In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eisende partij], en zijn werkgever, [X] B.V., over de betaling van loon en vakantiegeld na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer was van 1 april 2013 tot 31 juli 2016 in dienst als expediteur en heeft zijn dienstverband opgezegd. Na zijn opzegging heeft de werkgever loonbeslag gelegd in verband met een openstaande schuld van de werknemer aan een vorige werkgever. De werknemer betwistte echter de schuld en vorderde betaling van zijn salaris over juli 2016, vakantiegeld en verlofuren. De werkgever vorderde in reconventie terugbetaling van bedragen die zij volgens haar onverschuldigd aan de werknemer had betaald.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer recht heeft op betaling van zijn salaris, vakantiegeld en verlofuren, en dat de werkgever niet succesvol een beroep kon doen op verrekening met de vordering in reconventie. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet kon aantonen dat de betalingen aan de werknemer als leningen moesten worden beschouwd, en dat er geen sprake was van onverschuldigde betaling. De vordering van de werkgever in reconventie werd afgewezen, en de kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd de werkgever verplicht om een bruto/netto specificatie te verstrekken.