Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift met 11 bijlagen
- het verweerschrift, met tevens een voorwaardelijk en een onvoorwaardelijk tegenverzoek, met 15 bijlagen
- de op 30 januari 2017 ontvangen bijlagen 12 tot en met 25 van [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek]
- de eveneens op 30 januari 2017 ontvangen bijlagen 16 tot en met 20 van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
- de mondelinge behandeling op 31 januari 2017, waarbij door [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] een pleitnota (tevens verweerschrift) is overgelegd
- de op 3 en 9 februari 2017 ingekomen e-mailberichten van respectievelijk [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] .
2.De feiten
“Vervolg advies FWV omtrent uitvoering regelingen uit bijlage 6 bij CAO-V.”
3.Het verzoek van de werkgever
4.De beoordeling van het verzoek
discussie, een twist met woorden, zou hebben gemengd door het meenemen van de fotolijst. De fotolijst is bovendien onbetwist eigendom van de vader van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zodat niet gezegd kan worden dat zij eigendommen (waarmee [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft bedoeld: eigendommen van [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ) heeft meegenomen.
5.Het voorwaardelijk tegenverzoekH
7.De beoordeling van het tegenverzoek
overeengekomen aantal minimaal te werken uren(en dus niet de daadwerkelijk gewerkte uren) te vermenigvuldigen met het door FWV en FDV aan te geven uurloon. Het enkele (door [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ) gestelde gegeven dat in de periode voor 1 april 2015 aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een lager loon dan het garantieloon werd uitbetaald aan de hand van de door haar daadwerkelijk gewerkte uren, leidt niet tot een ander oordeel. Zelfs indien dit is gebeurd, op grond van de uitleg die partijen toen aan de arbeidsovereenkomst gaven, betekent dit nog niet dat die uitleg van partijen thans gevolgd moet worden. Op de arbeidsovereenkomst is immers de cao van toepassing verklaard en deze schrijft eveneens voor dat het garantieloon wordt bepaald door het overeengekomen aantal minimaal te werken uren te vermenigvuldigen met het uurloon. De bewoordingen van deze bepaling geven geen ruimte voor de (voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ) ongunstige uitleg die [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] bepleit. Bij de uitleg van deze bepaling die door werkgevers en werknemersorganisaties is opgesteld, is bovendien de door de individuele werkgever en werknemer ( [handelsnaam verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] , althans haar rechtsvoorganger, en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ) daaraan gegeven invulling niet relevant. Een cao-bepaling dient immers uitgelegd te worden aan de hand van de kenbare bedoelingen van de partijen die betrokken waren bij de totstandkoming van de cao. De cao is bovendien een zogenoemde minimum-cao waarvan slechts in voor de werknemer gunstige zin mag worden afgeweken.