Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De beoordeling
4.De beslissing
's-Hertogenbosch
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 2 januari 2017 uitspraak gedaan over de opheffing van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ondertoezichtstelling was ingesteld om de omgang tussen de kinderen en hun vader te bewerkstelligen. De gecertificeerde instelling, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat zij van mening is dat de kinderen niet langer in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder van de kinderen heeft ingestemd met dit verzoek, terwijl de vader zich daartegen verzet. Hij stelt dat er nog steeds ontwikkelingsbedreigingen zijn en dat toezicht van een onafhankelijke derde noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de moeder overgenomen en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen goed functioneren in de thuissituatie en dat de moeder betrokken is bij de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook overwogen dat het afdwingen van contact met de vader schadelijk kan zijn voor de kinderen, gezien hun weerstand tegen contact. Daarom heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstellingen van de minderjarigen met onmiddellijke ingang op te heffen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.