ECLI:NL:RBLIM:2017:1904

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
03/659318-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord met voorbedachte raad door volledig ontoerekeningsvatbare verdachte met oplegging van TBS

Op 2 maart 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 augustus 2016 in Weert zijn buurman heeft neergestoken. De verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis, werd beschuldigd van moord met voorbedachte raad. Tijdens de zitting op 16 februari 2017 werd het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat de verdachte met opzet en voorbedachte raad handelde, ondanks zijn geestelijke toestand. De verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, aangezien de verdachte in een korte tijdsspanne handelde en niet in staat was om na te denken over de gevolgen van zijn daad. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor voorbedachte raad, ondanks de geestelijke toestand van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging, maar legde hem wel de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op. De rechtbank benadrukte de ernst van het misdrijf en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659318-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in PI Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 februari 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte – al dan niet met voorbedachte raad – [slachtoffer] heeft gedood.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat – om redenen zoals vervat in haar schriftelijk requisitoir – de primair ten laste gelegde moord zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie leidt uit de verklaringen van verdachte af dat hij het plan had om ‘iemand’ neer te steken. Liefst een andere buurtbewoner dan het slachtoffer, maar uiteindelijk heeft hij besloten dat het dan maar [slachtoffer] moest worden, en ter uitvoering van zijn plan is hij met het mes naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar heeft het nog enige tijd geduurd voordat het slachtoffer zijn voordeur opende. Verdachte heeft al die tijd ‘klaargestaan’ met het mes in zijn hand ter hoogte van zijn rechterachterbroekzak. Vervolgens heeft hij kennelijk, gezien de beperkte tijd dat verdachte in de woning is geweest en de startpositie van het slachtoffer, direct zijn plan uitgevoerd.
Voorts hoeft het feit dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt aangemerkt niet in de weg te staan aan een bewezenverklaring van opzet of voorbedachte raad. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad is daarvan slechts sprake als het verdachte ten tijde van zijn handelen aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken dan wel als de aanwezige stoornis van de psyche heeft gezorgd voor een plotseling opwellende gemoedsbeweging. Hiervan is volgens de officier van justitie in onderhavige zaak geen sprake.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld -zoals vervat in de overgelegde pleitnota- dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor voorbedachte raad. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte een reële mogelijkheid heeft gehad om na te denken (en daartoe ook in staat was) over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en zich daarvan rekenschap te geven, waarbij die gelegenheid zich moet voordoen voordat met de uitvoering begonnen is. Echter, uit het dossier blijkt dat besluitvorming en uitvoering tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne. Verdachte heeft verklaard dat hij een black out kreeg nadat hij had aangebeld bij de eerste buurman. Vervolgens koos hij “at random” iemand anders. Toen verdachte bij het slachtoffer voor de deur stond, bracht hij ongeveer binnen een minuut de dodelijke steekwonden toe. Het besluit om naar het slachtoffer te gaan, was ook maximaal één minuut van tevoren genomen, gelet op de afstand tussen de woning van het slachtoffer en nummer [X] . Gezien de labiele toestand – mogelijk psychotisch zelfs – waarin verdachte verkeerde, heeft die zeer beperkte tijd de kwaliteit van het – eventuele – beraad en overleg sterk negatief beïnvloed. Verdachte werd gestuurd door wanen die hem beletten na te denken over wat hij ging doen en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling toen de buurman bij wie hij eerst aanbelde niet opendeed, terwijl ook dat eerste aanbellen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling kan zijn gebeurd.
Volgens de verdediging is doodslag wel te bewijzen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feitelijke gebeurtenissen
Op 29 augustus 2016 omstreeks 12.51 uur komt een 112-melding binnen van
[naam 1] , inhoudende dat zij even daarvoor was aangesproken door een man, die haar had verzocht de politie te bellen, omdat hij iemand neergestoken zou hebben in Weert op de [adres] . [2]
Ter plaatse op het trottoir voor het adres [adres] te Weert treffen verbalisanten een man aan, die voldeed aan het door meldster gegeven signalement. De man zei: “Ik heb binnen iemand neergestoken en hij ligt binnen.” De man wordt aangehouden. [3]
In de woning aan de [adres] te Weert treffen de verbalisanten in de woonkamer een man aan, die in een plas bloed ligt. De verbalisanten voelen geen ademhaling of polsslag meer bij de man. De man heeft een snijwond in zijn linkerzij en in het midden van zijn borstkas. Omstreeks 13.14 uur wordt – na reanimatie – geconstateerd dat het slachtoffer is overleden. [4]
De aangehouden man betreft verdachte. Het slachtoffer wordt geïdentificeerd als de bewoner van de betreffende woning, zijnde [slachtoffer] . [5]
Op de camerabeelden van de voortuin van de woning aan de [adres] te Weert van 29 augustus 2016 omstreeks 12.45 uur is te zien dat verdachte in beeld komt lopen. Vijf seconden later loopt hij naar de voordeur en belt hij aan. Hij heeft daarbij zijn rechterarm ter hoogte van de rechterachterzak van zijn broek. Na ongeveer een minuut wordt kennelijk de voordeur opengemaakt. Verdachte maakt een beweging voorwaarts naar binnen en verdwijnt uit beeld. Na vijftien seconden komt verdachte weer naar buiten. [6] Nadat de beelden zijn opgewaardeerd, is te zien dat verdachte beide handen achter zijn rug heeft op het moment dat hij richting de voordeur van de woning loopt. Op die beelden is te zien dat hij een voorwerp, waarvan niet uit te sluiten is dat het een mes betreft, in zijn rechterhand heeft. [7]
Het rapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ opgemaakt door dr. V. Soerdjalie-Maikoe, arts en patholoog, wijst uit dat tijdens de verrichte uit- en inwendige schouwing op het lichaam van [slachtoffer] het volgende is gebleken:
‘Bij sectie werden aan de borstkas en aan de linkerarm in totaal vijf scherprandige huidperforaties (steekletsels) met onderhuidse/omgevende bloeduitstortingen vastgesteld, welke bij leven waren ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door één of meerdere messen. Twee van de vijf steekletsels gingen gepaard met perforatie van onder andere beide borstholten, de longen en het hart en substantieel bloedverlies, waarmee het intreden van de dood wordt verklaard door functiestoornissen van het hart en de longen in combinatie met algehele weefselschade door substantieel bloedverlies. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.’ [8]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 februari 2017 verklaard dat naar [naam 2] te hebben willen gaan, maar hij wist dat deze een pistooltje in huis had liggen. Verder heeft hij verklaard dat hij op 29 augustus 2016 op zoek was naar een andere buurman die een paar deuren verder woonde om deze neer te steken. Verdachte heeft bij zijn woning aangebeld, maar er werd niet opengedaan. Vervolgens is verdachte naar de woning van [slachtoffer] gelopen. Hij heeft aangebeld of op de deur geklopt. Nadat [slachtoffer] de deur opendeed, heeft hij hem meteen gestoken. Verdachte meent dat hij drie keer heeft gestoken, maar achteraf blijkt het vijf keer te zijn geweest. [slachtoffer] ging naar binnen en verdachte zag hem in de woonkamer op zijn knieën op de grond vallen. Verdachte heeft vervolgens buiten een auto aangehouden en gevraagd om een ambulance te bellen, omdat hij iemand had gestoken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet bij [naam 2] aan de deur is geweest, omdat deze een pistooltje heeft liggen en dus dat zou hij niet doen. Verdachte is naar de buurman twee deuren verder gegaan. [9]
Op de vraag van de politie waarom verdachte deze buurman wilde neersteken, antwoordt verdachte: “Ja omdat ik dat wilde, omdat ik dat moest”. [10] Ook verklaart hij op de vraag waarom hij [slachtoffer] heeft neergestoken: “Ik had eigenlijk de andere buurman moeten hebben, die had me namelijk verraden.” En: “Ik heb het over een andere buurman die heeft de hele straat tegen mij opgezet ook in opdracht van [naam 2] ”. Verdachte heeft bij de politie over het mes verklaard dat hij het mes uit de tas heeft gehaald en vervolgens langs zich heeft gehouden. [11] Hij heeft [slachtoffer] eerst in de zijde en vervolgens in de hartstreek gestoken. [12]
Overwegingen rechtbank
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Voor een bewezenverklaring van ‘met voorbedachten rade’ dient sprake te zijn van een moment van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan de uitvoering waarbij hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, en dient verdachte niet te hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De omstandigheid dat de keuzevrijheid van een verdachte ten tijde van het feit zodanig is aangetast dat het bewezenverklaarde hem niet kan worden toegerekend, sluit niet uit dat er sprake kan zijn van voorbedachte raad.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat, ondanks de geestestoestand van verdachte, er sprake is geweest van voorbedachte raad. Verdachte heeft verklaard dat hij niet naar [naam 2] is gegaan, omdat hij wist dat deze een pistool had liggen. De daaropvolgende daad van verdachte is het gevolg geweest van een tevoren door hem genomen besluit om een buurman - die hem zou hebben verraden en in opdracht van [naam 2] de straat tegen hem had opgezet- neer te steken. Toen deze buurman niet opendeed, is hij naar de woning van [slachtoffer] gelopen. Uit de camerabeelden van de voortuin van de woning leidt de rechtbank af dat verdachte het mes al in zijn hand had -en bleef houden- toen hij naar de voordeur van [slachtoffer] liep. Nadat verdachte had aangebeld en [slachtoffer] na ongeveer een minuut de deur opende, heeft verdachte hem onmiddellijk meermalen gestoken, waardoor [slachtoffer] is overleden. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat verdachte op 29 augustus 2016 het bewuste, vooropgezette plan had om iemand neer steken, welk plan hij gaandeweg heeft bijgesteld met betrekking tot het beoogde slachtoffer. Toen het beoogde slachtoffer niet opendeed, heeft verdachte met andere woorden een nieuwe keuze gemaakt voor [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de tijd die vervolgens nodig was om van de woning op nummer [X] naar de woning op nummer [adres] te lopen en het daadwerkelijk steken van het slachtoffer heeft kunnen nadenken over, en zich rekenschap heeft kunnen geven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
In de lijn van jurisprudentie van de Hoge Raad is de rechtbank van oordeel dat deze voorbedachte raad te verenigen is met het ziektebeeld van verdachte. Een dergelijk ziektebeeld sluit immers niet uit dat verdachte in kalm beraad tot het besluit is gekomen [slachtoffer] te doden. Bij verdachte ontbrak ten tijde van zijn daad en ook na zijn daad niet ieder inzicht in zijn handelen. Hij heeft immers direct daarna een automobiliste aangehouden en gevraagd om een ambulance te bellen omdat hij iemand had neergestoken.
Het ziektebeeld van verdachte is wel van invloed op de strafbaarheid van verdachte. De rechtbank zal dit nader bespreken onder punt 5.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 29 augustus 2016 in de gemeente Weert [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in het bovenlichaam te steken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door psycholoog drs. T. ‘t Hoen en psychiater drs. A. Banaei Kashani zijn rapportages opgemaakt over verdachte. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis NAO, zeer waarschijnlijk schizofrenie, paranoïde type. Hiervan was tevens sprake ten tijde van het ten laste gelegde. De realiteitstoetsing en het oordeels- en kritiekvermogen waren ten tijde van het ten laste gelegde volledig verstoord in het kader van het paranoïde psychotische toestandsbeeld en als gevolg hiervan had verdachte ten tijde van het plegen geen andere mogelijkheden om zijn gedrag te remmen dan wel om deze op een meer gezonde wijze bij te sturen. Het denken en handelen van verdachte werden op dat moment volledig aangestuurd/ingegeven door zijn psychotisch toestandsbeeld. De psycholoog adviseert om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. De psychiater is het eens met het advies en heeft daarbij aangegeven dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig heeft gehandeld vanuit zijn psychotische beleving, waardoor hij ernstig beperkt was in zijn gedrag en gedragskeuzes en niet in staat was om zijn gedrag te corrigeren of bij te sturen. Er was sprake van oordeels- en kritiekstoornissen en verdachte was de grip op de realiteit volledig kwijt.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben betoogd dat uit moet worden gegaan van deze rapportages en dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank deelt de opvatting van de raadsman en de officier van justitie. De rechtbank acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard. Dit betekent dat verdachte daarvoor niet strafbaar is en dat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De terbeschikkingstelling

6.1
De vordering van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft op grond van de uitgebrachte rapportages gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
Met de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat de maatregel terbeschikking-stelling met verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op zijn buurtgenoot. Verdachte is vanuit zijn psychotische toestand op pad gegaan om een andere buurtgenoot neer te steken. Toen deze niet thuis bleek te zijn, is hij naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens, zonder enige aanleiding, meermalen gestoken toen deze de deur voor hem opende.
Uit het dossier komt [slachtoffer] naar voren als een vriendelijke en gastvrije man bij wie buurtgenoten graag even langskwamen voor een praatje of kopje koffie. Hij werd gezien als positief ingesteld mensenmens, altijd bereid anderen te helpen, wiens goedheid ook tevens als zijn valkuil werd gezien. Het is verdrietig dat ook verdachte niet kan uitleggen waarom hij juist [slachtoffer] – een buurman die hem goed gezind was – had uitgekozen toen de andere buurman niet opendeed.
Moord wordt beschouwd als het ernstigste misdrijf dat ons Wetboek van Strafrecht kent en is tevens een zeer ernstige schending van de rechtsorde. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk dat op leven, ontnomen. Voor de nabestaanden van het slachtoffer -en dan met name zijn zoon- moeten zijn onverwachte overlijden en de omstandigheden waaronder dit plaats vond ingrijpend zijn geweest. Zij zullen het grote leed door en de psychische gevolgen van dit verlies nog lange tijd met zich meedragen. Daarnaast heeft verdachte door zijn handelen maatschappelijke onrust veroorzaakt.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de onder 5 genoemde rapportages van de deskundigen blijkt dat verdachte vanuit zijn psychiatrische problematiek zeer gevoelig is voor psychotische decompensatie en van daaruit het risico op onvoorspelbaar, bizar, impulsief en agressief gedrag groot is. De deskundigen achten dan ook een adequate begeleiding en behandeling in een klinische setting noodzakelijk om het recidiverisico te verkleinen. Gelet op de ernst van de vastgestelde problematiek, het gebrek aan ziektebesef en –inzicht, de uitspraken van verdachte met betrekking tot herhaling van het ten laste gelegde en de noodzaak tot langdurige klinische behandeling, adviseren de deskundigen aan verdachte de maatregel van terbeschikking-stelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Verdachte zou baat hebben bij een opname in een inrichting met een hoog beveiligingsniveau waarbij zowel aandacht is voor de psychiatrische als de verslavingsproblematiek van verdachte.
Gelet op de bevindingen van de deskundigen, die de rechtbank overneemt, de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in deze gerechtvaardigd en noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
  • bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
  • op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gezien vorenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in deze aangewezen is.

7.Het beslag

Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn de volgende goederen:
1. een Samsung (346572)
2. een broek (836409)
3. een shirt (836412)
4. een linkerschoen (836418)
5. een rechterschoen (836420)
6. een sok (836422)
7. een jas (837186)
8. een tas (837189)
10. een horloge (837193)
11. twee sokken (837196)
12. een onderbroek (837203)
13. een broek (837197)
14. een pantoffel (837194)
15. een shirt (837198)
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze te worden teruggegeven aan rechthebbende(n).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is voorts van oordeel dat het inbeslaggenomen mes (837180), dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met behulp van dat voorwerp het feit is begaan, terwijl dat voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 37a, 37b, 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Maatregel:
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Beslag
  • onttrektaan het verkeer het mes (op de beslaglijst opgenomen onder
    nummer 9);
  • gelast de
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. M.J.M. Goesen en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2017.
Mr. A.K. Kleine en mr. M.J.M. Goesen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 in de gemeente Weert [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in het bovenlichaam te steken;
art 289 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 in de gemeente Weert [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in het bovenlichaam te steken; art 287 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg Districtsrecherche Noord en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2016159334, gesloten d.d. 11 januari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 605.
2.Proces-verbaal uitluisteren 112-melding d.d. 21 september 2016, pagina 31-35.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2016, pagina 39-40.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2016, pagina 50-51.
5.Proces-verbaal d.d. 30 augustus 2016, pagina 56-59.
6.Proces-verbaal d.d. 1 september 2016, pagina 61-62.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2016, pagina 69-72.
8.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2016.08.30.008 d.d. 1 september 2016 door dr. V. Soerdjalie-Maikoe, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige forensische pathologie, pagina 566-574.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 augustus 2016, pagina 278.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 10 januari 2017, pagina 282.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.10 januari 2017, pagina 283.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 augustus 2016, pagina 274.