In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de aanvraag van een reisdocument voor haar minderjarige kinderen. De vader, die niet bekend is op een woon- of verblijfplaats, heeft geen verweer gevoerd. De moeder heeft een verblijfsvergunning en is op 20 juni 2016 een echtscheidingsprocedure gestart. De kinderen zijn geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader, maar de moeder heeft geen huwelijksakte kunnen overleggen omdat het huwelijk niet geregistreerd is in [land]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de Verordening (EG) nr. 2201/2003, omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het gezag over de kinderen gezamenlijk is, maar dat de uitoefening van dat gezag momenteel niet mogelijk is, omdat de verblijfplaats van de vader onbekend is. Hierdoor is het gezag van de vader van rechtswege geschorst. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat zij nu alleen het gezag uitoefent en er geen toestemming van de vader vereist is voor de aanvraag van een reisdocument.