ECLI:NL:RBLIM:2017:2343

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
04 5343783 CV EXPL 16-8631
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van loon en onverschuldigde betaling bij beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eisende partij], en zijn werkgever, [X] B.V., over de betaling van loon en vakantiegeld na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer was van 1 april 2013 tot 31 juli 2016 in dienst als expediteur en heeft zijn dienstverband opgezegd. Na zijn opzegging heeft de werkgever loonbeslag gelegd in verband met een openstaande schuld van de werknemer aan een vorige werkgever. De werknemer betwistte echter de schuld en vorderde betaling van zijn salaris over juli 2016, vakantiegeld en verlofuren. De werkgever vorderde in reconventie terugbetaling van bedragen die zij volgens haar onverschuldigd aan de werknemer had betaald.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer recht heeft op betaling van zijn salaris, vakantiegeld en verlofuren, en dat de werkgever niet succesvol een beroep kon doen op verrekening met de vordering in reconventie. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet kon aantonen dat de betalingen aan de werknemer als leningen moesten worden beschouwd, en dat er geen sprake was van onverschuldigde betaling. De vordering van de werkgever in reconventie werd afgewezen, en de kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd de werkgever verplicht om een bruto/netto specificatie te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5343783 \ CV EXPL 16-8631
Vonnis van de kantonrechter van 15 maart 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonende te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.T.G.M. Heijen, ARAG SE,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] TOTAL CARGO NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P. Berkhoudt, DAS Rechtsbijstand.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [X] B.V. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis in conventie
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de zijdens [X] B.V. op voorhand ingezonden akte overlegging producties
  • de op 15 december 2016 gehouden comparitie van partijen
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is van 1 april 2013 tot 31 juli 2016 als expediteur in dienst geweest van [X] B.V. In deze functie was hij verantwoordelijk voor de in- en verkoop van transportvracht. Bovendien had hij tot taak nieuwe klanten aan te trekken.
2.2.
Samen met zijn collega [Y] heeft [eisende partij] op een gegeven moment een mail gestuurd aan diverse opdrachtgevers, waaronder aan een aantal bedrijven die vielen onder het relatiebeding dat [eisende partij] met zijn vorige werkgeefster Innova Transport Nederland B.V. was overeengekomen. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat die werkgeefster [eisende partij] in rechte heeft aangesproken op overtreding van dat beding en [eisende partij] is veroordeeld tot betaling van een bedrag aan haar.
2.3.
Voor inning van dat bedrag is vervolgens loonbeslag gelegd onder [X] B.V., aan welk beslag [X] B.V. haar medewerking heeft verleend door betalingen te doen aan de deurwaarder. Ook is ten laste van [eisende partij] beslag gelegd onder de Belastingdienst op de voorlopige teruggave inkomstenbelasting.
2.4.
Bij brief van 18 juli 2016 heeft [X] B.V. aan [eisende partij] bevestigd dat door diens opzegging zijn dienstverband bij [X] B.V. zal eindigen op 31 juli 2016. In diezelfde brief is [eisende partij] verzocht om de openstaande schuld van € 7.932,00 uiterlijk 22 juli 2016 te voldoen.
2.5.
Bij brief van 28 juli 2016 aan [X] B.V. heeft [eisende partij] betwist een schuld te hebben. In deze brief maakt hij eveneens aanspraak op zijn salaris over juli 2016, geeft hij aan dat verrekening niet is toegestaan en vraagt hij om een eindafrekening.
2.6.
In zijn e-mail van 2 augustus 2016 geeft [X] B.V. aan dat de openstaande vordering leningen betreft.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij] vordert in conventie – samengevat en na wijziging– veroordeling van
[X] B.V. tot:
a. betaling van het salaris over de maand juli 2016 ad € 2.893,91 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2016,
b. betaling van het vakantiegeld over de maanden mei tot en met juli 2016 ad € 463,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2016,
c. betaling van de opgebouwde doch niet genoten verlofuren ad € 817,57 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2016,
d. verstrekking van een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie waarin de sub a tot en met c te betalen bedragen zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00,
d. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 651,07
e. betaling van de wettelijke verhoging over het sub a tot en met c gevorderde bedrag,
f. de kosten en nakosten van de procedure.
3.2.
[X] B.V. vordert – samengevat – in reconventie:
a. een verklaring voor recht dat [X] B.V. een bedrag van € 5.875,28 onverschuldigd heeft betaald aan [eisende partij] ,
alsmede [eisende partij] te veroordelen
b. tot betaling van een bedrag van € 3.086,38 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016
c. in de kosten van de procedure, binnen 14 dagen na dit vonnis te voldoen.
Daarnaast voert [X] B.V. verweer tegen de vordering in conventie.
3.3.
[eisende partij] voert verweer tegen de vordering in reconventie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Nu de vorderingen in conventie en reconventie samenhangen zullen zij gezamenlijk worden behandeld.
loon en vakantiegeld
4.2.
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat hij aan het einde van zijn dienstverband bij [X] B.V. nog het salaris over juli 2016 (€ 2.893,91 bruto), vakantiegeld over de periode mei tot en met juli 2016 (€ 463,20 bruto), alsook verlofuren voor een bedrag van € 817,57 bruto te goed heeft.
[X] erkent de verschuldigdheid van deze bedragen, die volgens haar in totaal een netto bedrag van € 2.788,90 vertegenwoordigen. De berekening daarvan en het totaalbedrag is verder niet door [eisende partij] betwist, zodat de kantonrechter dat als vaststaand aanneemt. [X] betwist niet dat zij dit totaalbedrag na het einde van het dienstverband niet aan [eisende partij] heeft uitbetaald.
betalingen
4.3.
[X] B.V. stelt dat zij aan [eisende partij] een totaalbedrag van € 5.875,28 netto heeft betaald. [X] B.V. heeft immers aan [eisende partij] danwel aan diens echtgenote in de maanden september tot en met december 2013 telkens € 908,20 per maand per bank overgemaakt en daarnaast in de periode van september 2013 tot en met april 2014 acht maal een bedrag van € 280,00. [eisende partij] heeft de ontvangst van deze bedragen niet betwist, zodat de kantonrechter dat ook als vaststaand aanneemt.
4.4.
[X] B.V. stelt verder dat vanwege het feit dat er beslag lag op het loon van [eisende partij] en op voorlopige belastingteruggave in die periode, afgesproken is dat [X] B.V. aan [eisende partij] de onder 4.3. genoemde betalingen zou doen, om [eisende partij] toch te laten beschikken over een bedrag gelijk aan zijn reguliere salaris en belastingteruggave. [X] B.V. stelt zich daarbij op het standpunt dat deze door haar gedane betalingen geldleningen zijn die terugbetaald moeten worden.
Omdat [X] B.V. van het totale aan leningen uitbetaalde bedrag van € 5.875,28 maar een netto bedrag van € 2.788,90 aan [eisende partij] verschuldigd is (vanwege loon, vakantiegeld en vakantiedagen) en dat in conventie wenst te verrekenen, vordert [X] B.V. in reconventie terugbetaling van een restantbedrag van € 3.086,38 als zijnde onverschuldigd betaald.
[eisende partij] ontkent dat de gedane betalingen in het kader van een lening zijn verstrekt dan wel dat er sprake is van onverschuldigde betalingen. [eisende partij] stelt dat hij en [X] B.V. een afspraak hebben gemaakt die inhoudt dat eventuele financiële gevolgen die voor [eisende partij] zouden voortvloeien uit het relatie- en /of concurrentiebeding van [eisende partij] ’ vorige werkgever, zouden worden gedragen door [X] B.V. en door deze zouden worden terugverdiend uit de winst die door toedoen van [eisende partij] zou ontstaan in de onderneming van [X] B.V.
Dat afgesproken zou zijn dat deze uitgeleende bedragen verrekend zouden worden met de winst van de onderneming wordt door [X] B.V. ontkend. En al zou die afspraak gemaakt zijn, dan geldt nog dat die leningen terugbetaald moeten worden omdat de onderneming geen winst heeft gemaakt, aldus [X] B.V.
verrekening loon en vakantiegeld
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn partijen het er over eens dat [X] B.V. aan [eisende partij] nog een bedrag van € 4.174,68 bruto (zijnde € 2.788,90 netto) aan loon, vakantiegeld en vakantie-uren dient te voldoen, zodat dat bedrag in conventie in beginsel toewijsbaar is. In conventie doet [X] B.V. echter uitdrukkelijk een beroep op verrekening van dit bedrag met een tegenvordering die [X] B.V. op [eisende partij] stelt te hebben. Conform het bepaalde in artikel 6: 136 BW kan van een succesvol beroep op verrekening slechts sprake zijn indien deze tegenvordering erkend wordt door de wederpartij, danwel deze op eenvoudige wijze is vast te stellen. Zowel dat eerste als dat laatste is naar het oordeel van de kantonrechter in casu niet het geval. [eisende partij] betwist immers het bestaan van een tegenvordering en deze tegenvordering vooralsnog enkel valt af te leiden uit tegenstrijdige verklaringen van de daarbij betrokken partijen, zodat bewijslevering van het bestaan daarvan noodzakelijk is. Daarmee is zij dus niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat het door [X] B.V. gedane beroep op verrekening dient te worden gepasseerd. Voornoemd totaalbedrag zal dan ook worden toegewezen.
onverschuldigde betaling
4.6.
In reconventie is onder a aan de orde de gevorderde verklaring voor recht dat [X] B.V. het bedrag van € 5.875,28 onverschuldigd heeft voldaan aan [eisende partij] . Deze verklaring voor recht is gegrond op het bepaalde in artikel 6:203 BW dat spreekt over het “zonder rechtsgrond geven van een goed door de een aan de ander”. [X] B.V. heeft deze vordering echter onderbouwd door te stellen dat er wél een rechtsgrond aanwezig was, namelijk een tussen partijen gemaakte afspraak, inhoudende betaling door [X] B.V. aan [eisende partij] ter compensatie van ten nadele van [eisende partij] gelegde beslagen.
Dat er een betalingsafspraak bestond is ook door [eisende partij] erkend, zodat er daarmee naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake kan zijn van het “zonder rechtsgrond geven”. Met andere woorden: er is geen sprake van onverschuldigdheid.
Dat partijen van mening verschillen over het vervolg van die betalingen (terugbetalen (lenen) naderhand of niet) doet immers aan de afspraak om die bedragen in eerst instantie te betalen niet af. Dat die betaalde bedragen in de optiek van [X] B.V. [eisende partij] niet blijvend toekomen en die bedragen ‘retour moeten’ naar [X] B.V. komt voort uit haar standpunt dat er sprake is van een lening. Het “gevoelsmatig” onverschuldigd zijn, is echter een andere kwalificatie dan het juridisch onverschuldigd zijn in de zin van het zonder rechtsgrond betaald hebben. Een verklaring voor recht dat er sprake was van een lening, is echter niet ingesteld. Nu ook de onder b gevorderde terugbetaling uitdrukkelijk is gegrond op onverschuldigde betaling terwijl wel door [X] B.V. erkend is dat die grond aanwezig was, dient de gehele reconventionele vordering te worden afgewezen.
wettelijke rente
4.7.
[eisende partij] heeft in conventie wettelijke rente gevorderd over het loon, vakantiegeld en vakantiedagen. Nu deze bedragen verschuldigd zijn doch nog niet c.q. niet tijdig zijn voldaan, is [X] B.V. in verzuim en is de gevorderde rente mitsdien toewijsbaar.
bruto/netto specificatie
4.8.
Verder heeft [eisende partij] sub d verstrekking van een bruto/netto specificatie gevorderd. Gebleken is dat door [X] B.V. als productie 3 bij haar conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie een specificatie in het geding is gebracht. Hierop staan echter enkel het salaris en vakantiegeld vermeld, zodat nog een bruto/netto specificatie ten aanzien van de verlofuren ontbreekt. De vordering is dan ook in zoverre toewijsbaar. Het maximum zal de kantonrechter vaststellen op € 2.500,00.
buitengerechtelijke kosten
4.9.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. [eisende partij] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het ter zake gevorderde bedrag wordt toegewezen.
wettelijke verhoging
4.10.
Tenslotte heeft [eisende partij] de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW gevorderd. Nu er sprake is van te late betaling en er geen expliciet verweer tegen deze vordering is gevoerd, acht de kantonrechter deze vordering toewijsbaar.
proceskosten
4.11.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is [X] B.V. aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij. Zij dient dan ook in de kosten van deze procedure te worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,08
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 765,58,
waarbij van de gevorderde verschotten slechts eenmaal de kosten Kamer van Koophandel worden toegekend en de kosten terzake “BRP informatie” worden afgewezen, nu niet gebleken is dat deze informatie noodzakelijk was voor één besloten vennootschap als gedaagde.
[X] B.V. zal eveneens in de nakosten worden veroordeeld, die conform de aanbevelingen van het LOVCK&T worden vastgesteld als hierna opgenomen.
4.12.
Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht kan als niet (langer) ter zake doende verder buiten beschouwing blijven.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [X] B.V. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen:
- het salaris over de maand juli 2016 ad € 2.893,91 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2016,
- het vakantiegeld over de maanden mei tot en met juli 2016 ad € 463,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2016,
- terzake de verlofuren ad € 817,57 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2016,
- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW tot een maximum van 50% over de hiervoren toegewezen bedragen,
- de buitengerechtelijke kosten ad € 651,07.
5.2.
veroordeelt [X] B.V. tot verstrekking van een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie waarin de verlofuren zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 2.500,00,
5.3.
veroordeelt [X] B.V. in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 765,58,
veroordeelt [X] B.V. onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 87,50 [ half punt toepasselijk liquidatietarief, met een maximum van € 100,--] aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: