ECLI:NL:RBLIM:2017:2625

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
04 5371909/CV 16-9009
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand van meer dan drie maanden

In deze huurzaak heeft de stichting Woonpunt, gevestigd te Maastricht, de gedaagden aangeklaagd wegens huurachterstand van meer dan drie maanden. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van de achterstallige huur en bijkomende kosten. De gedaagde partij heeft betwist dat er sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden, maar heeft geen onderbouwd verweer kunnen voeren tegen de stellingen van de eisende partij.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand, die door de eisende partij met stukken was onderbouwd, inderdaad meer dan drie maanden bedroeg. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de gedaagde partij in de nakoming van de huurovereenkomst van zodanige aard was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen een termijn van 14 dagen en tot betaling van een totaalbedrag van € 5.537,33, inclusief incassokosten en wettelijke rente.

Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 969,02. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5371909 \ CV EXPL 16-9009
Vonnis van de kantonrechter van 22 maart 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonend [adres gedaagden] ,[woonplaats gedaagden] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres gedaagden] ,
[woonplaats gedaagden] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.J. Mookhram.

1.De procedure

1.1.
Eisende partij heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de daar vermelde huurovereenkomst ontbonden zal worden verklaard en dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan eisende partij van de bedragen en rente als in de dagvaarding vermeld, kosten rechtens.
1.2.
Gedaagde partij heeft geantwoord, waarna eisende partij een conclusie van repliek heeft genomen en gedaagde partij ten slotte een conclusie van dupliek.
1.3.
De kantonrechter heeft de zaak op vonnis gesteld waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Gedaagde partij huurt van eisende partij een woning gelegen aan de [adres gedaagden] te [woonplaats gedaagden] tegen (laatstelijk) een huurprijs van € 1.030,31 per maand.

3.De beoordeling

3.1.
Eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat gedaagde partij een huurachterstand heeft van meer dan 3 maanden. Gedaagde partij is daarmee tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Eisende partij vordert daarom – naast betaling van de huurpenningen - de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Eisende partij merkt daarnaast op dat gedaagde partij eerder veroordeeld is voor een huurachterstand.
3.2.
Hiertegen heeft gedaagde partij aangevoerd dat er geen sprake is van een huurachterstand van meer dan 3 maanden, zodat ontbinding en ontruiming niet aan de orde kan zijn.
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.3.
De vraag die allereerst ter beantwoording voorligt is of er sprake is van de door eisende partij gestelde huurachterstand. Eisende partij heeft de huurachterstand zowel bij dagvaarding als bij repliek met stukken onderbouwd. Eisende partij heeft bij dagvaarding de huurachterstand becijferd op € 4.131,24 (zijnde de maanden mei, juni, augustus en september 2016). Bij repliek heeft eisende partij gesteld dat de huurachterstand tot en met december 2016 is opgelopen tot € 5.161,52. Eisende partij merkt hierbij wel op dat gedaagde partij op 29 november 2016 een betaling heeft gedaan van € 1.500,00. Rekening houdende met deze betaling bedraagt de vordering (tot en met december 2016) volgens eisende partij gelet op artikel 6:44 lid 1 BW een bedrag van € 4.805,98 (inclusief incassokosten en proceskosten). Hiertegen heeft gedaagde partij bloot aangevoerd dat de gestelde huurachterstand onjuist is.
3.4.
In het licht van het feit dat eisende partij de huurachterstand heeft onderbouwd, ligt het op de weg van gedaagde partij om hiertegen onderbouwd verweer te voeren, hetgeen
gedaagde partij heeft nagelaten. Het verweer van gedaagde partij dient dan ook als zijnde niet onderbouwd verworpen te worden. Dit betekent dat de door eisende partij gestelde huurachterstand van € 5.161,52 (tot en met december 2016) vast staat. Deze zal dan ook worden toegewezen. Dit geldt eveneens voor de gevorderde rente en wel vanaf de dag van dagvaarding. De kantonrechter verliest hierbij niet uit het oog dat gedaagde partij hangende de procedure nog een betaling heeft gedaan van € 1.500,00. Hierna zal dan ook worden opgenomen dat deze betaling in mindering strekt op de veroordeling(en).
3.5.
De vraag is vervolgens of deze tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Gelet op de hoogte van de huurachterstand die meer dan 3 maanden bedraagt en het feit dat gedaagde partij eerder is veroordeeld voor een huurachterstand kan in dit geval niet gezegd worden dat de tekortkoming van gedaagde partij van een zodanig bijzondere aard of geringe betekenis is, dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter tekent daarbij aan dat de verbintenis tot huurbetaling een van de meest fundamentele verplichtingen van een huurder is. De gevorderde ontbinding en ontruiming dienen dan ook toegewezen te worden, met dien verstande dat een redelijke ontruimingstermijn van 14 dagen gehanteerd wordt.
3.6.
Eisende partij maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De door eisende partij verzonden aanmaning voldoet niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu in de aanmaning een lager bedrag is genoemd dan thans wordt gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn daarom slechts toewijsbaar tot het in de aanmaning vermelde bedrag van € 375,81. De gevorderde rente vanaf datum dagvaarding ligt eveneens voor toewijzing gereed.
3.7.
In totaal zal hierna aldus een bedrag van € 5.537,33 worden toegewezen
(€ 5.161,52 + € 375,81).
3.8.
Gedaagde partij dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 98,02
  • griffierecht € 471,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 969,02

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats gedaagden] aan de [adres gedaagden] ,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
4.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 5.537,33, (huurpenningen tot en met december 2016 en incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, alsmede zoveel maal de somma van
€ 1.030,31 per maand als er vanaf januari 2017 tot aan de dag der ontruiming telkens een nieuwe maand zal zijn ingegaan,
4.4.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 969,02,
4.5.
bepaalt dat op de veroordelingen in mindering strekt een bedrag van € 1.500,00,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: no
coll: