In deze zaak vordert de eisende partij, VGZ Zorgverzekeraar N.V., betaling van een bedrag van € 211,97 van de gedaagde partij, die een zorgverzekering bij eisende partij heeft afgesloten. De gedaagde partij heeft een deel van de vordering erkend, maar stelt dat zij de premie over oktober 2015 al heeft betaald. De procedure omvat een dagvaarding, conclusie van antwoord, repliek en dupliek, waarna de kantonrechter op 15 maart 2017 vonnis heeft gewezen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat tussen partijen. De gedaagde partij heeft ter onderbouwing van haar verweer kopieën van rekeningafschriften overgelegd, maar de kantonrechter concludeert dat de premie over oktober 2015 nog openstaat. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij voor een bedrag van € 163,57 toegewezen, bestaande uit de hoofdsom en wettelijke rente, maar heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen.
De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 274,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.