerst een rondje met [slachtoffer 1] heeft gereden en vervolgens een rondje met beide meisjes. Beide keren is verdachte teruggekeerd naar het speeltuintje. Uit de verklaringen blijkt dat de meisjes daaraan voorafgaand in en in de buurt van de auto van verdachte aan het spelen waren. De meisjes ‘plaagden’ verdachte en er werd gestoeid. Deze feiten en omstandigheden en het gegeven dat verdachte na het rondje rijden is teruggekeerd naar het speeltuintje maken naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte bij vorenbedoelde ritjes het vereiste (voorwaardelijke) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het wettig over hen gestelde gezag te onttrekken. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken. Het voorstaande neemt overigens niet weg dat de rechtbank begrijpt dat het onverstandige handelen van verdachte voor grote onrust heeft gezorgd bij de gezinnen.
De rechtbank ziet dit anders voor het derde ritje met [slachtoffer 1] en de verdachte. De rechtbank acht gelet op de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] heeft onttrokken aan het wettig gezag. Verdachte heeft [slachtoffer 1] tegen de wil van de moeder weggevoerd. Verdachte wist immers dat de moeder geen toestemming had gegeven aan [slachtoffer 1] om met verdachte mee te gaan naar de Vogelhut. Desondanks liet hij haar in de auto stappen en reed hij met haar weg. De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij niet zou hebben gereden. Deze verklaring strookt niet met de verklaringen van [slachtoffer 1] en van de getuige [getuige] . [getuige] heeft immers verklaard dat hij de auto zag rijden en de rechtbank ziet niet in waarom deze getuige daarover zou liegen. Verdachte heeft gesteld dat [slachtoffer 1] vrijwillig met hem is meegegaan. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake, omdat niet de wil van de minderjarige maar alleen die van de persoon die wettig gezag heeft, van belang is. Dat het derde ritje slechts enkele minuten in beslag zou hebben genomen, doet er evenmin aan af dat verdachte [slachtoffer 1] tegen de wil van haar moeder in zijn auto heeft meegenomen. Daar komt bij dat onzeker is hoe lang het ritje naar de Vogelhut zou hebben geduurd als [getuige] niet voortijdig een einde aan dit plan had gemaakt. Kortom, verdachte heeft in zodanige mate bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige en haar moeder dat de minderjarige buiten het gezag van haar moeder kwam te verkeren en dat kan worden gezegd dat de verdachte die minderjarige aan het wettig gezag heeft onttrokken in de zin van artikel 279, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
03/659382-16 (feit 3)
Op 12 oktober 2016 werden in de woning van de verdachte te Venlo twee laptops in beslag genomen. [9] In de data van een van de laptops ( [merk/type laptop] ) [10] werden diverse pornografische afbeeldingen gevonden. Er werden mappen aangetroffen. In deze mappen stonden een groot aantal jonge meisjes. [11] Er werd vastgesteld dat twee van de aangetroffen afbeeldingen kinderpornografisch zijn. [12]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de laptop hem toebehoort en dat hij de laptop niet uitleent. [13]
Het verweer van de raadsvrouw dat het enkele feit dat er twee kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen op de laptop van de verdachte, niet maakt dat de verdachte opzettelijk kinderporno in zijn bezit heeft gehad, wordt verworpen. De afbeeldingen zijn niet op een willekeurige plek in de laptop van de verdachte aangetroffen. De afbeeldingen waren gerubriceerd en ondergebracht in mappen. Er is gestructureerd te werk gegaan. Daar niet is gebleken dat iemand anders dan de verdachte de beschikking had over de laptop, is het niet aannemelijk dat iemand anders dan de verdachte de afbeeldingen in de map heeft geplaatst.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een gegevensdrager bevattende twee kinderpornografische afbeeldingen in het bezit heeft gehad.
Parketnummer 03/661246-16
De rechtbank acht ten slotte - op grond van de navolgende bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de zaak met parketnummer
03/661246-16is tenlastegelegd:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 21 maart 2017;
- proces-verbaal van verhoor van [aangever 3] (moeder van het slachtoffer) d.d.
2 november 2014;
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] (slachtoffer) d.d. 3 november 2014;
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2015 (aantreffen slachtoffer in de woning van de verdachte);
- ( na)volgend proces-verbaal betreffende de verdwijning van [slachtoffer 3] d.d. 19 december 2014 (in bijzonder de namen van de ouders van het slachtoffer).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 03/659382-16 bewezen dat de verdachte
1.
op 12 oktober 2016, in de gemeente Venlo, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag, (te weten [aangever 1] ), immers heeft verdachte (zonder medeweten en toestemming van die [aangever 1] )
- die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, auto plaats laten nemen en
- is verdachte vervolgens met die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, auto weggereden,
en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en de invloedssfeer van die [aangever 1] gebracht, zulks terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
3.
op 12 oktober 2016 in de gemeente Venlo,
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen (te weten een computer, [merk/type laptop] )- van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(een foto met bestandsnaam: [bestandsnaam 1] , p. 254 proces-verbaal)
en
het met de penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(een foto met bestandsnaam: [bestandsnaam 2] , p. 254 proces-verbaal).
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 03/661246-16 voorts bewezen dat de verdachte
in de periode van 2 november 2014 tot en met 3 november 2014 te Neerpelt en in de gemeente Venlo, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gesteld gezag, (te weten [aangever 3] en [vader slachtoffer 3] ), immers heeft verdachte (zonder medeweten en toestemming van die [aangever 3] en die [vader slachtoffer 3] ) die [slachtoffer 3] met een auto opgewacht bij een skatepark en sportpark (te Neerpelt in België) en de fiets van die [slachtoffer 3] in die auto gelegd en die [slachtoffer 3] in die auto doen plaats nemen en is hij met die [slachtoffer 3] in die auto weggereden naar zijn, verdachtes, woning, in Venlo en heeft die [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, woning laten overnachten en verblijven,
(en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [aangever 3] en die [vader slachtoffer 3] gebracht en/of gehouden).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03/659382-16 feit 1:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is
T.a.v. 03/659382-16 feit 3:
een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben
T.a.v. 03/661246-16:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog drs. M. van Heteren heeft over de geestvermogens van de verdachte op 17 maart 2017 een rapport uitgebracht. In dat rapport staat het volgende vermeld:
Bij betrokkene is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling namelijk een lichte verstandelijke beperking. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene wordt vanuit de lichte verstandelijke beperking vrij ernstig belemmerd in het fijnmazige sociale verkeer. Er wordt geadviseerd betrokkene minstensverminderd toerekeningsvatbaarte achten vanwege de lichte verstandelijke beperking die immer aanwezig is.
De rechtbank neemt de conclusie voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid over. De rechtbank komt niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de drie feiten in de zaak met parketnummer 03/659382-16 en voor het feit in de zaak met parketnummer 03/661246-16 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 14 maart 2017.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest, gepast is. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsbenemende straf kunnen de bijzondere voorwaarden, als gesteld in het reclasseringsrapport van 14 maart 2017, worden gekoppeld. De verdachte wil deze bijzondere voorwaarden naleven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft begin november 2014 een kind ( [slachtoffer 3] ) van 15 jaar, waarmee hij veelvuldig chatcontact had, uit haar woonplaats Neerpelt (België) opgehaald en meegenomen naar zijn woonplaats Venlo. Daar heeft hij haar laten overnachten. Dit alles zonder medeweten van haar ouders en zonder enig bericht aan wie dan ook. Door dit te doen heeft verdachte haar ouders gedurende ongeveer 36 uren in grote angst en onzekerheid laten verkeren. De rechtbank acht hierbij van belang dat de verdachte alle gelegenheid heeft gehad om tot inkeer te komen, maar dat niet heeft gedaan (ook niet toen [slachtoffer 3] ’s-nachts huilde omdat ze haar ouders miste). Verdachte heeft de periode van onzekerheid voor de ouders van [slachtoffer 3] onnodig lang laten voortduren.
De verdachte heeft in oktober 2016 wederom een heel jong kind van 6 jaar onttrokken aan het wettig gezag. De verdachte was ervan op de hoogte dat het kind niet met hem mee mocht en toch heeft hij de keuze gemaakt om haar mee te laten rijden in zijn auto. De verdachte heeft niet geleerd van het tumult dat eerder was ontstaan over het Belgische meisje en hij heeft wederom niet stilgestaan bij de nadelige gevolgen van zijn strafwaardig handelen. Uit de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer 1] ter zitting is voorgelezen blijkt hoeveel impact dit alles heeft gehad.
Ten slotte heeft verdachte een laptop in zijn bezit gehad waarop twee kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen.
Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 februari 2017 is verdachte niet eerder met justitie in aanraking gekomen voor dit soort feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitia rapport van 17 maart 2017. In het rapport staat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende.
Betrokkene heeft een beperkt probleemoplossend vermogen en wordt sociaal afgewezen. Hij is wat impulsief, en draagt veel wantrouwen bij zich. Betrokkene komt via de gestandaardiseerde risicotaxatie uit opeen (matig) hoge score.
Betrokkene heeft weinig sociaal netwerk van familie en/of vrienden. Betrokkene zal een sociaal netwerk op moeten bouwen dat hem ondersteunt en zelf sociaal beschermd moeten worden.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 14 maart 2017. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Betrokkene heeft door zijn verstandelijke beperking zeer beperkte sociale vaardigheden. Hij is niet in staat om sociale situaties juist in te schatten en adequaat te handelen in deze. Hij heeft zijn beperking niet geaccepteerd en is geneigd zichzelf te overschatten. Ook loopt hij het risico snel door anderen overschat te worden.
Hij heeft een zeer beperkt inzicht in de risico’s die bepaalde situaties met zich mee kunnen brengen en is niet is staat adequate keuzes in deze te maken. Betrokkene is niet capabel om zijn zaken op praktisch gebied zelfstandig te regelen en heeft structurele begeleiding nodig in de vorm van uiteindelijk begeleid wonen.
De reclassering heeft de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldplicht bij Reclassering Nederland, opname in een zorginstelling – klinische behandeling bij FPA Stevig of een soortgelijke instelling, met -gezien de aard van de strafbare feiten- als doel diagnostiek op het gebied zeden/seksualiteit en het vaststellen van een eventuele behandeling, en, opname in een instelling voor begeleid wonen, een locatieverbod en controle op gegevensdragers. De rechtbank neemt dit advies over en zal de bijzondere voorwaarden aan een op te leggen voorwaardelijk strafdeel verbinden. Het is de rechtbank op grond van al het voorgaande immers duidelijk geworden dat bij verdachte een grote behoefte bestaat aan adequate hulpverlening, structuur en controle. Gelet op de noodzakelijke behandeling en tijdsduur die dit met zich mee zal brengen, zal de rechtbank aan de verdachte een proeftijd van drie jaren opleggen.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet op de adviezen die over verdachte zijn uitgebracht zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht bevelen. Gezien de duur van de straf die de rechtbank vandaag oplegt, zal de voorlopige hechtenis niet lang meer voortduren. Dat brengt mee dat de verdachte zonder lopende voorwaarden en het toezicht op straat zal komen. De rechtbank vindt dat niet wenselijk. Zonder toezicht van de reclassering en zonder de behandeling die de verdachte nodig heeft, vindt de rechtbank de kans te groot dat de verdachte weer tot soortgelijke feiten komt als die de rechtbank nu bewezen verklaart. Dat zijn feiten die kunnen worden gekenschetst als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De rechtbank komt tot deze beoordeling op basis van het in dit vonnis al aangehaalde rapport van de psycholoog. De kans op herhaling is hoog. Door de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, kan het toezicht starten na ommekomst van de gevangenisstraf en kan direct begonnen worden met het werken aan een delictvrije toekomst van de verdachte.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
03/659382-16
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1548,54 ter zake van feit 1, waarvan € 1500 aan immateriële schade en € 48,54 aan materiële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1586,15 ter zake van feit 2, waarvan € 1500 aan immateriële schade en € 86,15 aan materiële schade.
03/661246-16
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 2000,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 1] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 548,54, bestaande uit € 500,00 aan immateriële schadevergoeding en € 48,54 aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 2] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 586,15, bestaande uit € 500,00 aan immateriële schadevergoeding en € 86,15 aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie stelt zich ten slotte op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 3] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vorderingen kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade eventueel vermeerderd met de gevorderde materiële kosten.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] op het standpunt dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
03/659382-16
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet in haar vordering worden ontvangen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal tot een bedrag van € 548,54
(€ 500,00 aan immateriële schadevergoeding en € 48,54 aan materiële schadevergoeding) worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten onder 1. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, met ingang van 12 oktober 2016, de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 548,54, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 oktober 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
03/661246-16
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, met ingang van 2 november 2014, de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] .

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 240b en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het bij dagvaarding met parketnummer 03/659382-16 onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis telefonisch melden bij Reclassering Nederland ( [telefoonnummer] ). Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dient hij zich te houden aan de aanwijzingen en afspraken van de Reclassering;
de veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling klinisch te laten behandelen waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Ook als dit klinische overbruggingszorg betreft;
de veroordeelde wordt verplicht om van af het moment dat de klinische behandeling zal eindigen te verblijven in een begeleid-wonen setting in de vorm van RIBW of andere vorm zulks ter beoordeling van de reclassering. Hij dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
e veroordeelde wordt verboden om zich binnen een straal van 5 kilometer rond de [straatnaam 2] te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van GPS;
de veroordeelde onthoudt zich van:
- het op digitale wijze met een seksuele tint communiceren met minderjarigen;
- gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch
materiaal kan worden bekeken, uitgewisseld en/of verkregen;
- gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele
handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd, terwijl het daarop uitgeoefende
toezicht mede kan bestaan uit controle van zijn telefoon(s), computer(s) en/of
andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee
het internet kan worden benaderd.
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van het voorarrest gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
(03/659382-16) feit 2
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te Venlo, niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
(03/659382-16) feit 1:
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 548,54, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 12 oktober 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van € 548,54, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 12 oktober 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
(03/661246-16)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 2 november 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van € 500,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 november 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. C.M. Nollen en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, rechters, in tegenwoordigheid van M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na toewijzing van de vordering nadere omschrijving - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte
- aan die [slachtoffer 1] toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Wil je mee naar de vogelhut? " en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) in zijn, verdachtes, auto getrokken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] op zijn, verdachtes, schoot tussen zijn, verdachtes, lichaam en het stuur (klem) gezet en/of
- is hij, verdachte, (vervolgens) met die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, auto weggereden;
en/of
hij op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Venlo, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, (te weten [aangever 1] ), immers heeft verdachte (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van die [aangever 1] ) meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, auto laten stappen en/of plaats laten nemen en/of
- is verdachte (vervolgens) met die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, auto weggereden en/of heeft verdachte met die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, auto enige tijd (rond)gereden,
(en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [aangever 1] gebracht en/of gehouden), zulks terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Venlo, althans in Nederland,
opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, (te weten [aangever 2] ), immers heeft verdachte (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van die [aangever 2] )
- die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, auto laten stappen en/of plaats laten nemen en/of
- is verdachte (vervolgens) met die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, auto weggereden en/of heeft verdachte met die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, auto enige tijd (rond)gereden,
(en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [aangever 2] gebracht en/of gehouden), zulks terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
3.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland,
twee afbeeldingen, te weten twee foto's - en/of een gegevensdrager, bevattende
afbeeldingen (te weten een computer, [merk/type laptop] )-
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(een foto met bestandsnaam: [bestandsnaam 1] , p. 254 proces-verbaal)
en/of
het met de/een penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(een foto met bestandsnaam: [bestandsnaam 2] , p. 254 proces-verbaal)
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03/661246-16 ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2014 tot en met 3 november 2014 te
Neerpelt, althans in België en/of in de gemeente Venlo, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, (te weten [aangever 3] en/of [vader slachtoffer 3] ), immers heeft verdachte (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten
en/of toestemming van die [aangever 3] en/of die [vader slachtoffer 3] ) die [slachtoffer 3] met een auto opgewacht en/of opgehaald bij een skatepark en/of sportpark (te Neerpelt in België) en/of de fiets van die [slachtoffer 3] in die auto gelegd en/of geplaatst en/of die [slachtoffer 3] in die auto doen plaats nemen en/of laten stappen en/of met die [slachtoffer 3] in die auto is weggereden naar en/of in de
richting van zijn, verdachtes, woning, in Venlo en/of die [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, woning laten overnachten en/of verblijven
(en aldus voornoemde minderjarige (telkens) buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [aangever 3] en/of die [vader slachtoffer 3] gebracht en/of gehouden).

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, proces-verbaalnummer PL2300-2016189220, gesloten d.d. 29 december 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 298.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 12 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 30 en 31.
3.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 12 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 75 en 76.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 18 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 139 tot en met 141.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangever 2] d.d. 1 november 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 142 tot en met 144.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 148 tot en met 149.
7.Geschrift, zijnde het verslag van het studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 november 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 160, 177 tot en met 182.
8.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2017.
9.Geschrift, zijnde een verslag van binnentreden woning d.d.17 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 238 tot en met 239.
10.Geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina 232.
11.Proces-verbaal ‘eerste onderzoek in de data van de inbeslaggenomen gegevensdragers’ d.d. 18 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 249 tot en met 251.
12.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 24 oktober 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 252 tot en met 254.
13.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2017.