In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een vader en een moeder over het gezamenlijk gezag en de zorg- en opvoedingstaken van hun kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Holmes, verzocht om gezamenlijk gezag en een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M.F.M. Maas, zich verzette tegen de omgang van de kinderen met de vader, onder verwijzing naar vermeend seksueel misbruik door de vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 23 december 2016, waar beide ouders en vertegenwoordigers van de GI en de raad aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is voor de beschuldigingen van seksueel misbruik en dat de moeder haar medewerking aan de omgangsregeling herhaaldelijk heeft stopgezet. De rechtbank heeft het verweer van de moeder ten aanzien van het seksueel misbruik als niet bewezen en onvoldoende onderbouwd gepasseerd. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de kinderen is dat zij een goede band met hun vader kunnen onderhouden en dat gezamenlijk gezag hen in staat stelt om beide ouders actief te betrekken bij de opvoeding.
De rechtbank heeft besloten dat de vader en de moeder gezamenlijk gezag over de kinderen zullen uitoefenen en heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verblijven op bepaalde dagen en tijdens schoolvakanties. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen zo snel mogelijk bij de vader kunnen verblijven. De rechtbank heeft ook bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal doen toekomen aan het Centraal Gezagsregister.