Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
eiser, hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.E.Th. Hogervorst, kantoor houdend te Maastricht,
gedaagde, hierna te noemen: de vrouw.
1.Het verloop van de procedure
2.De vordering
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] , te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] , en
- [minderjarige 2] , te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] .
- het door de man ter zitting overgelegde rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) van 16 maart 2017, waarin wordt geconcludeerd dat uit de geraadpleegde literatuur kan worden afgeleid dat de man medio 2016 het gezag had over de kinderen, waarbij bovendien geldt dat indien sprake is van geboorte staande huwelijk naar het recht van Rwanda beide ouders het gezag hebben;
- de door de man ter zitting overgelegde kopie van de geboorteakte van [minderjarige 2] , waarop de man en de vrouw als ouders staan vermeld;
- de stelling van de man dat de door hem benaderde Centrale Autoriteit (na veel aan de man gestelde eisen) heeft aangenomen dat de man het gezag over de kinderen uitoefent, waarna de Centrale Autoriteit de man recent heeft bericht dat men actie gaat ondernemen en de Belgische autoriteit is ingeschakeld;
- de stelling van de man dat de kinderen beschikken over afhankelijke verblijfsvergunningen, die slechts worden verleend indien vaststaat dat de verzoeker ouder en wettelijk vertegenwoordiger van het kind is en dus gezag heeft over het kind.
- zij een termijn van een maand nodig denkt te hebben om de vrouw bij deurwaardersexploot opnieuw op te roepen, en
- zij een tolk in de Kinyarwanda taal zal regelen voor de man en de vrouw ten behoeve van de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter in Den Haag.