ECLI:NL:RBLIM:2017:2028

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
5301664 \ CV EXPL 16-8070
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake zorgverzekering en eigen risico

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 22 februari 2017 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. De gedaagde, die een zorgverzekering bij VGZ had afgesloten, betwistte de in rekening gebrachte eigen risico van € 350,00 na zorgverlening door een psychiater. De gedaagde was in juli 2013 door de politie aangehouden en had geen zorg gevraagd, wat hij als reden aanvoerde voor het niet betalen van het eigen risico. Hij stelde dat VGZ ten onrechte het eigen risico in rekening bracht, omdat er geen behandelovereenkomst was en dat er afspraken waren tussen zorgverzekeraars over bemoeizorg waarbij het eigen risico niet zou gelden. VGZ daarentegen verdedigde dat de zorgverlening onder de Zorgverzekeringswet viel en dat de eigen risico terecht was opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat VGZ de gedaagde in de gelegenheid moest stellen om het geschil voor te leggen aan een onafhankelijke instantie, zoals voorgeschreven in artikel 114 van de Zorgverzekeringswet. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en VGZ is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het bindend advies dat door de gedaagde was overgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5301664 \ CV EXPL 16-8070
Vonnis van de kantonrechter van 22 februari 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn en van der Heide,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde] ,
[woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. F.A. Dronkers.
Partijen worden hierna VGZ en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties en
  • de conclusie van dupliek met productie.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Op basis van de hiervoor vermelde processtukken kan het tussen partijen gerezen geschil als volgt – zakelijk weergegeven – worden omschreven.
2.2.
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering afgesloten.
2.3.
In de nacht van 9 op 10 juli 2013 is [gedaagde] door de politie aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een geweldsdelict en is [gedaagde] overgebracht naar het politiebureau te Venlo. De politie heeft de GGZ crisisdienst van het Vincent van Gogh Instituut ingeschakeld om een psychiater te laten beoordelen of er sprake was van een bij [gedaagde] bestaande gevaarzettende psychiatrische stoornis. [gedaagde] is vervolgens gezien door een psychiater.
2.4.
Het Vincent van Gogh Instituut heeft hierna voor het consult door de psychiater een nota naar VGZ gestuurd voor een bedrag van € 512,07, welk bedrag door VGZ aan Het Vincent van Gogh Instituut is betaald.
2.5.
VGZ heeft vervolgens aan [gedaagde] een bedrag van € 350,00 ter zake van verplicht eigen risico in rekening gebracht, welk bedrag [gedaagde] niet heeft betaald.
2.6.
[gedaagde] stelt dat VGZ het eigen risico ten onrechte in rekening brengt. Hij heeft immers zelf niet om zorg gevraagd. Er is geen sprake van een behandelovereenkomst. Volgens [gedaagde] is tussen de zorgverzekeraars afgesproken dat in geval sprake is van zogenoemde bemoeizorg en zorg in het kader van de BOPZ het eigen risico niet in rekening wordt gebracht. In zijn geval is eveneens sprake van bemoeizorg. Voorts stelt [gedaagde] dat VGZ op grond van de Gedragscode Goed Zorgverzekeraarschap in alle redelijkheid en billijkheid niet tot het besluit had kunnen komen om aan hem een eigen risico in rekening te brengen, mede omdat sprake was van onvrijwillige zorg. [gedaagde] is daarom van maning dat de vordering van VGZ moet worden afgewezen.
2.7.
VGZ is van mening dat zij het eigen risico terecht in rekening heeft gebracht. Er is immers aan [gedaagde] zorg verleend als bedoeld in artikel 11 van de Zorgverzekeringswet. Ingevolge artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet is [gedaagde] een eigen risico verschuldigd met betrekking tot de aan hem verleende zorg.
2.8.
VGZ vordert op grond van het vorenstaande om [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van € 350,00, een bedrag van € 23,04 ter zake van vervallen wettelijke rente tot de dag der dagvaarding en een bedrag van € 63,53 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vordert VGZ de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 114, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, zorgt de zorgverzekeraar ervoor dat zijn verzekeringsnemers en verzekerden geschillen over de uitvoering van de zorgverzekering kunnen voorleggen aan een onafhankelijke instantie. Lid 3 van dat artikel bepaalt dat de onafhankelijke instantie advies vraagt aan het Zorginstituut indien het geschil betrekking heeft op de zorg of de overige diensten, bedoeld in artikel 11 van de Zorgverzekeringswet, dan wel de vergoeding van die zorg of diensten.
3.2.
Vastgesteld kan worden dat in de onderhavige procedure sprake is van een geschil over de uitvoering van de zorgverzekering en dat betekent dat VGZ [gedaagde] in de gelegenheid dient te stellen dat geschil aan een onafhankelijke instantie voor te leggen. Ingeval sprake is van een klacht, dient de verzekerde eerst in een brief de zorgverzekeraar te vragen om nog eens naar het probleem te kijken. Dit wordt het vragen om een ‘heroverweging’ genoemd. Is het probleem hierna nog niet opgelost dan is het mogelijk om de klacht voor te leggen aan de Ombudsman Zorgverzekeringen aangesloten bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering. Als een klacht na bemiddeling door de ombudsman nog niet is opgelost, kan er om een uitspraak van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen worden gevraagd
3.3.
Bij de conclusie van dupliek heeft [gedaagde] een bindend advies van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen overgelegd, waaruit blijkt dat de procedure zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.2. is beschreven, is gevolgd.
3.4.
VGZ zal in de gelegenheid worden gesteld om mee te delen of zij [gedaagde] in de gelegenheid heeft gesteld om het geschil voor te leggen aan een onafhankelijke instantie zoals bedoeld in artikel 114 van de Zorgverzekeringswet terwijl VGZ tevens in de gelegenheid zal worden gesteld om inhoudelijk te reageren op het door [gedaagde] bij dupliek overgelegde bindend advies.
3.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
stelt VGZ in de gelegenheid om bij akte ter rolle te voldoen aan hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 3.4. overwogen;
4.2.
verwijst de zaak daartoe naar de rol van woensdag 22 maart 2017;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: