Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
,
e-mailbericht is zowel door [verzoekster] als door Wiertz een vertaling overgelegd. Die
14 november 2016. [verzoekster] was toen – ook in de visie van Wiertz – nog door ziekte verhinderd haar arbeid te verrichten.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
Tijdigheid verzoek
24 maanden heeft geduurd, zodat aan dit vereiste is voldaan.
e-mailbericht van [naam intercedente 2] van 14 oktober 2016 inderdaad drie functies aan [verzoekster] zijn ‘aangeboden’, brengt dat niet mee dat daardoor het initiatief tot het einde van de arbeidsovereenkomst bij [verzoekster] is komen te liggen. Op geen enkele wijze is namelijk geconcretiseerd welke omvang deze functies hadden, met ingang van welke datum betrokkene daar aan de slag kon gaan én tot welke datum die functies (nog) beschikbaar zouden zijn en welke andere voorwaarden werden gesteld. Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat het hier uitzendwerk betreft waarvoor volgens Wiertz geen bijzondere kwalificaties vereist zijn, had die nadere concretisering van Wiertz mogen worden gevergd. Voorts – en dat heeft de kantonrechter ook ter zitting aan partijen voorgehouden – heeft het in de brief van 5 juli 2016 aangekondigde
eindgesprek (onderstreping kantonrechter) nimmer plaatsgevonden. Dat intercedente [naam intercedente 1] dit gesprek als eindgesprek aanduidt, is eveneens een zwaarwegend argument om aan te nemen dat het initiatief tot het einde van de arbeidsovereenkomst van Wiertz uitging. Tussen partijen staat vast dat dit eindgesprek – om redenen die niet zijn komen vast te staan – geen doorgang heeft gevonden. Wiertz kan niet worden gevolgd in haar stelling dat dit eindgesprek feitelijk geen eindgesprek was, maar een gesprek was waarin mogelijkheden zouden worden besproken om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te continueren. Wegens de ziekmelding van [verzoekster] op 6 juli 2016, de niet overgelegde verslagen van de bezoeken van [verzoekster] aan de bedrijfsarts nadien én de erkenning van Wiertz dat [verzoekster] in ieder geval tot de einddatum 14 november 2016 (ook in de visie van de bedrijfsarts) nog niet tot werken in staat was, had van Wiertz een schriftelijke onderbouwing van die stelling mogen worden verwacht. Dit heeft zij evenwel nagelaten, zodat ervan uit moet worden gegaan dat het geplande gesprek op 14 oktober 2016 ook daadwerkelijk het karakter van een eindgesprek moest hebben. Het verweer van Wiertz faalt.
€ 478,00 (zijnde € 78,00 aan griffierecht plus € 400,00 aan salaris gemachtigde).
5.De beslissing
14 december 2016 tot de datum van volledige voldoening.