Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de brief van Lindorff van 21 februari 2017 met producties,
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2017,
- de pleitnota van Lindorff.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W.C. Vranken, een kort geding aangespannen tegen Lindorff B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Dijkema. Eiser vordert de opheffing van een op 13 december 2016 gelegd conservatoir beslag op zijn woning en het doorhalen van BKR-registraties die door Lindorff zijn aangebracht. Eiser stelt dat de vordering van Santander Consumer Finance Benelux B.V. niet rechtsgeldig aan Lindorff is overgedragen, wat de basis vormt voor zijn vordering.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 23 februari 2017, waarbij de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen heeft gehoord. Eiser heeft aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de wijziging van de BKR-registraties, omdat deze zijn toegang tot schuldsaneringstrajecten zou kunnen beïnvloeden. Lindorff heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat het beslag inmiddels is opgeheven en dat er geen spoedeisend belang meer is voor de vordering van eiser.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is bij de vordering van eiser, aangezien het beslag al is opgeheven en Lindorff enkele BKR-registraties heeft laten verwijderen. De rechter heeft ook opgemerkt dat in kort geding geen declaratoire uitspraak kan worden gedaan over de rechtsgeldigheid van de overdracht van de vordering. De vordering van eiser is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.