ECLI:NL:RBLIM:2017:2543

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
5709989 CV 17-1339
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming huurovereenkomst en vorderingen in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, die een kamer huurt van gedaagden, nakoming van de huurovereenkomst. Eiser stelt dat gedaagden op 24 januari 2017 zijn eigendommen op straat hebben gezet en hem de toegang tot de gehuurde kamer hebben ontzegd door de sloten te verwisselen. Eiser vraagt de kantonrechter om gedaagden te veroordelen tot het teruggeven van zijn eigendommen, waaronder laptops en gereedschap, en om hem weer toegang te geven tot de kamer. Gedaagden betwisten de claims van eiser en stellen dat hij zelf verantwoordelijk is voor de situatie, inclusief een brand die in de woning heeft gewoed. Gedaagden vorderen in reconventie ontbinding van de huurovereenkomst op basis van eerdere overlast veroorzaakt door eiser.

De kantonrechter oordeelt dat de feitelijke gang van zaken rondom de gebeurtenissen op 24 januari 2017 niet duidelijk is. De tegenstrijdige verklaringen van partijen maken het onmogelijk om een beslissing te nemen over de vorderingen van eiser. De rechter concludeert dat er geen plaats is voor de gevorderde voorzieningen in het kort geding, omdat er onvoldoende bewijs is om de claims van eiser te onderbouwen. De vorderingen van beide partijen worden afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 21 maart 2017 door kantonrechter G.M.P. Brouns.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5709989 \ CV EXPL 17-1339
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 21 maart 2017,
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres eiser] ,
[woonplaats eiser] ,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde mr. E.P.B. Moors,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonend [adres gedaagden] ,[woonplaats gedaagden] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres gedaagden] ,
[woonplaats gedaagden] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde mr. S. Jongen.

1.Het verloop van de procedure in kort geding

Het verloop van de procedure in kort geding blijkt uit de volgende proceshandelingen dan wel processtukken:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 15 februari 2017, met bijlagen,
  • de conclusie van antwoord in kort geding, tevens eis in reconventie, met producties,
  • de mondelinge behandeling d.d. 7 maart 2017.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak op vonnis gesteld, waarvan de uitspraak is bepaald tegen heden.
In conventie en in reconventie:

2.De vaststaande feiten

Uit het over en weer door partijen naar voren gebrachte kunnen de volgende vaststaande feiten worden afgeleid, voor zoveel nu ter zake doend:
  • gedaagden in conventie, eisers in reconventie, nader ook kortweg gedaagden te noemen, zijn eigenaren van een woonhuis, gelegen aan de [adres woning] ;
  • gedaagden verhuren de in deze woning gesitueerde kamers per kamer, als onzelfstandige woonruimte, aan huurders;
  • gedaagden hebben een van deze kamers, gesitueerd op de 2e verdieping, met ingang van 25 augustus 2015 aan eiser in conventie, gedaagde in reconventie, nader ook kortweg eiser te noemen, verhuurd;
  • in de nacht van 23 op 24 januari 2017 is brand gemeld in dit woonhuis aan de [adres woning] , terwijl de brandweer en/of de politie uitgaan van een drietal brandhaarden; eiser is door de politie meegenomen naar het politiebureau, doch vervolgens heengezonden;
  • in de vroege morgenuren van 24 januari 2017 zijn de in de kamer van eiser zich bevindende voorwerpen op het trottoir voor de woning geplaatst; diezelfde dag heeft eiser deze voorwerpen met behulp van een bestelbus naar een hem bekende persoon ( [X] ) overgebracht en aldaar opgeslagen;
  • nadien heeft eiser met name ook in Litouwen verbleven bij familie.

3. De conventionele stellingen en vorderingen van eiser en zijn verweer in reconventie

Eiser stelt zich, kort en goed gezegd, op het standpunt dat het juist gedaagden geweest zijn die in de vroege morgenuren van 24 januari 2017 de eigendommen van eiser vanuit de door eiser gehuurde kamer op straat hebben geplaatst en het vervolgens ook voor eiser feitelijk onmogelijk hebben gemaakt nog van deze door hem gehuurde kamer gebruik te maken. Er is immers sprake van verwisselde sloten, zodat eiser feitelijk geen toegang meer heeft tot de door hem gehuurde kamer. Bovendien zijn er voorwerpen van eiser achtergebleven (een tweetal laptops en elektrisch gereedschap), welke kennelijk ter beschikking staan aan gedaagden of ter beschikking hebben gestaan aan gedaagden. Die voorwerpen dienen gedaagden aan eiser te retourneren dan wel, indien dat niet meer mogelijk mocht zijn, aan hem te vergoeden. Tenslotte heeft eiser niet langer de beschikking over aan hem gerichte post, gericht aan het adres aan de [adres woning] . Gedaagden dienen ook te worden veroordeeld deze poststukken aan eiser ter beschikking te stellen.
Op deze grondslag vordert eiser in conventie veroordeling van gedaagden eiser wederom toe te laten tot het gehuurde, op straffe van een dwangsom, documenten, poststukken en andere gegevens aan eiser af te geven, op straffe van een dwangsom, de hierboven bedoelde laptops en gereedschap aan eiser af te geven, op straffe van een dwangsom, alles onder hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.

4. Het conventionele verweer van gedaagden en hun stellingen en vorderingen in reconventie

Gedaagden hebben de schildering van de gebeurtenissen door eiser in de vroege morgenuren van 24 januari 2017 bestreden en daar het volgende tegenover gesteld. Het zal juist eiser zelf geweest zijn die brand heeft laten ontstaan in het pand aan de [adres woning] en het is ook eiser zelf geweest die de hem toebehorende eigendommen op straat heeft geplaatst. Daarmee was eiser reeds doende en doende geweest, toen gedaagden ter plaatse kwamen die hem daarbij verder hebben geholpen. Eiser gaf namelijk aan, aldus nog steeds gedaagden, uit het gehuurde te willen vertrekken en gedaagden hebben zich daar niet tegen willen verzetten, mede gelet op hetgeen met betrekking tot eiser in het verleden reeds was voorgevallen. De door eiser bedoelde post staat verder vanzelfsprekend ter beschikking aan eiser, maar bij gebreke van een aan gedaagden bekend verblijfadres van eiser zijn zij al helemaal niet in staat tot doorzending van post. De door eiser bedoelde laptops en elektrisch gereedschap zijn gedaagden onbekend, zodat zij niet tot teruggave daarvan verplicht zijn.
Indien de huurovereenkomst tussen partijen onverhoopt niet zou zijn geëindigd op 24 januari 2017 in de vorm van wederzijdse instemming met beëindiging, dan vorderen gedaagden in reconventie ontbinding van die overeenkomst op grond van de in het verleden door eiser veroorzaakte overlast en/of door brandstichting veroorzaakte schade en/of door eiser aan de auto van gedaagden – op 24 januari 2017 in de [adres woning] – aangebrachte vernielingen.

5.Het oordeel van de kantonrechter

Eiser heeft, in het kader van de onderhavige procedure in kort geding, voorzieningen aan de orde gesteld, zoals hierboven aangeduid.
Wat de nakoming van de huurovereenkomst tussen partijen betreft en de daarop gegronde voorziening dat eiser vooralsnog terug in het genot van het gehuurde dient te worden gesteld, geldt dat de feitelijke gang van zaken in de nacht van 23 op 24 januari 2014 en het vervolg daarop in de vroege morgenuren van 24 januari 2014, in het geheel niet tot klaarheid is gebracht. De zienswijzen van elk van partijen staan diametraal tegenover elkaar, waarbij de ene partij – eiser – tot een feitelijke belemmering van huurgenot concludeert en de andere partij – gedaagden – tot beëindiging van huur met wederzijds instemmen. In zo een situatie is er geen plaats voor een door eiser gevorderde voorziening, aangezien niet te bepalen valt hoe een beoordeling en beslissing ten gronde uit zal vallen. Voor beoordeling en beslissing ten gronde lijkt het horen van getuigen (andere bewoners van de kamers in de [adres woning] , buren dan wel ook brandweerlieden of politiefunctionarissen) hoe dan ook al noodzakelijk, terwijl daarvoor in de onderhavige, op spoed gerichte procedure in kort geding, geen plaats en ruimte is.
Terbeschikkingstelling aan eiser van de door eiser bedoelde post en documenten vormt op zichzelf geen twistpunt. Gedaagden zijn immers vanzelfsprekend bereid die door eiser bedoelde papieren aan eiser te doen toekomen. Maar bij gebrek aan bekendheid met het verblijfsadres van eiser zijn gedaagden – aldus nog steeds gedaagden – simpelweg niet bij machte daar toe over te gaan. Daarbij geldt verder dat eiser, nadrukkelijk daarnaar gevraagd, ter mondelinge behandeling heeft geweigerd zijn huidige verblijfplaats bekend te maken, aangezien dat in de ogen van eiser geen relevantie zou hebben. In zo een situatie is er naar het oordeel van de kantonrechter geen enkele goede grond aanwezig tot veroordeling van gedaagden, op een wijze zoals die eiser – met betrekking tot poststukken en vergelijkbare documenten – voor ogen staat.
Terbeschikkingstelling aan eiser van de door eiser bedoelde laptops en elektrisch gereedschap vormt daartegenover wel een twistpunt tussen partijen. Gedaagden weerspreken met klem zulke voorwerpen van eiser onder hun hoede te hebben of te hebben gehad, zodat een veroordeling tot afgifte niet in aanmerking komt. Daartoe zou toch met voldoende duidelijkheid bepaald moeten kunnen worden dat gedaagden wel degelijk de beschikking hebben over deze door eiser bedoelde voorwerpen en daarom: tot teruggave daarvan in staat en bij machte zouden zijn. Daarvoor ontbreekt echter elk aanknopingspunt, zodat een veroordeling niet aan de orde komt.
Dan resteert nog slechts de tegenvordering van gedaagden tot ontbinding van huur. Voor zo een constitutieve voorziening is in het kader van een kort geding geen plaats, zodat die om die reden van de hand zal worden gewezen.
Bij deze uitkomst van de procedure ziet geen van partijen enige vordering aan zich toegewezen worden. Om die reden zullen de proceskosten worden gecompenseerd op een wijze, zoals hierna te verwoorden. Er wordt daarom beslist als volgt.

6.Beslissing:

In conventie en in reconventie:
Wijst de vorderingen van partijen over en weer alle af.
Compenseert de proceskosten tussen partijen zo, dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter te Roermond, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: gb
coll: hmui