ECLI:NL:RBLIM:2017:2599

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
04 5289372/CV 16-7898
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de levering en installatie van een stalsysteem met betrekking tot dwaling en tijdige klacht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap [X] LANDBOUWMECHANISATIEBEDRIJF B.V. en [Y], die onder meer h.o.d.n. LIMOUSINFOKBEDRIJF [Z] LIMOUSIN is. De procedure is gestart naar aanleiding van een overeenkomst die op 25 september 2015 is gesloten voor de levering en installatie van een stalsysteem door [X] aan [Y]. De overeengekomen prijs voor het stalsysteem bedroeg € 6.866,76, en de Metaalunievoorwaarden waren van toepassing. [X] heeft het stalsysteem op 7 oktober 2015 geleverd en geïnstalleerd, maar [Y] heeft de facturen van 16 oktober en 20 november 2015 niet betaald, ondanks aanmaningen.

[Z] heeft pas op 1 juni 2016 geprotesteerd en gesteld dat het stalsysteem niet voldeed aan zijn eisen. [X] betwist dat [Y] tijdig heeft geklaagd en stelt dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor de klachten van [Y]. [Y] voert aan dat het hekwerk niet stevig genoeg was verankerd en dat hij dit direct aan [X] heeft gemeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [Y] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd, omdat hij geen concrete data of bewijs heeft geleverd van zijn klachten.

De kantonrechter heeft het beroep op dwaling van [Y] verworpen, omdat dit verweer te laat is opgeworpen en in strijd is met de goede procesorde. De rechter heeft geoordeeld dat [X] recht heeft op betaling van de hoofdsom van € 6.866,76, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten van € 686,58. [Y] is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.051,77. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, op 22 maart 2017.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5289372 \ CV EXPL 16-7898
Vonnis van de kantonrechter van 22 maart 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] LANDBOUWMECHANISATIEBEDRIJF B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats X] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.P.A. Hoogstad,
tegen:
[Y] , onder meer h.o.d.n. LIMOUSINFOKBEDRIJF [Z] LIMOUSIN,
wonend [adres Y] ,
[woonplaats Y] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna [X] en [Y] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties en
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Op basis van de hiervoor vermelde processtukken kan het tussen partijen gerezen geschil als volgt – zakelijk weergegeven – worden omschreven.
2.2.
Op 25 september 2015 hebben partijen een overeenkomst gesloten. De overeenkomst omvat de levering en installatie door [X] van een zogenoemd stalsysteem ten behoeve van het bedrijf van [Y] . De overeengekomen prijs bedraagt
€ 6.866,76. Op de overeenkomst zijn de Metaalunievoorwaarden van toepassing.
2.3.
[X] heeft het stalsysteem op 7 oktober 2015 geleverd en geïnstalleerd.
2.4.
Bij facturen d.d. 16 oktober 2015 en 20 november 2015 heeft [X] het stalsysteem aan [Y] in rekening gebracht, maar [Y] heeft die facturen ondanks aanmaning niet betaald. [X] stelt dat zij vervolgens haar incassogemachtigde heeft moeten inschakelen.
2.5.
Volgens [X] heeft [Y] pas op 1 juni 2016 geprotesteerd en gesteld dat het stalsysteem niet aan zijn eisen voldeed. [X] is van mening dat [Y] te laat heeft geklaagd. [Y] heeft ook niet concreet aangegeven wat er niet aan het systeem zou deugen. [X] stelt verder dat de palen in beton zouden worden verankerd en dat er betonnen muurtjes zouden worden gestort.
2.6.
[Y] voert verweer. [Y] stelt dat het hekwerk niet stevig genoeg in de betonnen vloer was verankerd en dat de koeien dat hekwerk zouden kunnen omduwen. Volgens [Y] heeft hij dit meteen telefonisch aan [X] laten weten. Verder stelt [Y] dat het storten van betonnen muurtjes zinloos zou zijn omdat die muurtjes ook niet verankerd kunnen worden. De muurtjes zouden immers op het rooster geplaatst moeten worden. [Y] is daarbij van mening dat [X] dit had moeten weten en hem niet goed heeft geïnformeerd. [Y] stelt voorts dat hij het stalsysteem heeft gedemonteerd en aan [X] heeft meegedeeld dat het materiaal opgehaald kon worden.
2.7.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – verder ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het verweer van [Y] komt er op neer dat hij tijdig zou hebben geklaagd en dat hij bij het sluiten van de overeenkomst zou hebben gedwaald.
3.2.
Het verweer van [Y] dat hij tijdig zou hebben geklaagd heeft [Y] echter volstrekt onvoldoende onderbouwd. Volgens [Y] heeft hij meermaals telefonisch contact gehad met [X] , maar laat [Y] na concrete data te vermelden wanneer hij heeft gebeld en laat [Y] ook na te vermelden met welke persoon/personen hij heeft gesproken. [Y] heeft daarvan ook geen concreet bewijsaanbod gedaan en de kantonrechter ziet geen aanleiding om [Y] ambtshalve bewijs op te dragen. Het verweer van [Y] dat hij tijdig heeft geklaagd zal derhalve als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
3.3.
Het verweer van [Y] dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en hij die overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten, zal de kantonrechter eveneens verwerpen. Dit verweer heeft [Y] namelijk pas bij dupliek opgeworpen zodat [X] geen gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren en dat is in strijd met een goede procesorde. Van belang is verder dat [Y] niet heeft weersproken dat hijzelf dan wel een bouwbedrijf de door [X] geplaatste palen zou verstevigen met beton en betonnen wandjes zou plaatsen en [Y] niet heeft gesteld dat hij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd dan wel heeft laten uitvoeren. [Y] heeft ook geen bewijs bijgebracht, van bijvoorbeeld een ter zake deskundige, dat het door [X] geleverde en geïnstalleerde stalsysteem na het verstevigen van de palen en het storten van de betonnen wandjes, niet zou voldoen in die zin dat het stalsysteem door de koeien gemakkelijk omver geduwd zou kunnen worden. [Y] heeft in dit verband evenmin bewijs aangeboden.
3.4.
Gelet op het vorenstaande kunnen de door [X] gevorderde hoofdsom ad
€ 6.866,76 en wettelijke handelsrente worden toegewezen.
3.5.
[X] heeft voldoende gesteld ter zake van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en genoegzaam aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in artikel 237 en verder van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Dat betekent dat de gevorderde kosten ad € 686,58 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding eveneens zullen worden toegewezen.
3.6.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [X] worden begroot op:
  • dagvaarding € 80,77
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.051,77

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [Y] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te betalen:
een bedrag van € 6.866,76 vermeerderd met de wettelijke handelsrente over
€ 6.231,51 vanaf 5 december 2015 en over € 635,25 vanaf 31 oktober 2015, telkens tot de dag der voldoening en
een bedrag van € 686,58 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag der voldoening;
4.2.
veroordeelt [Y] voorts in de proceskosten aan de zijde van [X] gevallen en tot op heden begroot op € 1.051,77 vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: