ECLI:NL:RBLIM:2017:1966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
C/03/231119/KG ZA 17/36 in incident
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot voorlopige voorziening in een geschil over rectificatie van uitlatingen betreffende Q-koorts

In deze zaak vorderden eisers in het incident bij de Rechtbank Limburg een voorlopige voorziening tot rectificatie van uitlatingen die door gedaagde in nieuwsuitzendingen waren gedaan. De rechtbank oordeelde dat de vordering werd afgewezen, omdat de juistheid van het standpunt van eisers niet kon worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat onduidelijk was of de rechter in de hoofdzaak de vordering met grote mate van waarschijnlijkheid zou toewijzen. De eisers stelden dat zij reputatieschade en materiële schade leden door de uitlatingen van gedaagde, die hen beschuldigde van het stilhouden van informatie over Q-koorts op hun boerderij. De rechtbank benadrukte dat voor toewijzing van de vordering in het incident vereist is dat de hoofdzaak met grote waarschijnlijkheid in het voordeel van eisers zal worden beslist. Aangezien partijen van mening verschilden over de kennis van eisers met betrekking tot de Q-koorts besmetting, kon de rechtbank niet vaststellen of de vordering in de hoofdzaak zou worden toegewezen. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde eisers in de kosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/231119/KG ZA 17/36
Vonnis in incident van 1 maart 2017
in de zaak van
1. vennootschap onder firma
[eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser in de hoofdzaak/in het incident sub 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. S.X.J. Zuidema te Heerlen,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak/in het incident],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. I.P.C. Sindram te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] (eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 tot en met 3), [eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 1] (eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 1) [eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 2] (eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 2), [eiser in de hoofdzaak/in het incident sub 3] (eiser in de hoofdzaak/in het incident sub 3) en [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] (gedaagde in de hoofdzaak/in het incident) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv
  • de akte inbreng producties van de zijde van [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3]
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering

in de hoofdzaak
2.1.
In de hoofdzaak vordert [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] (onder meer) dat [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt veroordeeld tot rectificatie van zijn eerder in Zembla en andere nieuwsuitzendingen gedane uitlatingen dat [eiseres in de hoofdzaak/in het incident sub 1] en [eiser in de hoofdzaak/in het incident sub 3] vanaf
4 maart 2009 wisten dat er sprake was van Q-koorts besmetting op de boerderij van [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] en dat deze besmetting bewust stil is gehouden.
2.2.
[eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] heeft in dat verband aangevoerd dat zij tot begin 2010 een multifunctionele boerderij had, waar ongeveer 1.200 geiten werden gehouden. Ook legde het bedrijf zich (onder meer) toe op het aanbieden van dagbesteding aan mensen met een beperking, hierna aangeduid als ‘hulpboeren’. Op 18 maart 2009 heeft [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] de dierenarts ingeschakeld vanwege een toename van het aantal verwerpers (vroeggeboortes/miskramen) onder de geiten. Op dezelfde avond zijn monsters genomen. Deze zijn op 19 maart 2009 bij de Gezondheidsdienst voor Dieren ingeschreven. Zonder laboratoriumonderzoek kan niet worden vastgesteld of er sprake is van besmetting met
Q-koorts. Omdat alleen sprake was van een verdenking van Q-koorts is het personeel (waaronder [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] ) gevraagd er tot de definitieve uitslag geen ruchtbaarheid aan te geven. [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] heeft besloten om de hulpboeren vanaf 20 maart 2009 op een andere locatie onder te brengen. Op 25 maart 2009 is officieel door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit Q-koorts vastgesteld op de boerderij van [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] . Feitelijk was op
24 maart 2009 bij [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] bekend dat er Q-koorts heerste. Enige mededeling dat er een vermoeden was van Q-koorts of dat er daadwerkelijk Q-koorts op de boerderij van [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] heerste, kan niet eerder zijn gedaan dan op of na 19 maart 2009.
in het incident
2.2.
In het incident vordert [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] , in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, op straffe van verbeurte van een dwangsom rectificatie als in de hoofdzaak gevorderd, met veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.

3.De beoordeling in het incident

in het incident

3.1.1.
[eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde incidentele voorziening. [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] bestrijdt dit.
3.1.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] voldoende belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening. [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] stelt immers dat zij reputatieschade lijdt als gevolg van de uitlatingen door [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] . Daarnaast voert [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] aan dat zij materiële schade lijdt, onder meer in de vorm van een afnemende omzet in haar huidige onderneming.
3.2.
Met de vordering in dit incident wordt beoogd dat voor de duur van het geding een voorlopige voorziening wordt gegeven. Het oordeel van de rechtbank in dit incident heeft dus een voorlopig karakter. Voor toewijzing van de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening is vereist dat de rechter in de hoofdzaak met grote mate van waarschijnlijkheid de vordering zal toewijzen. In het onderhavige geval geldt dit vereiste met name, nu met de vordering in het incident, in de kern genomen, niet een voorlopig oordeel wordt gevraagd. De vordering heeft eerder een declaratoir en daarmee definitief karakter en kan dan ook niet licht door een beslissing in de hoofdzaak worden teruggedraaid.
3.3.
De vordering in het incident betreft de vraag of de in rechtsoverweging 2.1 bedoelde uitlatingen van [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] in het tv-programma Zembla al dan niet juist zijn. Partijen verschillen daarover van mening. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] wist hij niet eerder dan 24/25 maart 2009 dat er op zijn boerderij Q-koorts heerste en kon hij niet eerder dan op of na 19 maart 2009 een vermoeden hebben van een besmetting met Q-koorts op zijn boerderij. Daartegen voert [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] aan dat [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] op 4 maart 2009 wist, althans kon vermoeden dat haar geitenhouderij was besmet. [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] had het vermoeden dat de boerderij met Q-koorts was besmet en juist daarom werd op 4 maart 2009 de dierenarts ontboden. Het vermoeden van Q-koorts heeft [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] op genoemde datum niet alleen gedeeld met [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] , maar ook met de andere medewerker van de boerderij. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] is zijn melding in Zembla feitelijk juist.
3.4.
Nu partijen er over van mening verschillen of [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] op 4 maart 2009 wist, althans kon vermoeden dat haar boerderij met Q-koorts was besmet en dit incident zich niet leent voor bewijslevering, kan de juistheid van het standpunt van [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] in dit incident niet worden vastgesteld. Op dit moment is onduidelijk of de rechter in de hoofdzaak de vordering met grote mate van waarschijnlijkheid zal toewijzen.
3.5.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank de incidentele vordering van [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen. [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit incident te dragen, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] begroot op € 452,-- (1 punt van het toepasselijke liquidatietarief, salaris advocaat). Hierbij zullen tevens de nakosten worden toegewezen alsook de wettelijke rente, als nader in het dictum bepaald.
in de hoofdzaak
3.6.
De zaak staat op de rol van 8 maart 2017 voor het nemen van een conclusie van antwoord. De rechtbank verzoekt partijen met het oog op een in deze zaak te gelasten comparitie van partijen op genoemde roldatum hun verhinderdata in de maanden mei en juni 2017 door te geven.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eisers in de hoofdzaak/in het incident sub 1 t/m 3] in de kosten van de procedure in het incident aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/in het incident] gevallen en tot op heden begroot op € 452,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag der voldoening, en wat betreft de nakosten begroot op
€ 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis is voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordelingen en betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
in de hoofdzaak
4.3.
verzoekt partijen zich op de rol van 8 maart 2017 uit te laten zoals in rechtsoverweging 3.6 aangegeven.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MV