In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap [X] N.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] Producties B.V. [X] vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 8.604,26, bestaande uit een hoofdsom van € 6.228,37, contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 22 februari 2017.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [Y] Producties had op basis van een opdrachtbevestiging [X] ingeschakeld voor fiscale en bedrijfseconomische advisering. [X] heeft in de periode van maart 2014 tot juli 2016 negen facturen gestuurd, waarvan een bedrag van € 6.228,37 nog openstond. Ondanks aanmaningen heeft [Y] Producties niet betaald, wat leidde tot deze rechtszaak.
Tijdens de zitting voerde [Y] Producties verweer aan, onder andere dat [X] hogere uurtarieven in rekening had gebracht dan afgesproken en dat niet alle werkzaamheden waren uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat [X] voldoende had aangetoond dat de werkzaamheden waren verricht en dat de tarieven niet in strijd waren met de overeenkomst. De vordering van [X] werd dan ook toegewezen, inclusief de gevorderde rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.