Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5578750 \ CV EXPL 16-11918
Vonnis van de kantonrechter van 15 maart 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.J.C. Bolton,
tegen:
1.de vennootschap onder firma CARAVAN-IMPORT [X] V.O.F.,gevestigd te Amstenrade,
2.
[gedaagde sub 2] ,vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres gedaagde sub 2] ,
[woonplaats gedaagde sub 2] ,
[gedaagde sub 2] ,vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres gedaagde sub 2] ,
[woonplaats gedaagde sub 2] ,
3.
[gedaagde sub 3] ,vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres gedaagde sub 3] ,
[woonplaats gedaagde sub 3] ,
[gedaagde sub 3] ,vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres gedaagde sub 3] ,
[woonplaats gedaagde sub 3] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het door de griffier opgetekende mondeling verweer bij antwoord;
- de conclusie van repliek;
- het door de griffier opgetekende mondeling verweer bij dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.Het geschil
2.1.
Eisende partij vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van gedaagde partij tot afgifte aan haar van de caravan Hobby Excellent 460/470 met kenteken [kenteken] in goede staat, binnen 48 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 7.500,00.
2.2.
Gedaagde partij voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.De beoordeling
3.1.
Eisende partij stelt ter motivering van haar vordering - samengevat - dat zij voornemens was de caravan te verkopen en dat zij met het oog daarop de caravan op vrijdag 18 november 2016 bij gedaagde partij heeft afgeleverd voor een courante prijsindicatie en eventueel bemiddeling bij verkoop. Enkele dagen later deelde gedaagde partij eisende partij mede dat zij de caravan van eisende partij had gekocht voor een bedrag van € 300,00 en dat het kenteken reeds was overgeschreven. Eisende partij stelt echter dat het niet haar bedoeling was de caravan, waarvoor zij in oktober 2015 nog een bedrag van € 3.650,00 inclusief kampeertoebehoren heeft betaald, aan gedaagde partij te verkopen. Er is volgens eisende partij dan ook geen sprake van een eigendomsoverdracht. Eisende partij heeft gedaagde partij tevergeefs om teruggave van de caravan verzocht.
3.2.
Gedaagde partij voert - samengevat - het verweer dat zij de caravan op 18 november 2016 van eisende partij heeft gekocht voor een bedrag van € 300,00. Gedaagde partij heeft aan eisende partij de koopprijs contant voldaan op 26 november 2016. Gelet op het bouwjaar en de staat van de caravan was dit een redelijke prijs, zo begrijpt de kantonrechter het verdere verweer van gedaagde partij.
3.3.
Gedaagde partij heeft ter onderbouwing van haar stelling, dat eisende partij de caravan voor een bedrag van € 300,00 aan haar heeft verkocht, een stuk overgelegd, genaamd “inkoopverklaring ten behoeve van de btw”.
Eisende partij betwist bij repliek dat deze verklaring als een koopovereenkomst is aan te merken. Eisende partij stelt dat gedaagde partij haar heeft bewogen tot het zetten van haar handtekening op het reeds ingevulde formulier als zijnde “ noodzakelijk voor de belastingen”. Eisende partij stelt het stuk toen in goed vertrouwen te hebben getekend. Eisende partij stelt verder dat nadat zij gedaagde partij om teruggave van de caravan heeft verzocht, gedaagde partij haar persoonlijk heeft benaderd en onder druk gezet om op de inkoopverklaring te vermelden dat zij de koopprijs had ontvangen. Voor zover sprake is van een koopovereenkomst stelt eisende partij zich dan ook op het standpunt dat deze tot stand is gekomen onder bedrog, bedreiging of misbruik van omstandigheden. Gedaagde partij op haar beurt betwist dit alles bij dupliek.
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Het verweer van gedaagde partij, dat eisende partij de caravan aan gedaagde partij heeft verkocht is een zogenaamd bevrijdend verweer. Dat betekent dat gedaagde partij de gestelde koopovereenkomst moet bewijzen. Gedaagde partij heeft ter onderbouwing voornoemde inkoopverklaring overgelegd. Anders dan eisende partij is de kantonrechter van oordeel dat deze inkoopverklaring kwalificeert als een koopovereenkomst. De overeenkomst vermeldt immers om welke zaak het gaat en een koopprijs. Bovendien vermeldt de inkoopverklaring bovenaan expliciet het volgende:
“Hierbij verklaart hieronder genoemde verkoper verkocht te hebben aan bovengenoemd bedrijf een gebruikte caravan (…)”
Dat de verklaring mede is afgegeven in het kader van de btw, maakt niet dat geen sprake is van een koopovereenkomst.
Nu de inkoopverklaring door eisende partij is ondertekend is deze gelet op artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: “Rv”) aan te merken als een onderhandse akte. Op grond van artikel 157 Rv levert een verklaring van een partij ten behoeve van de wederpartij dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Dit betekent dat gedaagde partij is geslaagd in het bewijs van de koopovereenkomst, behoudens door eisende partij te leveren tegenbewijs. Eisende partij heeft echter geen bewijs aangeboden van haar stelling dat de overeenkomst is gesloten onder bedrog, bedreiging of misbruik van omstandigheden en de kantonrechter ziet geen reden eisende partij toe te laten tot ambtshalve bewijslevering, nu iedere onderbouwing van haar stellingen ontbreekt; eisende partij heeft zelfs geen kopie overgelegd van de vorige, met Evident Caravans gesloten koopovereenkomst, waaruit had moeten blijken dat zij kort geleden nog € 3.650,00 voor de caravan heeft betaald.
3.5.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat, nu vast is komen te staan dat gedaagde partij in het bezit is gesteld van de caravan uit hoofde van een koopovereenkomst tussen partijen, terwijl tussen partijen niet ter discussie staat dat eisende partij ook bevoegd was over de caravan te beschikken, de eigendom van de caravan is overgegaan op gedaagde partij. De vorderingen van eisende partij moeten dan ook worden afgewezen.
3.6.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op een bedrag van € 350,00 aan gemachtigdensalaris (2 maal tarief € 175,00).
4.De beslissing
De kantonrechter
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 350,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: