ECLI:NL:RBLIM:2017:2770

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
5495809 cv16-10642
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van incassokosten en redelijke vergoeding op basis van overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij en een gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door A.A.E. Koopman, vorderde betaling van een bedrag van € 698,82, bestaande uit een hoofdsom van € 603,01, verzuimrente en incassokosten. De gedaagde partij, die in persoon procedeerde, betwistte de vordering en stelde dat er geen opdracht was verstrekt aan de eisende partij, maar enkel advies was gevraagd. De gedaagde partij voerde aan dat, indien er werkzaamheden waren verricht, dit op basis van een 'no cure no pay'-overeenkomst zou zijn, wat zou betekenen dat slechts een bedrag van € 40,00 in rekening mocht worden gebracht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk sprake was van een opdracht tot dienstverlening, zoals blijkt uit de schriftelijke opdrachtbevestiging en de e-mail van de gedaagde partij waarin deze vroeg om de opdracht te stoppen. De rechter oordeelde dat de eisende partij recht had op een redelijke vergoeding op basis van artikel 7:411 BW, en dat de helft van de incassokosten die in rekening was gebracht door de eisende partij een redelijk bedrag was. Het verweer van de gedaagde partij werd verworpen, en de kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij moest worden toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten.

De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij op € 520,73 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter G.M.P. Brouns.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5495809 \ CV EXPL 16-10642
Vonnis van de kantonrechter van 29 maart 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] , Duitsland
eisende partij,
gemachtigde A.A.E. Koopman,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Incassobond heeft per e-mail op 3 maart 2016 een schriftelijke opdrachtbevestiging betreffende incassodiensten jegens [X] aan gedaagde partij doen toekomen. In deze opdrachtbevestiging staat vermeld dat de Algemene Voorwaarden van Incassobond van toepassing zijn.
2.2.
Bij brief van 3 maart 2016 is genoemde [X] tot betaling van een bedrag van € 23.677,93 gesommeerd. [X] is vervolgens in april 2016 nog tweemaal gesommeerd.
2.3.
Per e-mail van 3 maart 2016 laat gedaagde partij aan Incassobond het volgende weten
“Geachte,
Omdat het antwoord even duurde heb ik al een ander bureau gevonden
Wil u deze opdracht even stoppen tot nader bericht.
Mvg”
2.4.
Incassobond laat per e-mail van 4 maart 2016 weten dat het dossier kan worden stopgezet tegen betaling van de helft van de incassokosten.
2.5.
Bij factuur van 29 april 2016 is een bedrag van € 603,01 in rekening gebracht. Gedaagde partij is diverse malen tot betaling gemaand maar de factuur is onbetaald gebleven.
2.6.
Bij akte d.d. 19 augustus 2016 heeft Incassobond de vordering gecedeerd aan eisende partij.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 698,82 (opgebouwd uit de hoofdsom van € 603,01, € 5,35 aan verzuimrente en € 90,46 aan incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert nakoming van de overeenkomst van opdracht. Op basis van artikel 5.7 van de algemene voorwaarden bestaat bij het treffen van een regeling of schikking dan wel intrekking van de opdracht een recht op de hem volgens de tarieven toekomende vergoeding. In deze zaak is eisende partij zeer coulant geweest en maar de helft van de incassokosten in rekening gebracht.
4.2.
Gedaagde partij betwist dat hij aan eisende partij opdracht heeft verstrekt. Aan eisende partij is enkel advies gevraagd. Mochten er toch werkzaamheden zijn verricht dan is er sprake van betaling op basis van no cure no pay, hetgeen betekent dat maximaal € 40,00 in rekening mag worden gebracht.
4.3.
De kantonrechter verwerpt het verweer van gedaagde partij en stelt vast dat er sprake is van een opdracht tot dienstverlening. Dit blijkt immers uit de schriftelijke opdrachtbevestiging en de inhoud van de e-mail van gedaagde partij van 3 maart 2016 waarin deze vraagt om de opdracht te stoppen.
4.4.
Volgens artikel 7:408 BW kan een gegeven opdracht altijd worden ingetrokken. In artikel 7:411 BW is vervolgens bepaald dat de opdrachtgever recht heeft op een deel van het verschuldigde loon. Ook uit artikel 5.7 van de algemene voorwaarden blijkt dat eisende partij bij intrekking recht heeft op een vergoeding.
Uit de inhoud van de processtukken kan niet worden afgeleid welk loon partijen hebben afgesproken. Dit brengt met zich dat het gebruikelijke of redelijke loon verschuldigd is. In het onderhavige geval heeft eisende partij de helft van de incassokosten in rekening gebracht. De kantonrechter acht dit een redelijk loon en gedaagde partij heeft hiertegen ook onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. Het beroep op het in 5.8 van de algemene voorwaarden opgenoemde “no cure no pay” baat gedaagde niet omdat op basis van artikel 5.7 bij intrekking een vergoeding verschuldigd is.
4.5.
De vordering van eisende partij wordt derhalve toegewezen met inbegrip van de gevorderde rente en incassokosten
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,73
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 520,73
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 698,82, vermeerderd met de wettelijke rente over € 603,01 vanaf 26 oktober 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 520,73,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: