ECLI:NL:RBLIM:2017:2023

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
03/659113-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de productie van amfetamine en vrijspraak voor huisvredebreuk wegens overmacht

Op 6 maart 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten die betrokken waren bij de productie van amfetamine in een woning in Well. De rechtbank heeft de verdachten, mannen van 24, 27 en 31 jaar, veroordeeld tot gevangenisstraffen van vier jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk amfetamine hadden vervaardigd in maart 2015. De rechtbank sprak drie medeverdachten vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij ook betrokken waren bij de productie.

Daarnaast werd een verdachte vrijgesproken van huisvredebreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een acute noodsituatie bevond, waardoor zijn handelen niet als wederrechtelijk kon worden aangemerkt. De verdachte had geprobeerd hulp te krijgen, maar was in paniek en had een raam ingeslagen om toegang te krijgen tot de woning van een ander. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in levensbedreigende omstandigheden verkeerde en dat zijn handelen proportioneel was in het licht van de noodtoestand.

De rechtbank benadrukte de ernst van de productie van amfetamine, die aanzienlijke risico's met zich meebrengt voor de gezondheid en veiligheid van de samenleving. De gevangenisstraffen werden opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De rechtbank besloot dat de vordering van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk was, omdat de verdachte was vrijgesproken van het tweede feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659113-15
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2016 en 20 februari 2017. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1: de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid amfetamine opzettelijk heeft vervaardigd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2: huisvredebreuk heeft gepleegd.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

Feit 2
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte de man is die is binnengedrongen in de woning aan de [adres 2] te Well. Het binnendringen als bestanddeel is duidelijk. Aangeefster [benadeelde 1] meldt meteen dat dat het geval is en de indringer heeft een ruit ingegooid. Ook de Forensische Opsporing stelt vast dat de ruit van buiten uit vernield is. Verdachte is niet door de bewoonster binnengelaten, maar heeft zichzelf met geweld toegang verschaft tot de woning.
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten amfetamine heeft geproduceerd. Het DNA-profiel van verdachte wordt aangetroffen op een handschoen die in de woning aan de [adres 1] is aangetroffen op een vat in een van de kamers. Op die handschoen is ook een DNA-profiel aangetroffen van de medeverdachte [medeverdachte 3] . Daarnaast wordt in het dossier melding gemaakt van nevenkenmerken van het DNA-profiel van verdachte in de handschoen met een positieve DNA-match op medeverdachte [medeverdachte 3] . Tevens wordt op een pakje drinken het DNA profiel van verdachte aangetroffen, in dezelfde ruimte waar een DNA-profiel wordt aangetroffen van de medeverdachte [medeverdachte 6] (Ice tea) en medeverdachte [medeverdachte 3] . Bovendien is vastgesteld dat de Toyota Yaris die op het terrein van het pand aan de [adres 1] stond, werd gehuurd door de verdachte en dat het rijbewijs van verdachte werd aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 3] . Ten slotte heeft het LFO aan de hand van temperatuurmetingen vastgesteld dat het laboratorium in bedrijf was op het moment van ontdekking.

Het standpunt van de verdediging

Feit 2
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte uit (psychische) overmacht de woning is ‘binnengedrongen’ waardoor niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de aan de verdachte onder feit 2 verweten gedraging als
wederrechtelijkkan worden aangemerkt. Verdachte zal daarom van dit feit moeten worden vrijgesproken.
De verdediging voert daartoe aan dat verdachte onder de druk van en angst voor zijn achtervolger ernstig werd beperkt in zijn wilsvrijheid. Dit wordt in grote lijnen ook bevestigd door aangeefster [benadeelde 1] . Verdachte heeft in eerste instantie mevrouw [getuige 5] (de 112-meldster) aangeklampt voor hulp. [getuige 5] heeft de verdachte echter weggestuurd. Vervolgens is verdachte op het dak van aangeefster geklommen en heeft een raam ingeslagen om zichzelf in veiligheid te brengen. Verdachte moet in zijn toestand hebben gemeend zeer snel te beslissen wat te doen. Dat hij toen heeft gehandeld zoals hij dat heeft gedaan, kan hem onder de gegeven omstandigheden niet strafrechtelijk worden verweten. Verdachte komt daarom een beroep op overmacht toe.
Feit 1
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er voldoende twijfel bestaat of de verdachte deel uitmaakte van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het vervaardigen van amfetamine. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte tegen zijn wil in de woning is geweest/gehouden (en uiteindelijk is weten te ontkomen). Niet valt uit te sluiten dat de verdachte ongewild giftige stoffen heeft ingeademd. En evenmin valt uit te sluiten dat de verdachte zich nimmer daadwerkelijk heeft bezig gehouden met de productie van amfetamine, dan wel daadwerkelijk beschikkingsmacht heeft gehad over (geproduceerde) amfetamine. Nu een veroordeling niet in de rede ligt, dient een vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 2
Op basis van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 26 maart 2015 om 16.16 uur belt mevrouw [getuige 5] naar de 112-alarmcentrale met de melding dat een man (verdachte) bij de buren op het adres [adres 2] een raam heeft ingeslagen en naar binnen is gegaan. [getuige 5] vermeldt dat zij de man eerder heeft weggestuurd en dat hij tegen haar had gezegd dat zij moest bellen ‘anders ging hij dood’. In haar aangifte verklaart de bewoonster van [adres 2] , dat zij op 26 maart 2015 rond 16.00 uur hoort dat er op de voordeur werd geklopt. Als ze wil gaan kijken, hoort ze dat er keihard op een raam of deur wordt gebonsd. Vervolgens ziet ze op het dak van de berging een man voor het raam staan die iets tegen haar zegt wat ze niet kan verstaan. Hij lijkt in paniek. Ze hoort dat het raam kapot gaat en dat de man in de badkamer is. Als zij de politie belt, zegt hij: “Ik ga dood”. Terwijl zij de alarmcentrale aan de lijn heeft, pakt de man haar telefoon af en begint te praten. In het dossier bevindt zich ook de inhoud van deze 112-melding waaruit blijkt dat een mannenstem zegt: “Bijna dood” en ook zegt dat hij zowel een ambulance als politie wil. Later op de avond als de man in het ziekenhuis is opgenomen, verklaart hij tegen de politie dat hij aan een Chinees vrouwtje had gevraagd of ze de deur wilde opendoen. Omdat ze dat niet meteen deed, heeft hij de ruit ingeslagen. In het ziekenhuis is van verdachte bloed afgenomen. Uit NFI-onderzoek blijkt dat in het bloed van verdachte 0,56 mg/l amfetamine aanwezig is en circa 300 mg/l theofylline, een geneesmiddel dat wordt gebruikt bij astma en COPD. Toxische effecten van dit laatste middel treden op boven 20 mg/l en overlijden is mogelijk bij concentraties boven 50 mg/l. Toxische verschijnselen van amfetamine treden op bij concentraties hoger dan 0,2 mg/l. De combinatie van amfetamine en theofylline kan leiden tot een versterkt stimulerend effect en een verhoogde kans op nadelige effecten voor het gedrag: opwinding, agitatie en rusteloosheid.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand is vereist dat er sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een actuele concrete nood en die geëigend is om daaraan een einde te maken. Met concreet wordt bedoeld dat de noodsituatie objectiveerbaar is en dus niet alleen in de opvatting of verbeelding van de dader bestaat. Daarnaast moet het gedrag een toetsing aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit kunnen doorstaan.
Uit de geschetste feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op zoek was naar hulp omdat hij in doodsnood verkeerde. Op basis van de uitslag van het bloedonderzoek was de levensbedreigende toestand van verdachte zeker niet denkbeeldig, nu hij alleen al zes maal de dodelijke hoeveelheid van het geneesmiddel theofylline in zijn bloed had. Verdachte handelde dus uit actuele en concrete nood. Nadat hij vergeefs had getracht anderen de politie te laten bellen, voldoet het uiteindelijke binnendringen in de woning aan de subsidiariteitseis. De schade die hij daarbij heeft aangericht (het vernielen van het raam en het “wegnemen” van de telefoon) acht de rechtbank onder deze omstandigheden proportioneel.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn leven zwaarder heeft mogen laten wegen dan de bescherming van het huisrecht van een ander, waarbij de rechtbank zich terdege realiseert dat het binnendringen van verdachte in de woning van een jonge moeder en haar kind voor beiden traumatisch moet zijn geweest.
De conclusie is daarom dat verdachte in zodanig levensbedreigende omstandigheden verkeerde dat van hem niet in redelijkheid kon worden gevergd dat hij zich na mislukte pogingen om hulp te krijgen geen toegang tot de woning zou hebben verschaft voor hulp.
Het beroep van de raadsman op overmacht slaagt dus, zij het niet in de zin van psychische overmacht (een van buitenaf komende drang waaraan een verdachte redelijkerwijs geen weerstand kan bieden) maar in de zin van noodtoestand. Handelen vanuit noodtoestand maakt dit handelen niet wederrechtelijk en leidt daarom tot vrijspraak voor feit 2.
Ten aanzien van feit 1
Op 26 maart 2015 gaat de politie naar aanleiding van een melding door de Regionale meldkamer naar de woning [adres 2] te Well (gemeente Bergen). [2] De meldkamer geeft door dat daar een schietpartij zou hebben plaatsgevonden. Een persoon zou gewond zijn aan zijn arm en hij zou hevig bloeden. Verder zouden vier andere personen voortvluchtig zijn. In de woning treft de politie een vrouw en haar baby aan. De politie constateert verder dat een raam op de eerste verdieping van de woning is ingeslagen en dat een groot deel van de woning met bloed is besmeurd. De vrouw verklaarde dat een man haar woning was binnengedrongen, haar telefoon had gepakt en was weggegaan. Bij het binnendringen had hij zich zwaar verwond.
[verdachte] [3] werd door de getuige [getuige 6] opgepikt en al rijdende ziet [getuige 6] een ambulance staan. Onder begeleiding van de politie werd [verdachte] naar het Radboud Ziekenhuis vervoerd en direct geopereerd. [verdachte] zou tegen de politie hebben gezegd dat hij onenigheid heeft gehad met iemand en dat hij aan een Chinees vrouwtje gevraagd heeft de deur open te doen. Omdat ze dat niet deed heeft hij de ruit eruit geslagen. Verder heeft hij de politie gevraagd of er nog anderen zijn aangehouden.
Teneinde de andere (gemelde) personen te achterhalen doet de politie intussen verder onderzoek. Een buurtbewoner, genaamd [getuige 2] , had op 26 maart 2015 vier mannen zien lopen vanuit de [adres 1] te Well in de richting van de [adres 2] naar het bos. Deze mannen vielen hem op omdat ze allemaal minimaal één tas droegen. [4]
Ook buurtbewoonster [getuige 3] had vier mannen zien lopen in de richting van het bos. [5] De politie traceert een aantal mannen in de buurt van een bosperceel. Omdat de politie nog steeds uitgaat van een schietpartij wordt op versterking gewacht alvorens de mannen aan te houden. Uiteindelijk worden vier mannen, genaamd [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] in de nabijheid van elkaar aangehouden. [6]
In het bosperceel waar de verdachte en de medeverdachten worden aangehouden wordt het volgende aangetroffen: twee AH tassen, onder andere inhoudende diverse zwarte latex handschoenen en een halfgelaatmasker, drie lege blikjes, 1 paar zwarte handschoenen, een plastic tas van de Jumbo, een gsm blackberry en een blauwe sporttas, inhoudende een jammer, een halfgelaatmasker, veiligheidsbrillen, een werkhandschoen en slippers. [7]
In de broek van [medeverdachte 3] wordt het rijbewijs van [verdachte] aangetroffen. [8]
De getuige [getuige 1] meldde dat hij twee personen had zien lopen bij de woning [adres 1] te Well. Hij had die jongens nog nooit gezien. De woning stond volgens [getuige 1] al een aantal jaren leeg. [getuige 1] zag op een gegeven moment dat een van de jongens richting de poort liep van de woning aan de [adres 1] . Hij hoorde vervolgens dat iemand aan de poort zat. [getuige 1] belde even later in bij de meldkamer. [9] Na de melding van [getuige 1] gaat de politie op onderzoek uit naar de [adres 1] te Well. Ter plaatse worden twee auto’s aangetroffen, waaronder een Toyota Yaris. Na onderzoek blijkt dat de auto op naam staat van Bo-rent te Hoorn en is gehuurd door verdachte. [10] De politie ziet een man in de richting van de woning komen lopen. Dit blijkt [getuige 4] te zijn. [getuige 4] maakt met een sleutel de looppoort open. [getuige 4] vindt het desgevraagd goed dat de politie even rondom de woning kijkt. Na vervolgonderzoek blijkt dat (de vrouw van) [getuige 4] een koopovereenkomst had gesloten met [medeverdachte 5] , die de woning sinds september 2014 feitelijk onder zich had en bij tijd en wijlen daar verbleef. [11] De politie ziet in een kamer op de begane grond diverse gasflessen en jerrycans en ruikt een vreemde penetrante geur. Ze krijgthet vermoeden dat er in de woning synthetische drugs worden geproduceerd. [12] Vervolgens wordt de woning en de daarbij behorende omgeving afgezet in afwachting van de komst van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (LFO). Na verkenning van de woning door medewerkers van het LFO blijkt dat een aantal ruimten in gebruik is ten behoeve van de productie van amfetamine middels de Leuckartmethode met behulp van BMK:
  • In de woonkamer (ruimte A) staan productiemiddelen en chemicaliën ten behoeve van de eerste en tweede kookstap en een stoomdestillatieopstelling ten behoeve van het zuiveren van ruwe amfetaminebase (olie). De stoomgenerator heeft een temperatuur van ongeveer 43 graden terwijl de omgevingstemperatuur 19 graden is. Conclusie: deze opstelling is nog recent gebruikt voor de zuivering van ruwe amfetamine-olie.
  • Een ruimte is ingericht om vrijgekomen dampen af te voeren. Er stonden twee 1000 liter containers in gebruik als gaswassers.
  • De keuken (ruimte C) is ingericht als opslag voor productiemiddelen en chemicaliën voor de vervaardiging van synthetische drugs.
  • Een kamer is in gebruik met een groot aantal 120 liter klemdekselvaten voor het logen van de ruwe zure amfetaminebase(olie). De vloeistoffen in deze vaten hebben een temperatuur van ongeveer 22 graden (of 17 graden). De omgevingstemperatuur is 11 graden. Er is geen ventilatie of afzuiging aanwezig.
  • Een ruimte is in gebruik als opslag van verpakkingen met chemicaliën.
  • De douche bevat een 220 liter dopvat.
In de keuken van de woning wordt een karton met aantekeningen gevonden. Deze aantekeningen omschrijven onder andere de verhoudingen van chemicaliën die nodig zijn voor de vervaardiging van amfetamine en de tijdsduur die nodig is voor dit proces. Verder ligt er een notitieblok (kookboek) met aantekeningen die eveneens de vervaardiging van amfetamine beschrijven, maar dan in grotere hoeveelheden. [14] Op dit notitieblok worden verschillende dactyloscopische sporen aangetroffen die matchen met de geregistreerde vingerafdrukken van medeverdachte [medeverdachte 6] . [15] In de woonkamer (ruimte A) wordt een drinkfles Ice Tea en een drinkpakje Wicky met speekselsporen aangetroffen. [16] De sporen worden bemonsterd. Na onderzoek door het NFI blijkt er een DNA-match te zijn met medeverdachte [medeverdachte 6] (Ice Tea) [17] en verdachte (Wicky) [18] . Verder zijn in de woonkamer en de loogruimte latex handschoenen gevonden. [19] Die zijn ook bemonsterd. Na onderzoek door het NFI is komen vast te staan dat DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen op de handschoenen die gevonden zijn in de loogruimte. Verder is er op de latex handschoen die gevonden is in de woonkamer (ruimte A) en die DNA-materiaal bevatte van medeverdachte [medeverdachte 3] ook DNA-materiaal aangetroffen van verdachte. [20]
Volgens het LFO is het zeer aannemelijk dat de productieplaats langer dan drie dagen (meer dan 72 uur), dus vóór 23 maart 2015 op deze locatie aanwezig was. [21] Verder vermeldt het LFO dat er in totaal 207,6 liter amfetamine base-olie werd aangetroffen, goed voor 269,8 zuivere, droge en 415-622 kilogram natte en mogelijk versneden amfetaminesulfaat/ pasta. [22]
Verdachte [verdachte]
Ten aanzien van verdachte wordt vastgesteld dat er in de woonkamer van de woning aan de [adres 1] te Well een handschoen wordt aangetroffen met nevenkenmerken van het DNA-profiel van de verdachte naast het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 3] . Tevens wordt in de woonkamer een pakje drinken (Wicky) aangetroffen met het DNA-profiel van verdachte. In de broek van de medeverdachte [medeverdachte 3] wordt het rijbewijs van verdachte aangetroffen en blijkens nader onderzoek wordt vastgesteld dat de Toyota Yaris die op het terrein van het pand aan de [adres 1] stond, gehuurd werd door de verdachte.
Conclusie
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal in het dossier is te vinden waaruit kan worden vastgesteld dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het opzettelijk vervaardigen van amfetamine in de woning, gelegen aan de [adres 1] te Well. De rechtbank zal die vraag bevestigend beantwoorden. In de woning werd al geproduceerd; er is immers amfetaminebase aangetroffen. Het onder verdachte omstandigheden aantreffen van de vier medeverdachten in het bosperceel te Well, het aantreffen van het rijbewijs van de verdachte bij de medeverdachte [medeverdachte 3] , de resultaten van het DNA-onderzoek, de plekken waar de DNA- sporen zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 1] namelijk direct gerelateerd aan het productieproces en de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar de Toyota Yaris, maken naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte tezamen en in vereniging betrokken is geweest bij het vervaardigen van amfetamine in de eerdergenoemde woning. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht ter zake, terwijl onder meer de resultaten van het DNA-onderzoek schreeuwen om een verklaring van de verdachte. Deze houding van verdachte werkt in dit geval niet ten gunste van hem, daar een alternatieve plausibele verklaring niet wordt gegeven.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 26 maart 2015 te Well (L), gemeente Bergen (L), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte in de periode van 23 maart 2015 tot en met 25 maart 2015 samen met anderen opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte eerder dan 26 maart 2015 betrokken is geweest bij het productieproces. De rechtbank acht verder niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De straf en/of de maatregel

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van het voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het tenlastegelegde, in het voordeel van verdachte dient mee te wegen dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en letsel heeft opgelopen waar hij nog dagelijks de gevolgen van ondervindt. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het lange tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de berechting. Volgens de raadsman kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met anderen amfetamine geproduceerd in een woning in Well. De opslag van chemicaliën en de uiteindelijke productie van synthetische drugs brengen forse gevaren met zich mee. Bijvoorbeeld voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Daarnaast levert het productieproces schade op aan het milieu vanwege de vaak illegale wijze waarop de afvalstoffen die bij het productieproces vrijkomen worden gedumpt.
Amfetamine is een synthetische en zeer verslavende drug die, eenmaal in handen van gebruikers, ernstige risico’s oplevert voor de gezondheid. Bovendien gaat de productie van en handel in harddrugs gepaard met diverse vormen van (zware/georganiseerde) criminaliteit.
De politie heeft berekend dat met de in het laboratorium aangetroffen 207,6 liter amfetamine base-olie ongeveer 415 tot 622 kilogram natte amfetamine kan worden gemaakt. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich dus op grote schaal beziggehouden met de productie van amfetamine. Zij zijn uit geweest op puur winstbejag en hebben geen enkel inzicht gegeven in de werkelijke gang van zaken, laat staan dat zij zich hebben bekommerd om de nadelige gevolgen voor gebruikers en samenleving.
Voor het bestraffen van het vervaardigen van amfetamine is in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunt vastgesteld. Indien aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten die gelden voor de in- en uitvoer van hoeveelheden harddrugs zoals hierboven beschreven, dan betekent dit dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van Opiumwetfeiten. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing omdat verdachte in augustus 2016 nog is veroordeeld voor een ander strafbaar feit en deze zaak toen ook behandeld en afgedaan had kunnen worden. Dat leidt echter niet tot een veel lagere gevangenisstraf. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie. Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding tot matiging van de straf gezien het tijdsverloop omdat de redelijke termijn niet is overschreden.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet in hun vordering worden ontvangen. De rechtbank bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , wonende te Well (Limburg), niet-ontvankelijk in hun vordering;
  • bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 maart 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2015 tot en met 26 maart 2015 te Well (L), gemeente Bergen (L), in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2015 te Well, gemeente Bergen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, in een woning gelegen aan [adres 2] en in gebruik bij [benadeelde 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Regionale Recherche, Afdeling Generiek, Team Ondermijning, proces-verbaalnummers 2015056730 en 201556738, gesloten d.d. 12 september 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1123.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 115.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 171.
4.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 143.
5.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 148.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 125 en 126.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 7 april 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 658 en 659.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 366.
9.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 9 april 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 452 en 453.
10.Proces-verbaal van verdenking d.d. 29 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 235 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 273 t/m 276.
11.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 135 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] d.d. 8 april 2015, doorgenummerde dossierpagina 610.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 158.
13.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 30 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 292.
14.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 30 maart 2015, doorgenummerde dossierpagina 294.
15.Proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging, d.d. 24 juni 2015, doorgenummerde dossierpagina767 en 768, de rapporten van het dactyloscopisch onderzoek d.d. 17 juni 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 847 tot en met 860.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 april 2015, doorgenummerde dossierpagina 1027.
17.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 18 december 2015, doorgenummerde dossierpagina 1025, proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 april 2015, doorgenummerde dossierpagina 1029, en bijlage bij het deskundigenrapport van het NFI d.d. juli 2015, doorgenummerde dossierpagina 1067.
18.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 18 december 2015, doorgenummerde dossierpagina 1020, proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 april 2015, doorgenummerde dossierpagina 1029, en bijlage bij het rapport van het NFI d.d. juli 2015, doorgenummerde dossierpagina 1065 en 1066.
19.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 18 december 2015, doorgenummerde dossierpagina 1020, proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 april 2015, doorgenummerde dossierpagina 1028
20.Het deskundigenrapport, opgemaakt door het NFI, d.d. 10 juli 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 1056 tot en met 1059.
21.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 20 augustus 2015, doorgenummerde dossierpagina 478.
22.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 12 januari 2016, doorgenummerde dossierpagina 1094.