ECLI:NL:RBLIM:2017:2561

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
04 5127286/CV 16-5707
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van meerdere overeenkomsten met betrekking tot factoring, billing, administratie en budgetbeheer

In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. A.M.A. Bouwens, betaling van een bedrag van € 6.373,07 van de gedaagde partij, M.F.T.M. Durlinger, die opereert onder verschillende handelsnamen. De vordering is gebaseerd op meerdere overeenkomsten, waaronder een factoringovereenkomst, een billingovereenkomst, een overeenkomst voor het verzorgen van de administratie en een overeenkomst tot budgetbeheer. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomsten, onrechtmatig heeft gehandeld en ongerechtvaardigd is verrijkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen tariefsverhoging is overeengekomen en dat er geen vergoeding voor kantoorkosten, reistijd en reiskosten is afgesproken. De gedaagde partij heeft onterecht hogere kosten in rekening gebracht, wat heeft geleid tot een toerekenbare tekortkoming. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die onvoldoende onderbouwd waren. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.202,05, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5127286 \ CV EXPL 16-5707
Vonnis van de kantonrechter van 22 maart 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.M.A. Bouwens,
tegen:
M.F.T.M. DURLINGER (v) h.o.d.n. SMARTFACTORING.NU, SMARTBILLING.NU, SMARTADMIN.NU, SMARTCOACHING.NU en SMARTCOMPANY.NU,
kantoorhoudend Rijksweg Zuid 109,
6161 BH Geleen,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.W.J. Schoonbrood.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen op 6 februari 2017
  • het tussenvonnis van 15 februari 2017
  • de akte overlegging producties van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 september 2013 is tussen partijen een schriftelijke overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de dienst “factoring”.
2.2.
In artikel 1 van de overeenkomst staat het volgende opgenomen:
“Het factoringbedrijf zal gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomst alle facturen gemaakt door SmartBilling.NU, in opdracht van de ondernemer aan diens opdrachtgevers(s) / klant(en), voorfinancieren tegen een hierna vastgesteldefactor fee.
Het betreft hier een overeenkomst een “resource-factoring overeenkomst”, wat betekent dat de ondernemer alle aanmaningskosten die het factoringbedrijf moet maken om de betaling van de opdrachtgever(s) / klant(en) van de onderneming te verkrijgen, aan het factoringbedrijf zal vergoeden tegen een vast bedrag van € 30,00 per aanmaning, exclusief BTW. Ook alle eventuele buitengerechtelijke- en gerechtelijke kosten die door het factoringbedrijf gemaakt moeten worden hiervoor, zullen volledig worden doorberekend aan de ondernemer.”
2.3.
In artikel 3 van de factoringovereenkomst staat met betrekking tot de factor fee het volgende vermeld:
“Het factoringbedrijf rekent in casu een vaste factor fee over het voor te financieren bedrag zijnde 11% van de factorwaarde (=het bedrijf exclusief BTW door SmartBilling.NU aan de opdrachtgever/klant in opdracht van de ondernemer gefactureerd) kleiner of gelijk aan € 5.000,00 per factuur en 9% van een factorwaarde groter dan € 5.000,00 per factuur.”
2.4.
In (het eerste genoemde) artikel 4 is een regeling opgenomen met betrekking tot de kantoorkosten met de volgende inhoud:
“Bovenop de factor fee rekent het factoringbedrijf altijd kantoorkosten, zijnde 3% van de factor fee exclusief BTW per factuur. De berekende factor fee samen met de kantoorkosten zullen in een separate factuur aan de ondernemer worden gestuurd.”
2.5.
Op 3 september 2013 hebben partijen een schriftelijke overeenkomst gesloten aangaande de dienst facturaties, debiteurenbeheer en het opstellen van projectovereenkomsten (billing).
2.6.
Met betrekking tot de kosten is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 4: “Voor het opstarten van een facturatie administratie voor de opdrachtgever, rekent de uitvoerder éénmalig een vast tarief van € 100,00 exclusief BTW.
Artikel 5: “Voor het versturen van facturen rekent de uitvoerder een vast tarief van € 20,00 exclusief BTW per factuur of creditnota aan de klant/opdrachtgever van de opdrachtgever.”
2.7.
In 2014 hebben partijen een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verzorging van de financiële administratie van eisende partij door gedaagde partij. Hierin is opgenomen dat elke maand een voorschotbedrag gefactureerd wordt en dat na 12 maanden een afrekening wordt opgesteld waarin de variabele kosten worden berekend en waaruit zal blijken of nog een bedrag moet worden bijbetaald dan wel terugbetaald.
2.8.
Partijen hebben daarnaast nog een overeenkomst ter zake budgetbeheer gesloten.
2.9.
Alle overeenkomsten zijn op initiatief van gedaagde partij per 11 juli 2015 beëindigd.
2.10.
Bij brief van 5 oktober 2015 heeft de gemachtigde van eisende partij zich tot gedaagde partij gewend en verzocht om terugbetaling van € 6.373,07. Gedaagde partij is daarbij tevens in gebreke gesteld.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 6.373,07 vermeerderd met rente en kosten.
Eisende partij legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde partij (1) toerekenbaar is tekort geschoten in de verplichtingen uit de overeenkomsten, (2) onrechtmatig heeft gehandeld en (3) ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer en betwist daarbij de stellingen van eisende partij.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van eisende partij is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Deze zullen hierna telkens afzonderlijk worden besproken.
De factoringovereenkomst
4.2.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij op eigen initiatief en zonder instemming van eisende partij een hoger percentage aan factor fee en aan kantoorkosten in rekening heeft gebracht tot een bedrag van € 3.897,04. Ter adstructie hiervan heeft eisende bij dagvaarding en bij nadere akte een gespecificeerd overzicht in het geding gebracht.
4.3.
Gedaagde partij voert aan dat de verhoging van de fee en de kantoorkosten regelmatig onderwerp van bespreking is geweest en dat eisende partij hiermee akkoord is gegaan. Door een liquiditeitstekort moest gedaagde partij externe investeerders aantrekken. Hierdoor werden de percentages aangepast volgens de eisen van deze externe investeerders.
Het percentage van 11% is eerst verhoogd naar 13% en vervolgens naar 15%. Ook na deze verhogingen heeft gedaagde partij de werkbonnen van eisende partij gekregen, zodat ook hieruit instemming met de verhoging kan worden afgeleid.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de over en weer gewisselde stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen niet is komen vast te staan dat partij een hoger percentage zijn overeengekomen zoals door gedaagde partij is aangevoerd. Een schriftelijke onderbouwing van dit verweer ontbreekt. Het had op de weg van gedaagde partij gelegen deze wijziging/verhoging schriftelijk vast te leggen, zoals het bij het aangaan van de overeenkomst afgesproken percentage ook is vastgelegd. Evenmin heeft gedaagde partij schriftelijke stukken overgelegd waaruit blijkt dat de extern aangezochte investeerders een hoger percentage hanteerden, waardoor ook gedaagde partij genoodzaakt was de percentages te verhogen. Dat het gehanteerde percentage vermeld staat op de factuur, kan gedaagde partij evenmin baten. Ter zitting is immers komen vast te staan dat eisende partij deze niet ontving maar dat deze in het bezit van gedaagde partij bleven.
Door een hoger percentage in rekening te brengen dan contractueel is overeengekomen, schiet gedaagde partij toerekenbaar tekort. Eisende partij heeft in het overgelegde overzicht gespecificeerd aangegeven in welke gevallen een verkeerd percentage in rekening is gebracht en een herberekening gemaakt. Gedaagde partij heeft dit overzicht niet althans niet gemotiveerd betwist. Van de juistheid van dit overzicht wordt daarom in rechte uitgegaan.
Uit dit overzicht blijkt dat een bedrag van € 3.897,04 te veel in rekening is gebracht en betaald door eisende partij. Dit deel van de vordering wordt derhalve toegewezen.
De billingovereenkomst
4.5.
Eisende partij vordert ter zake € 913,32 bestaande uit de ten onrechte in rekening gebrachte kilometer- en reistijdvergoeding. Voor vergoeding van deze kosten bestaat geen contractuele grondslag. Verder is contractueel afgesproken dat per factuur een bedrag van € 20,00 exclusief btw zou worden berekend, terwijl een bedrag van € 22,65 in rekening is gebracht. Verder zijn ten onrechte kantoorkosten in rekening gebracht.
4.6.
Gedaagde partij stelt dat bijna iedere zaterdag de benodigde stukken bij eisende partij thuis zijn opgehaald. Over vergoeding van die kosten zijn geen expliciete afspraken gemaakt, maar deze kosten zijn natuurlijk wel gemaakt. Met betrekking tot de kantoorkosten voert gedaagde partij aan dat deze in alle overeenkomsten zijn berekend.
4.7.
De schriftelijke overeenkomst is als productie 3 bij de dagvaarding gevoegd. In die overeenkomst zijn partijen geen vergoeding van kantoorkosten overeengekomen. Door gedaagde partij is ook niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat partijen op een andere wijze dan in de schriftelijke overeenkomst kantoorkosten zijn overeengekomen. Het in rekening brengen van kantoorkosten heeft daarom zonder grondslag plaatsgevonden.
Dit geldt eveneens voor de tariefsverhoging en de vergoeding voor gereden kilometers en gemaakte reistijd. Deze verhoging en kosten zijn evenmin contractueel overeengekomen.
Door de tariefsverhoging, kantoor-, kilometer- en reistijdkosten in rekening te brengen, zonder dat dit contractueel is overeengekomen, handelt gedaagde partij in strijd met de inhoud van de overeenkomst. Dit levert een toerekenbare tekortkoming op.
Ten aanzien van deze vordering heeft eisende partij bij dagvaarding en bij nadere akte een specificatie overgelegd. De inhoud daarvan is niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat ter zake de billingovereenkomst een bedrag van € 913,32 wordt toegewezen.
De overeenkomst met betrekking tot het verzorgen van de administratie
4.8.
Gedaagde partij heeft tot en met juni 2015 voorschotbedragen ad € 134,00 in rekening gebracht. Partijen zijn het erover eens dat geen aangifte inkomstenbelasting 2015 is gedaan en dat geen jaarrekening 2015 is samengesteld, terwijl daarvoor wel kosten in rekening zijn gebracht door middel van de voorschotbedragen. Gedaagde partij erkent dat een bedrag van € 209,00 exclusief btw te veel in rekening is gebracht en verklaart zich bereid dit bedrag terug te betalen.
Bij gebrek aan een concreet door eisende partij benoemd en gevorderd bedrag, zal de kantonrechter het door gedaagde partij erkende bedrag van € 209,00 toewijzen.
4.9.
In punt 11 van de contractvoorwaarden die van de onderhavige overeenkomst deel uitmaken staat vermeld dat alle bedragen in de offerte/overeenkomst exclusief 3% kantoorkosten en 21% btw zijn. Dit kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders worden opgevat dan dat naast de kosten als vermeld in de overeenkomst ook kantoorkosten en btw in rekening worden gebracht. Deze zijn derhalve met betrekking tot deze overeenkomst niet ten onrechte in rekening gebracht.
4.10.
Eisende partij stelt verder dat ten onrechte kilometer- en reistijdenvergoeding in rekening is gebracht. Ook hier verwijst de kantonrechter naar de contractvoorwaarden en dan met name naar artikel 10. Hierin is een vergoeding van € 0,30 per gereden kilometer en per minuut reistijd opgenomen. Voor zover de vordering van eisende partij hierop berust, wordt deze afgewezen.
4.11.
Tussen partijen bestaat verder nog discussie over het voorschotbedrag van € 134,00 per maand welk bedrag vanaf 30 januari 2015 in rekening is gebracht. Volgens eisende partij moet dit naar schatting een bedrag van € 100,00 per maand zijn. De kantonrechter acht dit onvoldoende concreet en daarmee een onvoldoende onderbouwing van dit deel van de vordering.
Het budgetbeheer
4.12.
Eisende partij vordert ter zake een bedrag van € 1.053,71 en stelt dat gedaagde partij zich meer kosten en vergoedingen heeft toegeëigend dan is afgesproken. Er zijn voorschotten en contante betalingen aangehaald die eisende partij vreemd voorkomen. Ook is geen vergoeding voor reiskosten en reistijd afgesproken.
Verder stelt eisende partij dat de schuldenlast op 11 juli 2015 € 46.821,57 bedroeg in tegenstelling tot het bedrag van € 29.954,00 dat gedaagde partij aangeeft.
4.13.
Gedaagde partij betwist dat er vergoedingen en/of kosten in rekening zijn gebracht die niet zijn afgesproken.
4.14.
Ter zitting is komen vast te staan dat een aantal door eisende partij betwiste kosten toch daadwerkelijk zijn gemaakt, zoals bijvoorbeeld de voorgeschoten kosten van het afslepen van de auto. Ook de vermelding “personal coaching” staat, na de gegeven uitleg door gedaagde partij, niet meer ter discussie.
De discussie bestaat enkel nog over de kantoorkosten en de reiskosten. Uit de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde schriftelijke overeenkomst blijkt niet dat partijen vergoeding van voornoemde kosten zijn overeengekomen. Ook deze zijn daarom ten onrechte in rekening gebracht en dienen te worden terugbetaald.
Volgens de onvoldoende betwiste specificatie gaat het om een bedrag van € 94,61 aan kantoorkosten en € 88,08 aan reis- en reistijdvergoeding. De in de specificatie opgenomen bedragen € 70,18 (7 februari 2014, km, reistijd, retour voorschot dierenbescherming), € 96,54 (31 maart 2014, verplaatsen Audi, km.verg. & uurtarief) en € 109,01 (3 januari 2015, km & reistijdvergoeding (Audi personal coaching) laat de kantonrechter buiten beschouwing, nu daarvan niet blijkt welk gedeelte van ieder bedrag op welke omschrijving betrekking heeft.
Ter zake budgetbeheer wordt derhalve een bedrag van € 182,69 aan eisende partij toegewezen.
4.15.
Eisende partij stelt verder dat de schuldenlast niet is afgenomen in de mate zoals door gedaagde partij is aangegeven. Eisende partij verbindt hieraan echter geen juridische consequentie, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
Rente en buitengerechtelijke kosten
4.16.
Over de toe te wijzen bedragen zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum dat verzuim is ingetreden. Volgens de brief van 5 oktober 2015 is het verzuim acht dagen na laatstgenoemde datum ingetreden, derhalve op 13 oktober 2015.
Eisende partij vordert verder betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 625,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Gesteld noch gebleken is dat naast de brief van 5 oktober 2015 nog andere buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De verzending van één enkele aanmaning rechtvaardigt geen toewijzing van incassokosten, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
4.17.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.18.
Gedaagde partij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,87
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.072,87
4.19.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 5.202,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2015 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.072,87,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll:mjp