3.3Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 03/700431-16
Feit 1:
De rechtbank zal de verdachte van de onder 1 tenlastegelegde inbraak vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verklaring van de verdachte dat de deur van de Aula Major al open was en dat hij in de ruimte alleen iets heeft gedronken, kan niet worden weerlegd met bewijsmiddelen. Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte deze inbraak heeft gepleegd.
Feit 2:
Op 16 april 2016 doet [naam aangever 2] aangifte van diefstal uit zijn camper die hij gestald heeft op de [adres 1] te Kerkrade. Die camper stond al 2,5 jaar binnen het complex [naam complex] . In de ochtend van 16 april 2016 constateerde aangever dat het linker portier openstond. Een plastic zak met materiaal uit de camper is weg. Deze tas heeft aangever zien staan in de aula major van [naam complex] .
Op 16 april 2016 stelt verbalisant [naam verbalisant 2] , forensisch onderzoeker, een sporenonderzoek in op het adres [adres 1] te Kerkrade in verband met een inbraak, gepleegd tussen 15 april 2016 te 18.00 uur en 16 april 2016 te 10.00 uur. Uit dit gebouw werden diverse goederen weggenomen. Uit een koelkast werd frisdrank weggenomen. Een daar gestalde camper was opengebroken. In de aula werd een geopend flesje frisdrank aangetroffen waaruit waarschijnlijk door één van de daders was gedronken. Van de aangebroken frisdrankfles stelde de verbalisant een DNA-monster veilig met nummer [nummer 2] .
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft van het celmateriaal een DNA-profiel vastgesteld en daarna dit profiel vergeleken met alle andere in de DNA-databank opgeslagen DNA-profielen.Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het spoor met nummer [nummer 2] is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de personalia van verdachte.Ter terechtzitting van 6 maart 2017 heeft de verdachte desgevraagd verklaard in de camper te hebben geslapen en cola te hebben gedronken die uit de koelkast kwam uit het gebouw [naam complex] .
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de plastic zak met materialen. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de braak wegens onvoldoende bewijs.
Feit 3:
Op 26 augustus 2016 doet [naam aangever 3] aangifte van diefstal. Zijn vrouw woont tijdelijk in de [naam kliniek] , [adres 3] te Kerkrade. Zij had haar handtas, inhoudende een portemonnee, op het nachtkastje staan. Rond 12:35 uur pinde aangever bij een ING-geldautomaat bij de [naam winkel 3] aan de [adres 4] te Kerkrade een bedrag van 250,00 euro. Daartoe controleerde hij eerst het saldo van de rekening en toen zag hij meteen dat er iets niet klopte. Hij is meteen naar huis gegaan en heeft zijn pas en de pas van zijn vrouw laten blokkeren.
Daarna ontdekten zij dat haar beurs, samen met de pinpas weggenomen was. In diezelfde beurs lag ook een briefje, waarop de pincode van genoemde pas genoteerd was. Zijn vrouw heeft tussen 09:00 en 10:00 uur haar kamer verlaten en zij vermoeden dat deze diefstal tussen deze tijdstippen heeft plaatsgevonden, ook gezien de tijdstippen waarop, naar later bleek, geld is opgenomen. In de portemonnee zat verder nog 40,00 aan cashgeld, alsmede genoemde ING-pinpas, rekeningnummer [nummer 1] .
Aangever overhandigt een briefje:
Gepind bij ING bank te Kerkrade om 10:22 : 1000,00
Gepind bij geldautomaat voorzien van code [code]
Om 10:25 500,00
Om 10:26 500,00
Om 10:27 500,00
Om 10:28 500,00
Om 10:29 500,00
gepind bij VR Bank Herzogenrath om 12:06 500,00
gepind bij [winkel] om 12:10 202,03
Totaal weggenomen 4202 euro en bankpas.
Getuige [naam getuige] verklaart bij de politie dat hij werkzaam is als bewegingstherapeut in de [naam kliniek] . Op 25 augustus 2016 liep hij rond 10.00 uur met een bewoonster over de gang. Hij zag dat een hem onbekende man vanuit kamer 22 naar de personenlift liep. De getuige vond het vreemd omdat hij die man nog nooit eerder had gezien en zeker niet bij de bewoonster van kamer 22. Zij heet mevrouw [naam aangever 3] . Op 30 augustus 2016 heeft de getuige de opgenomen beelden bekeken. Hierop zag hij de door hem beschreven man op 25 augustus 2016 te 09.57 uur de hoofdingang van de [naam 1] betreden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de portemonnee uit haar tas die op het toilet lag, heeft weggenomen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. Getuige [naam getuige] heeft de verdachte uit de kamer van mevrouw [naam aangever 3] zien komen en de verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich in de [naam kliniek] bevond en dat hij de portemonnee heeft weggenomen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij de portemonnee op het toilet heeft weggenomen.
Feit 4:
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het onder 4 aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter zitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever 3].
Ook het met pin betalen voor de aankoop van goederen bij de [winkel] acht de rechtbank, anders dan de verdediging, diefstal van geld door middel van een valse sleutel.
Feit 5:
[naam aangever 9] doet op 3 januari 2016 aangifte van diefstal uit haar woning gepleegd op 3 januari 2016 aan de [adres 4] 429 in Kerkrade. Op 3 januari 2016 te 16.00 uur verliet zij haar woning en sloot haar af. Om 18.00 uur kwam zij thuis en zag dat het onderpaneel van de voordeur niet meer in de deur zat. Zij zag dat diverse kasten en lades openstonden en waren doorzocht. Zij zag dat de televisie en 3 gouden ringen weggenomen waren.
De televisie was van het merk JVC.Twee trouwringen van haar overleden man zijn gestolen en een ring van haar oma. De verbalisant toont op 3 september 2016 een afdruk van een foto van twee ringen aan aangeefster. Deze afdruk was verkregen middels een proces-verbaal van verhoor getuige [wekneemster] , nummer LB2R016005-9, BVH-nummer: 2016001465. Deze afdruk is als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd. Aangeefster herkent de ring links op de afbeelding. Dat is de ring die ze op het sterfbed van haar oma heeft gekregen. Deze heeft heel veel emotionele waarde.
Uit het opkoopregister blijkt dat de verdachte op 9 januari 2016 met legitimatie 2 ringen heeft verkocht aan Tabakszaak [naam winkel 1] te Heerlen.
Op 16 augustus 2016 verklaart [wekneemster] , werkneemster van tabaksspeciaalzaak [naam winkel 1] te Heerlen dat op 9 januari 2016 twee ringen zijn ingeleverd. Deze zijn al omgesmolten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ter plaatse was op 3 januari 2016 en dat hij een zekere [naam medeverdachte] die dag heeft geholpen met het sjouwen van een televisie. De televisie stond boven op de tweede verdieping op de gang toen hij hem moest sjouwen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij twee ringen heeft ingeleverd voor een beetje geld.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de inbraak heeft gepleegd.
De subsidiair tenlastegelegde schuldheling acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft immers zonder voldoende onderzoek - naar eigen zeggen - op verzoek van [naam medeverdachte] een TV vanaf de tweede verdieping van een flatgebouw waarin ook aangeefster woonde, verplaatst naar de kelder en daarmee aan het zicht van de eigenaar onttrokken. Verdachte had toen kunnen en moeten vermoeden dat die TV van diefstal afkomstig was. Het zonder goede redenen en zonder nader onderzoek voor een ander inleveren van gouden ringen, betekent dat verdachte zich ook van die ringen had kunnen en moeten realiseren dat die van diefstal afkomstig waren.
Feit 6
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het onder 6 aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter zitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever 4] .
parketnummer 03/700226-16
De rechtbank acht evenals de officier van justitie het ten laste gelegde feit onder 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting;
- de aangifte van [naam aangever 5] d.d. 29 april 2016.
De rechtbank acht evenals de officier van justitie het ten laste gelegde feit onder 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting;
- de aangifte van [naam aangever 7] d.d. 25 april 2016.
De rechtbank acht evenals de officier van justitie het ten laste gelegde feit onder 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting;
- de aangifte van [naam aangever 5] d.d. 29 april 2016.
De rechtbank acht evenals de officier van justitie het ten laste gelegde feit onder 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting;
- de aangifte van [naam aangever 8] d.d. 5 april 2016.