ECLI:NL:RBLIM:2017:2525

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
03/702537-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, witwassen en voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 21 maart 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs, het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren te [geboortegegevens] en wonende te [adres 1], werd bijgestaan door mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Sittard. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 februari en 7 maart 2017, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde de tenlastegelegde feiten als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en het geld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van de verboden goederen en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 1 maart 2015 in Brunssum opzettelijk aanwezig had gehad: 40,44 kilogram MDA, 30 pillen met MDMA en amfetamine, 6 kannen met MDMA-olie, en 13,04 kilogram MDA-hydrochloride. Daarnaast werd vastgesteld dat hij € 216.000,00 had witgewassen en een vuurwapen met munitie voorhanden had.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 54 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij, in combinatie met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702537-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1 februari 2017 en 7 maart 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er –na wijziging–, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een ander of anderen:
Feit 1: opzettelijk MDA, MDMA, amfetamine, MDMA-olie en MDA-hydrochloride aanwezig heeft gehad, zijnde verboden middelen volgens de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2: goederen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat zij bestemd waren voor de productie van of de handel in harddrugs;
Feit 3: € 216.000,00 heeft witgewassen;
Feit 4: een vuurwapen alsmede hagel- en kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verboden middelen, het geld, het wapen en de munitie zijn aangetroffen in de woning, in en nabij de loods en in het bij de woning en de loods horende bosperceel van de verdachte en zijn partner. Het is vaste jurisprudentie dat het voor strafbaarheid voldoende is dat de middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de middelen aanwezig zijn. Het alternatieve scenario dat de aangetroffen goederen van een derde zijn, is totaal onaannemelijk.
De officier van justitie vordert vrijspraak van het tenlastegelegde medeplegen omdat het bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt. Ook moet vrijspraak volgen voor het opzettelijk aanwezig hebben van zes kannen met MDMA-olie, zoals ten laste gelegd onder feit 1, omdat deze kannen volgens de rapportage van het NFI een andere vloeistof bevatten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het opzettelijk aanwezig hebben van middelen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van die middelen. Daarnaast is vereist dat de goederen zich binnen zijn machtssfeer bevinden. Uit jurisprudentie blijkt dat deze laatste voorwaarde wordt uitgelegd als het feitelijk beschikkingsmacht over die middelen hebben. Dit standpunt heeft de raadsman met verschillende voorbeelden uit de jurisprudentie onderbouwd.
Feit 1, 40,44 kilogram MDA
De raadsman heeft primair gesteld dat de verdachte geen wetenschap had van de 40,44 kilogram MDA, die onder de grond is aangetroffen in het bosperceel. Er zijn voorts geen biologische sporen van de verdachte aangetroffen die afbreuk kunnen doen aan de verklaring van verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman verweer gevoerd tegen de tenlastegelegde hoeveelheid, aangezien niet blijkt dat uit alle tien aangetroffen zakken monsters zijn genomen en die monsters door het NFI zijn getest. Aldus kan niet vastgesteld worden dat het testresultaat van het NFI ziet op alle tien zakken of slechts op één daarvan.
Feit 1, 30 pillen bevattende MDMA en/of amfetamine
De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van de pillen bekent, maar plaatst als kanttekening bij een eventuele bewezenverklaring dat uit het dossier niet volgt dat het testresultaat van het NFI daadwerkelijk ziet op de aangetroffen dertig pillen.
Feit 1, zes kannen met MDMA-olie
Primair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de kannen met MDMA-olie en ook geen feitelijke beschikkingsmacht over deze kannen had, waardoor vrijspraak moet volgen van het opzettelijk aanwezig hebben.
Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat uit de testresultaten van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) niet blijkt dat de aangetroffen kannen MDMA-olie bevatten, maar andere vloeistoffen waaronder PMK. Indien het openbaar ministerie met MDMA-olie eigenlijk PMK heeft bedoeld, dan is er geen overtreding van de Opiumwet, omdat PMK niet op de bij de Opiumwet behorende lijst I van verboden middelen staat.
Feit 1, 9,04 kilogram MDA-hydrochloride in pvc-buizen en 4 kilogram MDA-hydrochloride in speciekuipen
De raadsman heeft zich ten aanzien van deze middelen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 2
Primair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte goederen heeft opgeruimd die in verband kunnen worden gebracht met de productie van harddrugs. Het voorhanden hebben van de tenlastegelegde goederen had dus niet als doel om de productie of handel in harddrugs voor te bereiden. Nu de opzet van de verdachte anders was dan de opzet van de pleger, kan de verdachte niet aangemerkt worden als medepleger.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er eindproducten zijn aangetroffen, die ten laste zijn gelegd onder feit 1. Daarom is er geen sprake meer van een voorbereidende handeling, zoals tenlastegelegd, maar van een voltooide handeling. Ter onderbouwing van dit subsidiaire standpunt heeft de raadsman verwezen naar voorbeelden uit de jurisprudentie.
Feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de verdachte geen wetenschap had van het aangetroffen tonnetje met geld. Dat de verdachte meerdere van dit soort tonnetjes bezat, kan bezwaarlijk als daderspoor worden gezien omdat hij deze tonnetjes gebruikte voor de opslag van visvoer en bovendien derden vrije toegang tot zijn terrein hadden.
Biologische sporen van de verdachte zijn niet aangetroffen op het geld, de folie waar het geld in was verpakt of de elastiekjes waarmee de geldpakketjes waren gebundeld.
Feit 4
Ook ten aanzien van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie heeft de raadsman vrijspraak bepleit, vanwege het ontbreken van wetenschap of een zeker bewustzijn bij de verdachte ten aanzien van deze goederen. Daarnaast zijn er geen bruikbare biologische sporen aangetroffen op het wapen of de goederen waarin het wapen en de munitie verborgen waren. Het dossier zegt verder niets over de vereiste machtsrelatie tussen dader en wapen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op grond van een zevental processen-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid en informatie via de open bron Facebook is een verdenking jegens de verdachte ontstaan met betrekking tot de productie van XTC. Op grond van die verdenking is op 1 maart 2015 onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking gestart in de woning van de verdachte en het daarbij horende perceel. De doorzoeking is voortgezet op 2 maart 2015 en 3 maart 2015.
Doorzocht zijn de woning met diverse uitbouwen aan de [adres 3] te Brunssum, de bijbehorende loodsen en het bijbehorend bosperceel.
De verdachte staat op dit adres ingeschreven. [2] Een deel van de grond heeft hij in het kader van een onteigeningsprocedure aan de provincie verkocht. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte wel nog steeds het gebruiksrecht op het gehele perceel had, omdat hij niet wilde dat de gemeente een anti-kraak instantie zou inschakelen om kraken te voorkomen. Dan zouden namelijk vreemde mensen over het terrein van de verdachte lopen en dat wilde hij niet. De verdachte mag volgens de afgesproken gebruiksregeling met de provincie niet onderverhuren. [3]
Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat de woning en het omliggende perceel tot de beschikkingsmacht van de verdachte behoorde.
Op en in het totale terrein, inclusief de woning en de loodsen, zijn diverse (verboden) goederen en stoffen aangetroffen. De rechtbank zal aan de hand van de tenlastelegging het aantreffen van de goederen en de aard van de goederen bespreken. In het verdere vervolg zal de rechtbank beoordelen of er sprake is van enige strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte bij die goederen en stoffen.
I.
De aangetroffen goederen
Feit 1
Onder feit 1 is ten laste gelegd het opzettelijk aanwezig hebben van:
40,44 kilogram MDA;
30 pillen met MDMA en amfetamine;
6 kannen met MDMA-olie;
13,04 kilogram MDA-hydrochloride.
Ad a: 40,44 kilogram MDA
Op maandag 2 maart 2015 is het terrein behorende bij de zogenoemde [loods] op het perceel [adres 3] te Brunssum doorzocht. Dit terrein betreft een bosperceel met bamboebomen. Onder de grond (van het bamboebos) werden aangetroffen en in beslaggenomen:
- een witte ton met negen plastic zakken met daarin per zak 2,54 kilogram MDA en één zak met 1,58 kilogram MDA [4] ;
- een oranje/bruine ton met drie plastic zakken met daarin per zak 5,04 kilogram MDA en één zak met 0,9 kilogram MDA [5] .
Het NFI heeft monsters uit deze partijen onderzocht: 10 monsters met betrekking tot de partij in de witte ton en vier monsters uit de partij in de oranje/bruine ton. Deze monsters testten allemaal positief op MDA. Uit de aanvullende informatie in de desbetreffende rapporten van het NFI blijkt dat MDA onder het synoniem tenamfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet. [6] De rechtbank stelt vast dat tenamfetamine inderdaad is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat alle tien zakken in de witte ton MDA bevatten, aangezien niet duidelijk staat gerelateerd dat de tien onderzochte monsters zijn genomen uit de tien verschillende zakken. Dit laat de mogelijkheid open dat er tien monsters uit één zak zijn genomen. De rechtbank verwerpt deze stelling, nu de raadsman deze onvoldoende heeft onderbouwd; het komt de rechtbank daarbij als aannemelijker, want meer in de lijn met hetgeen bij een regulier opsporingsonderzoek mag worden verwacht, voor dat de politie inderdaad uit elk van de tien zakken een monster heeft genomen dan dat zij uit een zak tien monsters heeft genomen.
Ad b: 30 pillen MDMA en amfetamine
Vanaf zondag 1 maart 2015 tot en met dinsdag 3 maart 2015 is de woning aan de [adres 3] te Brunssum doorzocht. In de slaapkamer van de verdachte en zijn partner is in een dressoir een paars doosje met ongeveer 30 pillen aangetroffen en in beslag genomen. [7] Uit het rapport van het NFI blijkt dat de pillen amfetamine bevatten en een lage concentratie MDMA. [8]
De rechtbank stelt vast dat MDMA en amfetamine zijn vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ad c: 6 kannen geheel of gedeeltelijk gevuld met MDMA-olie
De zes kannen zijn onder de grond aangetroffen tijdens de doorzoeking van het bosperceel met bamboebomen, behorende bij de [loods] op het perceel naast [adres 3] te Brunssum. In de kannen werd door het NFI de aanwezigheid van andere vloeistoffen aangetoond dan de tenlastegelegde MDMA-olie. Aangezien de rechtbank strikt gebonden is aan de tekst van de tenlastelegging, moet de verdachte reeds om die reden worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van MDMA-olie.
Ad d: 13,04 kilogram MDA-hydrochloride:
In de loods tegenover de woning van de verdachte werden tijdens de doorzoeking op 1 maart 2015, voor zover in het kader van de tenlastelegging relevant, aangetroffen:
- een PVC-buis, gevuld met beige poeder en brokken met een nettogewicht van 4,39 kilogram;
- een PVC-buis, gevuld met beige poeder en brokken met een nettogewicht van 4,65 kilogram;
- een speciekuip, gevuld met netto vier kilogram beige brokken en poeder. [9]
De LFO van de Landelijke Eenheid heeft monsters van voornoemde stoffen genomen en deze monsters, voorzien van een SIN-nummer, voor onderzoek aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat de monsters MDA-hydrochloride bevatten.
Het NFI stelt in hetzelfde rapport dat MDA-hydrochloride past bij het bewerken van MDA, namelijk de omzetting van MDA-base in het hydrochloridezout van MDA. [10] Blijkens toelichting van het LFO wordt MDA bij de synthese verkregen in de vorm van een base. Deze base kan niet goed verwerkt worden en wordt daarom omgezet in een zout dat de vorm heeft van een poeder. [11]
De rechtbank stelt op basis van deze bevindingen vast dat MDA-hydrochloride een preparaat is dat MDA bevat. Blijkens de toelichting in het NFI-rapport staat MDA onder het synoniem tenamfetamine vermeld op de bij Opiumwet behorende lijst I van verboden middelen. [12] Als gevolg hiervan is het een middel waarvan het voorhanden hebben verboden is.
Feit 2
Onder feit 2 is ten laste gelegd het voorhanden hebben van:
een grote hoeveelheid stempels ten behoeve van een tabletteermachine;
drie kunststof potten gevuld met vermoedelijk Platinaoxide (PTO), in totaal 1220 gram bruto;
een katalysator;
een gemodificeerde industriële centrifuge, vervuild met resten MDA-poeder en donkerkleurige olie (met geur MDMA);
20 schone nieuwe einddoppen ten behoeve van een PVC-buis;
een hoeveelheid pannen;
een 200-litervat (etiket ethanol, restant vloeistof);
een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol en tevens vervuilde aceton (kristallisatie-afval);
twee metalen bakken (196 x 96) vervuild met resten MDMA-poeder, gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA;
een stuk zeil, opgerold, vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief MDMA),
met als doel de productie en de handel in harddrugs.
De rechtbank merkt op dat zij de tenlastelegging verbeterd leest ten aanzien van de gemodificeerde industriële centrifuge (in plaats van de gemoderniseerde industriële centrifuge) en de metalen bakken (in plaats van metalen ballen).
Ad a:
Een blauwe ton met daarin 174 stempels en 83 cilinders voor een tabletteermachine is op
2 maart 2015 onder de grond aangetroffen tijdens de doorzoeking van het bosperceel met bamboebomen, behorende bij de [loods] op het perceel naast de woning aan de [adres 3] te Brunssum. Deze voorwerpen zijn in beslag genomen. [13]
Ad b:
In de bijkeuken van de woning van de verdachte zijn tijdens de doorzoeking op 1 maart 2015 drie potten met vermoedelijk 1220 gram platinumoxide aangetroffen en in beslag genomen. [14]
Door onderzoek aan de ingestuurde monsters concludeert het NFI dat het inderdaad om platinumoxide gaat. Deze stof wordt als katalysator gebruikt bij de vervaardiging van MDA-MDMA(EA). [15]
Ad d, f, g, h, i en j:
In de loods tegenover de woning van de verdachte werden door de LFO tijdens de doorzoeking op 2 maart 2015 –voor zover in het kader van de tenlastelegging relevant– aangetroffen en in beslag genomen de hierna opgesomde goederen. Deze goederen bevonden zich deels in een verborgen ruimte. Achter het goed staat vermeld of en zo ja wat voor stoffen op het goed zijn aangetroffen, blijkens de testresultaten bij het NFI.
Het betreft [16] :
d. een gemodificeerde industriële centrifuge, vervuild met resten MDA-poeder en donkerkleurige olie (met geur MDMA) [17] ;
f. vijf pannen [18] ;
g. een 200-litervat (etiket ethanol, restant vloeistof) [19] ;
h. een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol [20] en tevens vervuilde aceton (kristallisatie-afval);
i. twee metalen bakken (196 x 96) vervuild met resten MDMA-poeder, gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA [21] ;
j. een stuk zeil, opgerold en vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief MDMA) [22] .
De rechtbank is van oordeel dat partieel vrijspraak moet volgen voor de onder h ten laste gelegde vervuilde aceton (kristallisatie-afval), omdat dit een afvalproduct is en dus niet als voorbereidingshandeling aangemerkt kan worden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er eindproducten zijn aangetroffen, die ten laste zijn gelegd onder feit 1. Daarom is er geen sprake meer van een voorbereidende handeling, zoals tenlastegelegd, maar van een voltooide handeling.
De rechtbank verwerpt deze stelling. De middelen waar de bewezenverklaring op ziet zijn middelen en stoffen die meerdere keren gebruikt kunnen worden bij het productieproces; het zijn geen grondstoffen die verbruikt worden bij één productieproces. De aanwezigheid van die als zodanig, kan daarom als voorbereidingshandeling gezien worden. Dat ze al eens gebruikt zijn voor de productie van synthetische drugs, doet aan dit oordeel dus niets af. Juist niet. Het feit dat ze al eens gebruikt zijn gekoppeld aan het feit dat de goederen in een verborgen ruimte in de loods bewaard werden, sterkt de rechtbank in haar overweging dat de goederen aanwezig waren met het oog op een nieuw productieproces.
Ad c en e:
De rechtbank komt tot een vrijspraak van het aanwezig hebben van de katalysator, omdat de onder b genoemde PTO de katalysator is en dit aldus een dubbeltelling betreft. Zij spreekt ook vrij van het voorhanden hebben van twintig schone einddoppen voor een PVC-buis, omdat het voorhanden hebben van deze specifieke soort goederen bezwaarlijk kan worden gezien als een voorbereidingshandeling van de productie van harddrugs.
Feit 3
Tijdens de doorzoeking van de woning, de loodsen en het bijbehorende perceel van [adres 3] te Brunssum, is onder de grond in het bosperceel met bamboebomen een wit plastic vat aangetroffen met daarin stapels bankbiljetten van 50, 100 en 200 euro, gewikkeld in plastic folie. In totaal gaat het om een bedrag van € 216.000,00. [23]
In het proces-verbaal van bevindingen wordt opgemerkt dat er nabij de voordeur van de woning een soortgelijke ton werd aangetroffen. [24]
Feit 4
Tijdens de doorzoeking van het terrein [adres 3] te Brunssum werd op 2 maart 2015, achter een tussen het bamboebos en de [loods] gelegen schuurtje met daarin fitnessapparatuur, in de grond een PVC-buis gevonden. In die buis zat een blauwe plastic zak met daarin een Riotgun en 85 patronen. [25] Het wapen en de munitie werden in beslag genomen en onderzocht door een forensisch expert. Die concludeerde dat het een vuurwapen van categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie betreft, dat oorspronkelijk een geweer was. De totale lengte van het vuurwapen is ingekort, zodat dragen niet of minder zichtbaar is en dus heimelijk kan gebeuren. Ten aanzien van de munitie luidt de conclusie dat het om 61 hagelpatronen gaat, kaliber 12 gauche en 24 kogelpatronen, kaliber 12 gauche. Dit betreft de munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. [26]
II.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de tenlastegelegde goederen in de woning, in de loods of op/in het nabij liggende (bos)perceel zijn aangetroffen en dat het voorhanden hebben van deze goederen naar hun aard bij wet verboden is.
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich als medepleger dan wel zelfstandig als pleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van deze goederen, dan wel witwassen van een hoeveelheid geld.
Om tot een bewezenverklaring hiervan te komen is vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van de goederen in zijn woning en in/rondom zijn loodsen. Het is vaste rechtspraak dat de eigenaar/bewoner van een woning bekend mag worden verondersteld (en dus geacht wordt opzet te hebben op) al hetgeen zich in zijn woning bevindt. Aldus kan gesteld worden dat de verdachte en zijn partner gezamenlijk opzet hadden op het voorhanden hebben van de goederen die in de woning aanwezig waren, behoudens feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt. De verdachte heeft ter terechtzitting van 7 maart 2017 een verklaring afgelegd, waarin dergelijke feiten en omstandigheden gevonden zouden kunnen worden.
III.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 7 maart 2017 voor het eerst verklaard over de tenlastegelegde feiten. Hij heeft naar voren gebracht dat hij op de hoogte was van goederen die zich in de loods bevonden, maar dat hij van de overige aangetroffen goederen niets wist. Hij doelt dan op de loods met daarin de hooibalen en de verborgen ruimte (
de rechtbank begrijpt: de loods gelegen tegenover de woning). Hij heeft per toeval de goederen in die loods gevonden, omdat hij op een avond een weeïge lucht rook en op onderzoek is uit gegaan in de loods. Dit was op de vrijdagavond voor de inval door de politie. Met behulp van de moedersleutel heeft hij toegang tot de loods gekregen. Daar trof hij twee platen aan met daarop een sterk ruikend poeder. In een andere ruimte zag hij nog meer attributen, fusten, lege kannen en ook een diepvries. Hij is meteen in de auto gestapt en naar de gebruiker van de loods gereden om verhaal te halen, maar die bleek niet thuis te zijn. Een half uur later is hij opnieuw en opnieuw tevergeefs naar de gebruiker van de loods gereden. De verdachte gaf die avond een feest in de kelder van zijn woning en verwachtte gasten. Hij is daarom terug gegaan naar de loods en heeft het poeder in een speciekuip gegooid. Voor deze handeling heeft hij handschoenen aangetrokken, omdat het spul stonk en hij niet wist wat het was. Gedreven door angst heeft hij de stof toch aangeraakt. De speciekuip heeft hij afgedekt om de geur beter te dempen. Op weg naar buiten heeft hij naast de deur van de loods nog een zak aangetroffen. In die zak zaten drie potjes. Hij heeft de potten mee de woning in genomen om te kijken wat het was omdat er in de loods geen licht is. In zijn werkplaats, grenzend aan de keuken, heeft hij de potten opengemaakt. Hij zag een zwarte substantie en heeft de potten laten staan op de wasbox. Verder heeft hij er niet bij nagedacht en hij heeft zich klaar gemaakt voor het feest. Dit duurde tot 03:00 uur in de morgen. Die ochtend is hij vroeg opgestaan om in de loods te gaan kijken. Het poeder was er nog. Hij is opnieuw naar het huis van de gebruiker gereden rond half of elf uur, maar die was weer niet thuis. Pas rond 15:00 uur heeft hij de gebruiker getroffen. Het is toen tot een heftige woordenwisseling tussen hen gekomen. De man garandeerde dat hij het zou regelen en rond 18:00 uur zag de verdachte hem inderdaad in een busje het terrein oprijden. De verdachte is daarna uit eten gegaan met zijn vrouw, die hij niets over zijn ontdekking heeft verteld. Verdachte vertrouwde erop dat de gebruiker van de loods het zou regelen. Hij heeft flink gedronken die avond en is thuis meteen gaan slapen. Een paar uur later was het raak: toen begon de politie-inval.
De verdachte wil desgevraagd geen naam van de huurder noemen, omdat hij dan nog meer in de problemen komt. Hij moet namelijk opdraaien voor het verlies ten gevolge van alle goederen die in beslag zijn genomen tijdens de doorzoeking. Er wordt niet gedreigd en hij wordt ook niet geïntimideerd door de betrokkenen, maar het verlies wordt hem wel verweten. Hij heeft de loods altijd verhuurd aan allerlei mensen. De verdachte wist wel wie de huurder op dat moment was, maar wist niet wat deze precies deed, behalve dat het iets met paarden was. De huurprijs was heel laag en hij had geen huurcontract, omdat hij de loods eigenlijk niet meer mocht verhuren. Sporadisch deed hij het wel voor een extra zakcentje. Hij ontving € 1.500,00 per maand voor beide loodsen. Hij heeft dit aan de belastingdienst opgegeven in box 3.
De verdachte heeft het bamboebos in 1997 aangeplant. Hij is toen, naar eigen zeggen, niets vreemds tegengekomen bij de aanleg ervan. Hij weet niets van de aangetroffen tonnen en heeft geen idee hoe ze op zijn perceel zijn gekomen. In 2009 heeft de verdachte het terrein en de loodsen aan de provincie verkocht en sindsdien heeft hij de loodsen en het terrein/bamboebos niet meer zelf gebruikt. Hij verhuurde de loodsen wel. De verdachte wijst er voorts op dat hij vanaf 2012 ieder jaar zes maanden in Spanje verblijft. De sleutel van de toegangspoort hing aan de poort, dus de huurders konden zichzelf toegang verschaffen zonder dat hij thuis hoefde te zijn. De verdachte had zelf niets te verbergen.
De verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij had besloten om ter terechtzitting zijn verhaal te doen, omdat het de waarheid is. Hij heeft zich eerder op zijn zwijgrecht beroepen, omdat zijn advocaat dit adviseerde. Gezien het feit dat de verdachte nog nooit met justitie in aanmerking was gekomen, heeft hij zonder meer op het advies van zijn raadsman vertrouwd.
De verdachte bekent wel het aanwezig hebben van de 30 pillen. Hij heeft deze gekocht als peppillen. [27]
IV.
De strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte
De vraag is nu, in hoeverre de rechtbank geloof hecht aan de verklaring van verdachte. In dit verband neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte zijn verklaring pas tijdens de inhoudelijke behandeling op 7 maart 2017 heeft afgelegd. Weliswaar heeft verdachte het recht om zijn eigen processtrategie te bepalen en daarmee zelf te bepalen of en zo ja, wat hij op welk moment zegt, maar de situatie kan zich voordoen dat verdachte een strategie kiest, die afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Die situatie doet zich hier voor. De rechtbank vermag namelijk niet in te zien waarom verdachte zo lang heeft gewacht met het doen van zijn verhaal. Een verhaal dat in de ogen van de rechtbank, ware dit waar geweest, toch altijd hetzelfde zou zijn geweest.
De verdachte heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat hij de loodsen daadwerkelijk aan een derde of derden verhuurde. Hij wil geen namen van de beweerdelijke huurders noemen, omdat hij stelt bang te zijn voor die personen. Die angst kan hij verder niet concretiseren. Ook is er geen sprake van een huurcontract, al is dit wellicht te wijten aan het feit dat de verdachte de loodsen helemaal niet meer mocht verhuren na de eigendomsoverdracht van de loodsen en het omliggende terrein aan de provincie. De verdachte stelt wel zijn huurinkomsten bij de belastingdienst te hebben opgegeven: hij had aldus door middel van zijn belastingaangiften kunnen aantonen dat hij de loodsen inderdaad had verhuurd.
De rechtbank acht de door de verdachte gestelde toedracht omtrent de aanwezigheid van de aangetroffen (verboden) goederen dan ook onwaarschijnlijk, nu die toedracht niet meer inhoudt dan een niet nadere gespecificeerde bewering.
Daar komt nog bij dat ook het objectieve bewijs de verklaring van de verdachte tegenspreekt.
De rechtbank stelt in dat verband de volgende feiten en omstandigheden vast:
- de verdachte heeft net het meest kostbare ingrediënt voor de productie van synthetische drugs mee zijn woning in genomen. De woning, waar andere mensen niet mogen komen volgens verdachte. Platinumoxide kostte in de jaren 2010-2012 circa € 50.000,- per kilogram in het drugsmilieu [28] en wordt op dit moment op internet aangeboden voor € 243,84 per gram [29] . De aangetroffen 1220 gram van deze stof zou nu op de reguliere markt dus een veelvoud kosten van de prijs toen. Al met al een kostbaar goedje dat niemand, gelet op de waarde ervan, bij de toegangsdeur van de loods laat ‘slingeren’;
- het DNA van de verdachte is aangetroffen op twee paar handschoenen, waar ook sporen van verboden stoffen op zaten, [30] en niet slechts op het ene paar waar de verdachte een alternatieve verklaring over aflegt;
- alle benodigdheden voor de productie van harddrugs zijn op het perceel aanwezig en het merendeel is verstopt in een loze ruimte in de loods of onder de grond. Deze goederen vertegenwoordigen eveneens een waarde en het is niet aannemelijk dat de eigenaar deze buiten zijn beschikkingsmacht (en met gevaar voor ontdekking door anderen) ergens onder brengt;
- er zijn afvalstoffen en halffabricaten aangetroffen en er zijn aanwijzingen dat in de loods zelf is geproduceerd [31] ;
- er is € 216.000,- aan contanten aangetroffen onder de grond in het bamboebos. Ook hiervan is het volstrekt onaannemelijk dat een derde een dergelijk bedrag buiten zijn eigen beschikkingsmacht brengt op andermans terrein, zonder die beschikkingsmacht voor zichzelf zeker te stellen. Daarbij betrekt de rechtbank dat het terrein waarin dit bedrag werd aangetroffen aan de Provincie Limburg in eigendom was overgedragen voor de aanleg van een autoweg, de zogenoemde buitenring. Die buitenring was al in ontwikkeling, dus het risico op ontdekking van het geld, of wellicht voor de eigenaar ervan: het risico op het wegraken van dit geld, was aanwezig. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat er veel geld om gaat in de drugswereld en de rechtbank stelt vast – gelet op het aantreffen van de diverse verboden stoffen en goederen – dat de verdachte hiermee te maken heeft.
Daar komt nog bij dat er ook een vuurwapen met bijbehorende munitie is aangetroffen onder de grond.
Het voorgaande in samenhang bezien met het feit dat het objectieve bewijs de verklaring van de verdachte tegenspreekt, maakt de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
Aldus staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate van de aanwezigheid van de (verboden) goederen en stoffen bewust is geweest en hij die goederen en stoffen daarom opzettelijk voorhanden heeft gehad. In het voorgaande heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat de aangetroffen goederen en stoffen zich binnen de machtssfeer van de verdachte bevonden, namelijk in zijn woning of op/in zijn loodsen en bijbehorend (bos)perceel.
Dat op het geld en het vuurwapen geen bruikbare biologische sporen zijn aangetroffen, zoals door de raadsman aangevoerd, doet aan dit oordeel niets af.
Daarmee komt rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de stelling dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer derden, welke samenwerking de tenlastegelegde feiten ten doel had. Van het strafverzwarende bestanddeel medeplegen zal zij de verdachte daarom onder alle feiten vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
- 40,44 kilogram MDA (aangetroffen in de grond) en
- 30 pillen bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
amfetamine (aangetroffen in een aan hem toebehorende woning) en
- 9,04 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in 2 pvc-buizen) en 4 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in een speciekuip),
zijnde tenamfetamine en MDMA en amfetamine en MDA-hydrochloride middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op of omstreeks 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een) hoeveelheid/ hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en MDMA en tenamfetamine en N-ethyl MDA, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorhanden heeft gehad:
- een grote hoeveelheid stempels ten behoeve van een tabletteermachine, en
- 3 kunststof potten gevuld met Platinaoxide (PTO) (in totaal 1220 gram bruto), en
- een gemodificeerde industriële centrifuge (vervuild met resten MDA-poeder en donkerkleurige olie (met geur MDMA), en
- een hoeveelheid pannen, en
- een 200-litervat (etiket ethanol, restant vloeistof), en
- een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol en
- 2 metalen bakken (196 x 96) vervuild met resten MDMA-poeder, gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA, en
- een stuk zeil (opgerold, vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief MDMA),
waarvan verdachte wist dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
op 1 maart 2015, in de gemeente Brunssum, van een hoeveelheid geld (216.000,--) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft (gehad), terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
en
een hoeveelheid geld (216.000,--) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
op 1 maart 2015 in de gemeente Brunssum, een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen (type: Riott gun) en munitie van categorie III, te weten 61 hagelpatronen (kaliber: 12 gauche) en 24 kogelpatronen (kaliber: 12 gauche), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit/die feiten
Feit 3:
witwassen
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van de voorlopige hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf conform het reeds ondergane voorarrest. Hij heeft verzocht om rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Voorts dient in de strafmaat verdisconteerd te worden dat het geheel aan overheidsoptreden niet proportioneel was en zelfs onbehoorlijk is te noemen, nu het proces-verbaal van verdenking, waarop de ingrijpende doorzoeking was gestoeld, zeer gebrekkig was. Verder dient ook in de strafmaat te worden verdisconteerd dat verdachte ook bijzonder onaangenaam is getroffen door de op 3 maart 2015 door de belastingdienst opgelegde aanslagen tot een bedrag van iets meer dan € 1.000.000,00, waarna executoriaal beslag volgde op alle van waarde zijnde goederen van verdachte.
De raadsman verzoekt ten slotte om het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de woning, in de loods en in/op het omliggende terrein van de verdachte zijn grote hoeveelheden (tientallen kilo’s) bij de Opiumwet verboden stoffen aangetroffen, ruim twee ton aan contanten en verder diverse goederen en stoffen die gebruikt (kunnen) worden bij de productie van harddrugs. Die goederen en stoffen passen bij een (ontmanteld) laboratorium voor de productie van synthetische harddrugs en een zogenoemde stashlocatie. De omstandigheid dat die goederen en stoffen her en der verstopt waren, duidt voorts op voorgenomen hergebruik.
Aan de muur, op TL-buizen en aan het plafond van een ruimte in de loods werden druppels van MDMA-olie aangetroffen. Dat duidt erop dat er ook daadwerkelijk synthetische drugs in die ruimte zijn geproduceerd, hoewel de productie daarvan niet door de officier van justitie ten laste is gelegd. De wetgever kwalificeert echter ook alle feiten
gerelateerdaan de productie en handel in harddrugs als bijzonder ernstig en onwenselijk. De straffen hiervoor zijn navenant fors. Dit heeft alles te maken met de enorme impact op de maatschappij van de handel en consumptie van harddrugs. Zo vormt het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid, terwijl de gebruiker zijn verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen probeert te bekostigen. Ook de handel in harddrugs gaat vaak gepaard met ernstige vormen van criminaliteit, mede vanwege de grote financiële belangen die hiermee gepaard gaan. Dat er op het terrein en in de woning van de verdachte niet alleen een vuurwapen, maar ook diverse (verboden) busjes traangas zijn aangetroffen en er ruim twee ton aan contanten verstopt lag, draagt dan ook alleen maar bij aan de beeldvorming in dit dossier dat verdachte een aandeel had in de zo gewraakte drugshandel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het aanwezig hebben van een riot-gun wordt volgens die oriëntatiepunten doorgaans vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Strafverzwarend werkt mee dat het wapen ook nog aangepast was om het verborgen te kunnen dragen. Het witwassen van een geldbedrag van ruim twee ton wordt bestraft met negen tot twaalf maanden gevangenisstraf.
Er bestaan geen oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van harddrugs. Aansluiting pleegt te worden gezocht bij de oriëntatiepunten voor de in-/uitvoer van harddrugs. De straf die volgens die oriëntatiepunten kan worden opgelegd wordt vervolgens gedeeld door twee, omdat het strafmaximum voor de in-/uitvoer van harddrugs het dubbele is van het strafmaximum voor het aanwezig hebben daarvan. Gelet op de bij verdachte aangetroffen grote hoeveelheden aan verboden stoffen, neemt de rechtbank dertig maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor dat feit. Voorts dienen de voorbereidingshandelingen voor de productie van en de handel in harddrugs nog te worden verdisconteerd in de strafmaat. Daarvoor zijn evenmin oriëntatiepunten. Doorgaans worden hiervoor gevangenisstraffen variërend van zes tot negen maanden opgelegd.
Genoemde straffen gelden zoals gezegd als oriëntatiepunt en vormen als zodanig het uitgangspunt voor de strafoplegging door de rechtbank. De rechtbank betrekt vervolgens nog de specifieke omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij haar overweging. Dan weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Dat is echter al meegenomen bij de hiervoor vermelde oriëntatiepunten en legt dus geen extra gewicht in de schaal. Vanwege de ernst en de omvang van de feiten, en gelet op de onderlinge samenhang tussen de feiten, is de rechtbank van mening dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die langer is dan het reeds ondergane voorarrest van verdachte. De eis van de officier van justitie is dan ook passend.
Ook passend acht de rechtbank het overheidsoptreden in deze zaak: het betrof een groot perceel waarin en waarop een zeer grote hoeveelheid (verboden) goederen is aangetroffen. Uiteraard is op die verboden goederen en het geld beslag gelegd. De rechtbank ziet hierin geen reden om de eis van de officier van justitie te matigen. Het feit dat ook de belastingdienst onderzoek naar de handel en wandel van verdachte heeft gedaan en vervolgens navorderingsaanslagen heeft opgelegd en executoriaal beslag heeft gelegd, doet hier niets aan af. Dit staat los van de onderhavige strafzaak.
De rechtbank veroordeelt de verdachte, gelet op vorenstaande en conform de eis van de officier van justitie, tot 54 maanden gevangenisstraf met aftrek van zijn voorarrest.
De thans geschorste voorlopige hechtenis wordt met ingang van heden opgeheven.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat met betrekking tot deze goederen de feiten zijn gepleegd. Gelet hierop zal de rechtbank de verbeurdverklaring gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 215.040,00 en de 83 cilinders. Het inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 15,00 dient te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien zich hier geen strafrechtelijk belang tegen verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van 54 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
€ 215.040,00;
83 cilinders, goednummer 568348;
- gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 15,00 aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is –na wijziging– ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 maart 2015 in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
-40,44 kilogram MDA (aangetroffen in (de) tuin(grond)), en/of
-30 pillen bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of
amfetamine (aangetroffen in een aan hem en/of zijn mededader(s) toebehorende woning), en/of
-6 kannen, althans een hoeveelheid kannen, gedeeltelijk gevuld met MDMA olie, en/of
-9,040 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in 2 pvc buizen), en/of 4 kilogram MDA-hydrochloride (aangetroffen in speciekuipen),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of MDA-hydrochloride, zijnde MDA en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of MDA-hydrochloride (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2015 in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorhanden heeft gehad:
- een grote hoeveelheid stempels ten behoeve van een tableteermachine, en/of
- 3 kunststof potten gevuld met (vermoedelijk) Platinaoxide (PTO) (in totaal 1220 gram bruto), en/of
- een kathalysator, en/of
- een gemoderniseerde industriële centrifuge (vervuild met resten MDMA poeder (indicatief) en donkerkleurige olie (met geur MDMA)), en/of
- 20 schone nieuwe (eind)doppen ten behoeve van een pvc buis, en/of
- een hoeveelheid pannen, en/of
- een 200 liter vat (etiket ethanol, restant vloeistof), en/of
- een hoeveelheid jerrycans met aceton en een mengsel van aceton-propanol (fd) en tevens vervuilde aceton (kristalissatie afval), en/of
- 2 metalen ballen (196 x 96) vervuild met resten MDMA poeder (indicatief),gebruikt voor het drogen van de natte kristallen MDMA, en/of
- een stuk zeil (opgerold, vervuild met olie-achtige vlekken (indicatief pos MDMA))
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 01 maart 2015, in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld (216.000,--), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of (heeft/hebben) verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft (gehad), terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of/althans,
(een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld (216.000,--), voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 01 maart 2015 in de gemeente Brunssum, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie II, te weten een vuurwapen (type: Riott gun), in elk geval een vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten 61, althans een hoeveelheid, hagelpatronen (kaliber: 12 gauche), en/of, 24, althans een hoeveelheid, kogelpatronen (kaliber: 12 gauche), in elk geval een hoeveelheid patronen, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702537-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 21 maart 2017 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Team Ondermijning, proces-verbaalnummer 2015035245-126, gesloten d.d. 5 oktober 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 844.
2.Het geschrift, zijnde de ID-staat van verdachte d.d. 1 maart 2015, pagina 66.
3.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 9 maart 2015, pagina’s 733 en 734.
4.Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina 448 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming, pagina 471.
5.Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina 448 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming, pagina 472.
6.Rapport van het NFI d.d. 24 maart 2015, pagina’s 510 en 511, in samenhang bezien met de aanvraag extern forensisch onderzoek, pagina’s 505 tot en met 509 en de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 471, en Rapport van het NFI d.d. 24 maart 2015, pagina’s 517 en 518, in samenhang bezien met de aanvraag extern forensisch onderzoek, pagina’s 514 tot en met 516 en de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 472.
7.Proces-verbaal van doorzoeking woning ter inbeslagneming d.d. 9 maart 2015 met als bijlage een lijst met in beslag genomen voorwerpen, pagina’s 109, 110, 111, en 117, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 224.
8.Rapport van het NFI d.d. 24 maart 2015, pagina’s 327 en 328, in samenhang bezien met de kennisgeving van in beslagneming, pagina 224.
9.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina’s 641 tot en met 643.
10.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 653, in samenhang bezien met de aanvraag onderzoek, pagina 648 en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 643.
11.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 647.
12.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 654.
13.Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina 448 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming, pagina’s 464 tot en met 467.
14.Proces-verbaal van doorzoeking woning ter inbeslagneming d.d. 9 maart 2015 met als bijlage een lijst met in beslag genomen voorwerpen, pagina’s 109, 110, 111, en 117, in samenhang bezien met de kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 203 tot en met 208.
15.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 653, in samenhang bezien met de aanvraag onderzoek, pagina 649 en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina’s 644 en 645.
16.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina’s 641 tot en met 644, in samenhang bezien met het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming loods d.d. 21 maart 2015, pagina’s 524 tot en met 526.
17.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 653, in samenhang bezien met de aanvraag onderzoek, pagina 648 en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 643.
18.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 643.
19.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 643.
20.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2015, pagina 653, in samenhang bezien met de aanvraag onderzoek, pagina 648 en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 643.
21.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 644.
22.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina 644.
23.Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina’s 446 en 447, in samenhang met de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 462 en het proces-verbaal van bevindingen d.d.10 maart 2015, pagina 483.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d.10 maart 2015, pagina 483.
25.Proces-verbaal van doorzoeking terrein ter inbeslagneming d.d. 21 maart 2015, pagina’s 446 en 448.
26.Proces-verbaal van onderzoek aan een ingekort geweer en munitie d.d. 17 maart 2015, pagina’s 495 tot en met 500, in samenhang bezien met de kennisgevingen van in beslagneming, pagina’s 469 en 470.
27.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2017.
28.Zie rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 14 juni 2012, ECLI:RBSHE:2012:BW8614 en hof ’s-Hertogenbosch d.d. 25 maart 2013, ECLI:GHSHE:2013:BZ5987.
29.Zie de website http://www.hinmeijer.nl/product/145841/platinum-iv-oxide.
30.Rapport van het NFI d.d. 30 juni 2015, pagina’s 627 tot en met 632, in samenhang bezien met de aanvragen voor extern onderzoek, pagina’s 570 tot en met 576 en het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 14 april 2015, pagina’s 562 en 563. Rapport van het NFI d.d. 12 mei 2015, pagina’s 633 en 634.
31.Proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 13 juli 2015, pagina’s 644 en 646.