ECLI:NL:RBLIM:2017:2316

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
5511358 cv 16-10878
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en proceskosten in verband met bijzetting urn

In deze zaak vorderde DELA Uitvaartverzorging B.V. betaling van een bedrag van € 319,13 van de gedaagde partij, bestaande uit hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten, btw en rente. De gedaagde partij had in 1995 een overeenkomst gesloten met Crematorium Nedermaas voor de bijzetting van de urn van haar overleden echtgenoot. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij een factuur van € 269,00 niet had betaald, terwijl de gedaagde partij betwistte de factuur te hebben ontvangen en stelde dat zij geen overeenkomst had gesloten met de eisende partij. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij de hoofdsom erkende en deze moest betalen, maar wees de buitengerechtelijke incassokosten af omdat de incassogemachtigde onvoldoende had gedaan om de gedaagde partij te informeren over de vordering. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij wel rente en proceskosten verschuldigd was, omdat zij had nagelaten om tijdig actie te ondernemen na ontvangst van de aanmaningen. De kosten aan de zijde van de eisende partij werden begroot op € 274,73, en de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 270,31, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5511358 \ CV EXPL 16-10878
Vonnis van de kantonrechter van 15 maart 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELA UITVAARTVERZORGING B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Cordang (ARAG).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft in 1995 haar overleden echtgenoot laten cremeren, waarna ze de urn heeft laten bijzetten in het urnengraf van Crematorium Nedermaas in Geleen. Voor de bijzetting heeft zij destijds een overeenkomst gesloten met Crematorium Nedermaas (verder: het crematorium) voor de duur van drie jaar, telkens met de mogelijkheid van verlenging voor drie jaar.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 319,13 (bestaande uit een bedrag van € 269,00 aan hoofdsom, € 40,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 8,47 aan btw over deze incassokosten, en een bedrag van € 1,31 aan rente, een en ander vermeerderd met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde hoofdsom ziet op de in rekening gebrachte kosten voor het plaatsen van de urn in de urnentuin voor de periode 4 mei 2016 tot en met 3 mei 2019.
Eisende partij stelt gedaagde partij daarvoor een factuur te hebben gestuurd d.d. 23 juni 2016 ad € 269,00, die gedaagde partij niet heeft betaald.
Gedaagde partij stelt de factuur niet te hebben ontvangen en eerst pas door de aanmaningsbrief van 22 september 2016 van de incassogemachtigde van eisende partij van de vordering op de hoogte te zijn gekomen. Gedaagde partij stelt voorts geen overeenkomst te hebben gesloten met eisende partij. Zij heeft bij e-mail van 3 oktober 2016 bij de incassogemachtigde om opheldering gevraagd, maar geen reactie ontvangen. Pas in deze procedure is het gedaagde partij duidelijk geworden dat het crematorium onderdeel is van eisende partij en dat de vordering ziet op de verlenging van de bijzetting in de urnentuin. Gedaagde partij erkent de vordering en is bereid deze te voldoen. Gelet op deze erkenning zal de kantonrechter de hoofdsom toewijzen.
4.2.
Gedaagde partij betwist alle bijkomende kosten, inclusief de proceskosten, verschuldigd te zijn. Zij stelt zich op het standpunt dat zij de vordering onmiddellijk had betaald, wanneer de incassogemachtigde naar aanleiding van de e-mail van 3 oktober 2016 aan haar duidelijk had gemaakt waarop de vordering betrekking had. Dan was deze procedure niet nodig geweest.
De kantonrechter is met gedaagde partij van oordeel dat eisende partij geen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten toekomt. De kantonrechter gaat in dit verband voorbij aan de stelling van eisende partij, dat de incassogemachtigde de e-mail niet in behandeling kon nemen, omdat er geen kenmerk/dossiernummer in was vermeld en de naam van gedaagde partij niet geheel correct in de e-mail stond vermeld. Naar het oordeel van de kantonrechter had van eisende partij op zijn minst mogen worden verwacht dat zij de e-mail had beantwoord met het verzoek het kenmerk/dossiernummer alsnog te noemen. Gesteld noch gebleken is dat zij dit heeft gedaan.
Gedaagde partij is daarentegen wel rente en proceskosten verschuldigd. Het had naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van gedaagde partij gelegen, nadat zij opnieuw een aanmaningsbrief ontving en een reactie op de e-mail uitbleef, andermaal contact op te nemen met het incassobureau, desnoods telefonisch. Te meer, nu als onweersproken gesteld moet worden vastgesteld dat gedaagde partij in 2013 ook een factuur “verlenging urnentuin” van eisende partij heeft voldaan (productie 2 conclusie van repliek). De stelling van gedaagde partij dat zij “betreffende de verlenging ook alleen contact heeft gehad met het crematorium zelf” en waarbij zij “nimmer iets van doen (heeft) gehad met Dela Uitvaartverzorging” vormt in het licht van de overgelegde factuur en de eigen stelling van gedaagde partij dat zij in het verleden alles keurig heeft voldaan, een onvoldoende gemotiveerde betwisting. Overigens vermeldt deze factuur uit 2013 in het hoofd “locatie Crematorium Nedermaas” en onderaan “Crematorium Nedermaas is onderdeel van coöperatie DELA”.
Uit het voorgaande volgt dat het voor gedaagde partij in zekere zin om een voorzienbare schuld ging en gedaagde partij zelf ook actie had behoren te ondernemen om rente en proceskosten te voorkomen. Het is dan ook redelijk dat gedaagde partij rente moet betalen en in de proceskosten dient bij te dragen. De kantonrechter is met gedaagde partij van oordeel dat de inhoud van de dagvaarding uiterst summier is en dat eigenlijk pas bij repliek duidelijk is waar de vordering op ziet. Gelet hierop zal de kantonrechter voor het gemachtigdensalaris slechts één procespunt toekennen.
4.3.
Met inachtneming van het voorgaande zal gedaagde partij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,73
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 274,73
4.4.
Aan hoofdsom en rente wordt toegewezen een bedrag van € 270,31 (€ 269,00 + € 1,31).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 270,31, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van €269,00 vanaf 7 november 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 274,73,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: