In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] Vastgoed V.O.F. en twee gedaagden over een bemiddelingsovereenkomst. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, vorderde betaling van een bedrag van € 7.078,50 als redelijk loon voor verrichte diensten, alsook vergoedingen voor gemaakte kosten en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partijen, vertegenwoordigd door M. Huijbregts, voerden verweer en stelden dat de overeenkomst was geëindigd met instemming van de eisende partij, waardoor zij de woning zelf mochten verkopen.
De procedure begon met een dagvaarding en volgde met conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten wezen uit dat de partijen op 24 september 2015 een bemiddelingsovereenkomst hadden gesloten voor de verkoop van een woning. De overeenkomst kon schriftelijk worden opgezegd, maar de eisende partij stelde dat de gedaagde partij de overeenkomst te vroeg had opgezegd en daardoor schade had veroorzaakt door de woning voor een lagere prijs te verkopen dan de richtprijs.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij de woning zelf mocht verkopen, omdat er geen verbod in de overeenkomst was opgenomen. Tevens werd vastgesteld dat partijen bewust van de wettelijke regeling omtrent het redelijke loon waren afgeweken. De vorderingen van de eisende partij werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, begroot op € 500,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.