Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 97,73
- griffierecht 223,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij en een gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door A.A.E. Koopman, vorderde betaling van een bedrag van € 698,82, bestaande uit een hoofdsom van € 603,01, verzuimrente en incassokosten. De gedaagde partij, die in persoon procedeerde, betwistte de vordering en stelde dat er geen opdracht was verstrekt aan de eisende partij, maar enkel advies was gevraagd. De gedaagde partij voerde aan dat, indien er werkzaamheden waren verricht, dit op basis van een 'no cure no pay'-overeenkomst zou zijn, wat zou betekenen dat slechts een bedrag van € 40,00 in rekening mocht worden gebracht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk sprake was van een opdracht tot dienstverlening, zoals blijkt uit de schriftelijke opdrachtbevestiging en de e-mail van de gedaagde partij waarin deze vroeg om de opdracht te stoppen. De rechter oordeelde dat de eisende partij recht had op een redelijke vergoeding op basis van artikel 7:411 BW, en dat de helft van de incassokosten die in rekening was gebracht door de eisende partij een redelijk bedrag was. Het verweer van de gedaagde partij werd verworpen, en de kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij moest worden toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten.
De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij op € 520,73 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter G.M.P. Brouns.