ECLI:NL:RBLIM:2017:266

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
5571258 CV EXPL 16-11148
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en vakantiebijslag tussen werkneemster en werkgever

In deze zaak, die op 12 januari 2017 door de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter zich gebogen over een kort geding tussen een werkneemster en haar werkgever. De werkneemster, die sinds 1 juli 2008 in dienst was als administrateur, vorderde achterstallig loon en vakantiebijslag. De werkneemster had haar werkzaamheden niet kunnen verrichten omdat haar laptop en administratieve bescheiden door haar ex-echtgenoot waren meegenomen. De werkgever had in december 2016 een bedrag van € 4.868,52 aan de werkneemster betaald, maar de werkneemster stelde dat zij recht had op een totaal van € 34.945,34 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging. De werkgever voerde aan dat de betalingen onverschuldigd waren, omdat de werkneemster in de maanden mei en juni 2016 niet had gewerkt.

De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster recht had op doorbetaling van haar loon, omdat het niet verrichten van de arbeid niet voor haar rekening kwam. De vordering tot betaling van € 20.454,54 bruto aan achterstallig loon werd toegewezen, terwijl de vordering tot vakantiebijslag werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster verantwoordelijk was voor de uitbetaling van haar eigen vakantiebijslag en dat er geen spoedeisend belang was bij deze vordering. In reconventie werd de vordering van de werkgever afgewezen, omdat de betalingen aan de werkneemster als loon moesten worden aangemerkt. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5571258 CV EXPL 16-11148
MD
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 12 januari 2017
in de zaak van:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. E.R.Th.A. Luijten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] beheer b.v.,
gevestigd en kantoorhoudend te Bocholtz,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. M.W.M. van Doorn.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding met producties
- de eis in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 9 januari 2017
- de ter zitting door elk van beide gemachtigden voorgedragen pleitnota’s, die van de gemachtigde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is op 17 augustus 1996 in gemeenschap van goederen getrouwd met [naam ex-echtgenoot] , enig bestuurder van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (hierna te noemen: [naam ex-echtgenoot] ).
2.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] was met ingang van 1 juli 2008 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de functie van administrateur. Uit hoofde van die functie verzorgde zij voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de loon- en debiteurenadministratie. Ook hield zij zich bezig met de in- en verkoop, althans het beheer van de facturen daarvan. Haar laatstelijk verdiende loon bedroeg € 3.409,09 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verrichtte haar werkzaamheden vanuit haar woning.
2.3.
Eind 2015 hebben [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam ex-echtgenoot] besloten te scheiden. Zij woonden al sinds jaren eerder niet meer samen. Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 14 december 2016 is de echtscheiding uitgesproken. Over de verdeling van de huwelijksgemeenschap procederen partijen momenteel voor deze rechtbank.
2.4.
Op 8 en 23 december 2016 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in totaal € 4.868,52 netto aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voldaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert dat de voorzieningenrechter [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan haar te betalen het netto equivalent van € 34.945,34 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarop het loon betrekking heeft, alsmede de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de proceskosten waaronder de nakosten.
3.2.
De vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] kunnen blijkens haar pleitnota die in zoverre een aanvulling op de dagvaarding vormt, als volgt worden uitgesplitst:
- achterstallig loon van 1 juli 2016 tot en met december 2016: € 20.454,54 bruto
(6 x € 3.409,09 bruto per maand);
- achterstallige vakantiebijslag over 2011/2012 tot en met 2015/2016: in totaal
€ 14.490,80 bruto.
in reconventie
3.3.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert dat de voorzieningenrechter [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt tot betaling van
€ 4.868,52 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis en onder compensatie van proceskosten.
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat de betalingen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 8 en 23 december 2016, aan te merken als loon over mei en juni 2016, onverschuldigd zijn gedaan omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in die maanden niet meer heeft gewerkt.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Anders dan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bepleit, zijn de vorderingen voor wat betreft het achterstallig loon van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] naar hun aard spoedeisend.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de betaling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 8 december 2016 moet worden aangemerkt als loonbetaling over mei 2016 en de betaling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 23 december 2016 als loonbetaling over juni 2016. Dat vinden beide partijen.
4.3.
Mitsdien ligt de vraag voor of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] recht heeft op doorbetaling van haar loon vanaf 1 juli 2016 tot en met december 2016. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft in dit verband aangevoerd dat zij vanaf 1 mei 2016 geen werkzaamheden meer voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft kunnen verrichten vanaf haar thuiswerkplek. De daarvoor vereiste laptop die zij van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] had, evenals de klappers met relevante administratie, waren namelijk door [naam ex-echtgenoot] in april 2016 meegenomen. Behoudens werkzaamheden in augustus 2016 (toen zij op verzoek van [naam ex-echtgenoot] stukken moest uitzoeken voor een rechtszaak van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tegen Detalink Uitzendbureau), heeft zij vanaf 1 mei 2016 inderdaad geen werkzaamheden meer voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verricht. De oorzaak daarvan behoort in redelijkheid voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als werkgever te komen, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
4.4.
Desgevraagd heeft [naam ex-echtgenoot] ter zitting niet weersproken dat hij in april 2016 de laptop en klappers met administratie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft weggehaald. Dit staat daarom in het kader van dit kort geding vast en de kantonrechter gaat hiervan bij zijn verdere beoordeling uit. Op grond van het thans geldende art. 7:628 lid 1 BW dient de werkgever het loon aan de werknemer te betalen indien de werknemer de bedongen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het (gedeeltelijk) niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Niet is gebleken dat het niet verrichten van de arbeid in de risicosfeer van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ligt. Integendeel: doordat [naam ex-echtgenoot] de laptop en de onderliggende administratieve bescheiden heeft weggehaald op het woonadres waar [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar werkzaamheden verrichtte, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroorzaakt dat zij dit niet meer kon, waardoor het niet verrichten van de arbeid in de risicosfeer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als werkgever is komen te liggen. Dit brengt mee dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] recht heeft op doorbetaling van haar loon over de in de pleitnota vermelde maanden (zie 3.2.), waarbij rekening is gehouden met de op 8 en 23 december 2016 verrichtte betalingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , die zijn toegerekend op het achterstallige loon over mei en juni 2016. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 20.454,54 bruto wordt toegewezen. De overige door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangevoerde omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden omdat zij haar niet, ook niet tijdelijk, uit haar loonbetalingsverplichting hebben ontslagen.
4.5.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft om matiging van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verzocht. De wettelijke verhoging is volgens art. 7:625 BW verschuldigd indien de niet tijdige voldoening van het loon aan de werkgever is toe te rekenen. Weliswaar was [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot maandelijkse betaling van het loon aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verplicht, maar zij kon (tot dit vonnis) redelijkerwijs menen die verplichting niet te hebben, gelet ook op het uitblijven van (schriftelijke) berichten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] waarin zij zich expliciet beschikbaar stelt om de bedongen arbeid te verrichten. Dit had temeer van haar mogen worden gevergd, nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam ex-echtgenoot] in de procedure omtrent de verdeling van hun gemeenschap hebben beoogd een totaaloplossing te bereiken, waarin het achterstallige loon zou worden betrokken. Op grond van het vorenstaande kan de wettelijke verhoging, zeker in kort geding waarin de toerekenbaarheid van de niet-voldoening niet met zekerheid kan worden vastgesteld en de veroordeling het karakter van een voorschot zou hebben, niet worden toegewezen. De wettelijke rente daarentegen wordt verschuldigd door het enkele (verwijtloze) betalingsverzuim. Voor matiging daarvan is geen grond (aangevoerd), in zoverre wordt de vordering dus toegewezen.
4.6.
Wat resteert is de beoordeling van de vordering ter zake vakantiebijslag over 2011/2012 tot en met 2015/2016. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft in dit kader aangevoerd dat op enig moment is besloten om de vakantie-aanspraken van [naam ex-echtgenoot] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] achter te stellen op alle overige verplichtingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Door deze afspraak heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wel een vordering op haar inzake achterstallige vakantiebijslag, maar is deze (nog) niet opeisbaar nu er nog steeds andere verplichtingen zijn. Vanwege de beperkte onderzoeksmogelijkheden in kort geding kan de juistheid van dit gemotiveerde verweer niet worden vastgesteld. Het is niet onaannemelijk, gelet op het feit dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] pas nu aanspraak maakt op vakantiebijslag over een reeks van reeds lang verstreken jaren. De vordering zal daarom op dit onderdeel worden afgewezen. Reden daarvoor is temeer dat, naar [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onweersproken heeft gesteld, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als administrateur verantwoordelijk was voor de uitbetaling van de lonen, inclusief de jaarlijkse vakantiebijslagen van onder andere haarzelf, en daartoe nooit is overgegaan of aan [naam ex-echtgenoot] heeft voorgesteld daartoe over te gaan. Deze gang van zaken geeft tot slot grond tot twijfel aan het spoedeisend belang van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij deze vordering.
in reconventie
4.7.
Uit overweging 4.2. in conventie vloeit voort dat de betalingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 8 en 23 december 2016 zijn verricht ten titel van loon, verschuldigd krachtens de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Van onverschuldigde betaling is mitsdien geen sprake, zodat de reconventionele vordering een grondslag ontbeert en wordt afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.8.
Er bestond weliswaar een familiebetrekking tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam ex-echtgenoot] , maar deze procedure wordt gevoerd tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en de rechtspersoon [naam] Beheer B.V. In de relatie tussen de betrokken natuurlijke personen kan dus – zoals [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] terecht heeft aangevoerd – geen grond voor compensatie van proceskosten worden gevonden. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat ter zitting de vorderingen in conventie en in reconventie gelijktijdig zijn behandeld en dat de reconventionele vordering voortvloeit uit het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in conventie. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden met inachtneming van het vorenstaande begroot op:
- exploot van dagvaarding: € 96,57
- griffierecht: € 470,00
- salaris gemachtigde: €
600,00
Totaal: € 1.166,57.
4.8.1.
De nakosten zullen op hierna in het dictum te bepalen wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
in conventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen het netto-equivalent van € 20.454,54 bruto aan achterstallig loon (exclusief vakantiebijslag) over
juli 2016 tot en met december 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
5.3.
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie:
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , tot heden begroot op € 1.166,57;
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] volledig aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.4. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde;
- indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.