ECLI:NL:RBLIM:2017:2315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
5504848 cv 16-10723
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en incassokosten

In deze zaak vordert de eisende partij, VGZ Zorgverzekeraar N.V., betaling van een bedrag van € 211,97 van de gedaagde partij, die een zorgverzekering bij eisende partij heeft afgesloten. De gedaagde partij heeft een deel van de vordering erkend, maar stelt dat zij de premie over oktober 2015 al heeft betaald. De procedure omvat een dagvaarding, conclusie van antwoord, repliek en dupliek, waarna de kantonrechter op 15 maart 2017 vonnis heeft gewezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat tussen partijen. De gedaagde partij heeft ter onderbouwing van haar verweer kopieën van rekeningafschriften overgelegd, maar de kantonrechter concludeert dat de premie over oktober 2015 nog openstaat. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij voor een bedrag van € 163,57 toegewezen, bestaande uit de hoofdsom en wettelijke rente, maar heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen.

De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 274,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5504848 \ CV EXPL 16-10723
Vonnis van de kantonrechter van 15 maart 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., betreffende BEWUZT,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde M.G. de Jong Gerechtsdeurwaarders- & Incassokantoor,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 211,97, vermeerderd met rente en kosten.
Eisende partij stelt daartoe - samengevat - dat gedaagde partij bij haar een zorgverzekering heeft afgesloten en dat gedaagde partij, ondanks aanmaning, uit hoofde van die verzekering aan gedaagde partij verschuldigde bedragen onbetaald heeft gelaten. Het betreft de volgende posten:
  • premie oktober 2015 € 70,00;
  • verrekening betreffende declaratie 45386777, in totaal € 13,64;
  • premie januari 2016 € 77,00;
  • premie februari 2016 €
Totaal € 237,64
Gedaagde partij heeft nadat de vordering uit handen was gegeven aan de incassogemachtigde van eisende partij op 25 januari 2016 een bedrag van € 77,00 op de vordering in mindering betaald.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij daarnaast wettelijke rente ad € 2,93 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 48,40 aan haar verschuldigd is. Rekening houdend met de gedane betaling vordert eisende partij per saldo een bedrag van € 211,97.
2.2.
Gedaagde partij voert het verweer dat zij de premie over de maand oktober 2015 heeft betaald. Gedaagde partij erkent de premie over de maanden januari en februari 2016 nog verschuldigd te zijn.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als onweersproken staat vast dat tussen partijen een zorgverzekeringsovereen-komst bestaat, met eisende partij als verzekeraar en gedaagde partij als verzekeringnemer.
3.2.
Gedaagde partij heeft ter onderbouwing van haar stelling, dat zij de premie over de maand oktober 2015 heeft betaald, kopieën van rekeningafschriften overgelegd. Eisende partij heeft bij repliek vervolgens uitvoerig uitgelegd op welke posten zij de op de rekeningafschriften vermelde betalingen in mindering heeft gebracht. De kantonrechter kan naar aanleiding van deze uitleg niet anders dan concluderen dat alle betalingen zijn verwerkt en dat de premie over de maand oktober 2015 nog open staat. Per saldo is daarmee aan hoofdsom een bedrag van € 160,64 toewijsbaar (€ 237,64 - € 77,00).
3.3.
Gedaagde partij heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde rente en deze zal worden toegewezen.
3.4.
Eisende partij maakt zoals gezegd aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Alle inspanningen van het deurwaarderskantoor ten spijt, komt de gevorderde vergoeding echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de wettelijk verplichte aanmaning niet voldoet aan hetgeen artikel 6:96 lid 6 BW vereist.
3.5.
In totaal wordt toegewezen een bedrag van € 163,57 (€ 160,64 + € 2,93).
3.6.
Gedaagde partij zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,74
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 274,74

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 163,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2016 tot aan de voldoening,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 274,74,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: