ECLI:NL:RBLIM:2017:2296

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
5729143 BR VERZ 17-43
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitdelingslijst in erfrechtelijke procedure met betrekking tot nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 14 maart 2017, gaat het om een verzoek tot verzet tegen een uitdelingslijst die door de vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] was ingediend. De verzoekster, [verzoekster] c.s., heeft per e-mail verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst, die op 11 januari 2017 openbaar was gemaakt. De kantonrechter oordeelt dat het verzet niet tijdig is ingediend, aangezien de wettelijke termijn van een maand na de bekendmaking op 11 januari 2017 op 11 februari 2017 afliep. De e-mail van 11 februari 2017 werd echter pas op 14 februari 2017 ter griffie ontvangen, waardoor de verzoekster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzet.

De kantonrechter wijst erop dat indiening van stukken per e-mail niet is toegestaan volgens het procesreglement. De verzoekster heeft geen geldige redenen aangevoerd om van deze regel af te wijken. De kantonrechter concludeert dat de verzoekster niet op de juiste wijze verzet heeft aangetekend, en dat de termijn voor het indienen van verzet is overschreden. De verzoekster wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 200,00.

Daarnaast geeft de kantonrechter de vereffenaar aanwijzingen om de nalatenschap goed te beheren en te vereffenen, inclusief het afhandelen van roerende zaken die in de nalatenschap zijn achtergebleven. De vereffenaar moet ook onderzoeken of een paard tot de nalatenschap behoort en wat de waarde daarvan was ten tijde van het overlijden van de erflaatster. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zaaknr: 5729143 BR VERZ 17-43
Beschikking van 14 maart 2017
Inzake:
[verzoekster] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
verzoekster, mede handelend als gemachtigde voor [naam 1] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
gemachtigde mr. V.C.C. Luijten.
Verzoekster zal verder [verzoekster] c.s. worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de e-mail van 11 februari 2017 van mr. Luijten voornoemd waarbij zij verzet tegen de uitdelingslijst aantekent,
- de e-mail van 13 februari 2017 van mr. P.J.N.T. Zeestraten, vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] , waarin hij de kantonrechter vraagt of er verzet tegen de door hem ingediende uitdelingslijst is aangetekend,
- het ter griffie van deze rechtbank op 14 februari 2017 door tussenkomst van mr. Luijten ontvangen verzet met bijlagen tegen de uitdelingslijst van de vereffenaar;
- de e-mails van 20 februari 2017 van de vereffenaar waarbij hij de publicaties van het ter inzage leggen van de uitdelingslijst en een factuur heeft aangeleverd,
- het schrijven met bijlage van de vereffenaar, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 22 februari 2017,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling van het verzoek van 23 februari 2017,
- de e-mail van 3 maart 2017 en het op 7 maart 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen schrijven van de vereffenaar,
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2017 waarbij [verzoekster] c.s., mr. Luijten voornoemd, [naam 2] en de vereffenaar zijn verschenen,
- de door [naam 2] ter mondelinge behandeling overgelegde bevindingen,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 maart 2017.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
De vereffenaar heeft vraagtekens gezet bij de wijze waarop de kantonrechter de hier toepasselijke termijn(en) van artikel 185 Fw. heeft gehanteerd. De kantonrechter is in reactie daarop van oordeel dat bij de bepaling van de dag van behandeling van het verzet weliswaar de voorgeschreven wettelijke termijn is overschreden, maar die overschrijding is niet met nietigheid bedreigd. En verder werd deze beschikking niet nog later op dezelfde dag van de behandeling van het verzet gegeven, maar de wet schrijft dat ook niet in absolute zin voor. De beschikking moet volgen op dezelfde dag “of anders zo spoedig mogelijk.” Aan de laatste voorwaarde is voldaan in dit geval.
2.2.
In deze zaak gaat het over de vraag of [verzoekster] c.s. tijdig verzet tegen de uitdelingslijst hebben aangetekend en in dat kader ontvankelijk zijn in hun verzet.
De uitgangspunten bij de beoordeling zijn de momenten van openlijke bekendmaking van de uitdelingslijst en van het aantekenen het verzet. Vaststaat dat de vereffenaar de uitdelingslijst in de nalatenschap van [erflaatster] op 6 januari 2017 in de Staatscourant en op 11 januari 2017 in 1Limburg heeft gepubliceerd. Ingevolge het bepaalde in art. 4:218 lid 3 BW kon iedere belanghebbende binnen een maand na de openlijk bekendmaking (publicatie) tegen de uitdelingslijst in verzet komen.
2.3.
[verzoekster] c.s. stellen dat hun verzet per e-mail van 11 februari 2017 tegen de op 11 januari 2017 openlijk bekend gemaakte uitdelingslijst juist en tijdig is gedaan.
2.4.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 1.1.2. van het landelijk gehanteerde en in de Staatscourant gepubliceerde “Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken, kantonzaken” volgt dat indiening van stukken per e-mail niet mogelijk is. Nu [verzoekster] c.s. geen omstandigheden hebben aangevoerd op grond waarvan de kantonrechter van het bepaalde in voormeld artikel zou dienen af te wijken, treft hun verweer noch de betwistingen door de gemachtigde van [verzoekster] c.s., te weten dat zij het verzet per e-mail mag indienen, dat zij vaker per e-mail stukken aanlevert en dat die stukken in behandeling worden genomen, geen doel. Het gaat hier om een verzet waarvan de vervaltermijn duidelijk in de wet staat vermeld. Desgevraagd kon de gemachtigde van [verzoekster] c.s. ook niet aangeven wanneer bij soortgelijke procedures haar per e-mail aangeleverde stukken wel zouden zijn aangenomen. Haar stelling dat de e-mail van de vereffenaar van 3 maart 2017 ter griffie is ontvangen en is afgestempeld en om die reden ook niet in behandeling mag worden genomen treft evenmin doel. Anders dan het verzet behelsde deze e-mail enkel bevindingen van de vereffenaar en had deze geen invloed op ontvankelijkheid of stuiting van een termijn. Daarbij komt dat de (officiële) schriftelijke versie van die e-mail ter griffie nog op 7 maart 2017 in de vorm van een brief is ontvangen en bovendien kon en mocht de vereffenaar deze reactie zelfs ter mondelinge behandeling geven. De kantonrechter constateert dat het door [verzoekster] c.s. per e-mail aangetekende verzet, dat overigens niet op een werkdag en buiten de openingstijden van de griffie om (11 maart 2017 om 19:53 uur) is aangetekend, niet op de juiste wijze is gedaan.
2.4.1.
Het door [verzoekster] c.s. in schriftelijke vorm aangetekende verzet is weliswaar op de juiste wijze doch
niet tijdiggedaan. Met inachtneming van het in de Algemene Termijnenwet bepaalde liep de termijn waarbinnen [verzoekster] c.s hun verzet konden aantekenen af op 13 februari 2017 en is het verzet ter griffie van deze rechtbank pas op 14 februari 2017, derhalve 1 dag te laat, ontvangen. Nu de vervaltermijn voor het aantekenen van het verzet was verstreken zijn [verzoekster] c.s. niet-ontvankelijk in hun verzet. Het voorgaande leidt er toe dat [verzoekster] c.s. in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, aan de zijde van de vereffenaar gerezen en begroot op € 200,00.
2.5.
Partijen zijn, om praktische redenen, ter mondelinge behandeling nog in de gelegenheid gesteld om hun inhoudelijke standpunten weer te geven. De vereffenaar heeft daarbij erkend dat zich nog roerende zaken van de nalatenschap, die door de taxateur zijn bestempeld als “spullen die niemand meer wil” in ruimten bevinden in het pand van [naam 2] . [naam 2] heeft de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak gekocht en geleverd gekregen en “de spullen” bevonden zich al voor het overlijden van erflaatster in deze onroerende zaak.
2.6.
De vereffenaar heeft tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren en te vereffenen. Daarbij hoort het beschrijven van de nalatenschapsboedel en het inventariseren (en niet het onmiddellijk voldoen) van de schuldeisers van de nalatenschap. Tot het beheren van de nalatenschapsboedel behoren ook werkzaamheden als ontruiming van een verkochte onroerende zaak en het afvoeren of afgeven aan derden van roerende zaken in geval daarbij duidelijk is dat verkoop/afvoer meer geld kost dan dat het baten voor de nalatenschapsboedel oplevert. Gelet op het feit dat voormelde roerende zaken (“de spullen”) weinig tot geen waarde vertegenwoordig(d)en, lag het op de weg van de vereffenaar om daar al in het kader van de vereffening en niet pas in het kader van de verdeling, zoals de vereffenaar suggereert, voor zorg te dragen. Nu de vereffenaar voor verkoop of afvoer of feitelijke afgifte diende te zorgen, [verzoekster] c.s. graag wilden dat deze - dus niet voor verkoop geschikte - roerende zaken aan hen werden afgegeven en [naam 2] ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij die roerende zaken niet behoeft te hebben en dat hij mee wil werken aan de afgifte van die roerende zaken aan [verzoekster] c.s. door de vereffenaar, krijgt de vereffenaar de aanwijzing om nog in het kader van vereffeningswerkzaamheden (uiteraard tegen gebruikelijk vereffenaarstarief), en eventueel met behulp van mr. Luijten, voor die feitelijke afgifte mede zorg te dragen en daarbij voor zover mogelijk te bemiddelen.
2.6.1.
De vereffenaar krijgt ook de aanwijzing om uit te zoeken of en in hoeverre het paard [naam paard] tot de nalatenschapsboedel behoort, wat de waarde van het paard ten tijde van het overlijden van erflaatster was, in hoeverre [naam 2] gerechtigd was om het paard daags na het overlijden van de erflaatster op zijn naam te zetten en wat de rechtsgevolgen daarvan voor de nalatenschapsboedel zijn, temeer nu daarover en over de waarde van het paard discussie tussen de erfgenamen bestaat. De stelling van de vereffenaar dat hij de discussie over het eigendom en de waarde van het paard over het hoofd heeft gezien, leidt tot geen andere conclusie dan dat ook in dat kader de vereffeningswerkzaamheden (nog) niet zijn voltooid.
2.7.
Met inachtneming van het vorenoverwogene geeft de kantonrechter de vereffenaar aanwijzing als bedoeld in art. 4:210 lid 1 BW om de in rechtsoverweging (r.o.) 2.6. en 2.6.1. vermelde werkzaamheden alsnog uit te voeren en van zijn bevindingen naar de erfgenamen en de kantonrechter toe, verslag te doen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart [verzoekster] c.s. niet ontvankelijk in hun verzet tegen de door de vereffenaar in de nalatenschap van [erflaatster] gedeponeerde uitdelingslijst,
3.2.
veroordeelt de [verzoekster] c.s. in de kosten van deze procedure, tot aan deze beschikking aan de zijde van vereffenaar gerezen en begroot op € 200,00,
3.3.
geeft de vereffenaar aanwijzing om binnen twee maanden na heden te voldoen aan het in r.o. 2.6 en 2.6.1. verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
TY