In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eisende partij, Quadeservice [X], en de gedaagde partij, die een quad had gebracht voor werkzaamheden aan het motorblok. De eisende partij vorderde betaling van een factuur van € 4.868,16, terwijl de gedaagde partij stelde dat er een prijsafspraak van € 2.000,00 was gemaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde prijsafspraak en dat uit WhatsApp-berichten blijkt dat ook de gedaagde partij uitging van een bedrag tussen de € 4.000,00 en € 5.000,00. De kantonrechter oordeelde dat er geen vaste prijs was afgesproken en dat de gedaagde partij het gebruikelijke of redelijke loon verschuldigd was, zoals bepaald in artikel 7:405, lid 2 BW. De vordering van de eisende partij werd toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten.