3.3Het oordeel van de rechtbank
Feitelijke gebeurtenissen
Op 29 augustus 2016 omstreeks 12.51 uur komt een 112-melding binnen van
[naam 1] , inhoudende dat zij even daarvoor was aangesproken door een man, die haar had verzocht de politie te bellen, omdat hij iemand neergestoken zou hebben in Weert op de [adres] .
Ter plaatse op het trottoir voor het adres [adres] te Weert treffen verbalisanten een man aan, die voldeed aan het door meldster gegeven signalement. De man zei: “Ik heb binnen iemand neergestoken en hij ligt binnen.” De man wordt aangehouden.
In de woning aan de [adres] te Weert treffen de verbalisanten in de woonkamer een man aan, die in een plas bloed ligt. De verbalisanten voelen geen ademhaling of polsslag meer bij de man. De man heeft een snijwond in zijn linkerzij en in het midden van zijn borstkas. Omstreeks 13.14 uur wordt – na reanimatie – geconstateerd dat het slachtoffer is overleden.
De aangehouden man betreft verdachte. Het slachtoffer wordt geïdentificeerd als de bewoner van de betreffende woning, zijnde [slachtoffer] .
Op de camerabeelden van de voortuin van de woning aan de [adres] te Weert van 29 augustus 2016 omstreeks 12.45 uur is te zien dat verdachte in beeld komt lopen. Vijf seconden later loopt hij naar de voordeur en belt hij aan. Hij heeft daarbij zijn rechterarm ter hoogte van de rechterachterzak van zijn broek. Na ongeveer een minuut wordt kennelijk de voordeur opengemaakt. Verdachte maakt een beweging voorwaarts naar binnen en verdwijnt uit beeld. Na vijftien seconden komt verdachte weer naar buiten.Nadat de beelden zijn opgewaardeerd, is te zien dat verdachte beide handen achter zijn rug heeft op het moment dat hij richting de voordeur van de woning loopt. Op die beelden is te zien dat hij een voorwerp, waarvan niet uit te sluiten is dat het een mes betreft, in zijn rechterhand heeft.
Het rapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ opgemaakt door dr. V. Soerdjalie-Maikoe, arts en patholoog, wijst uit dat tijdens de verrichte uit- en inwendige schouwing op het lichaam van [slachtoffer] het volgende is gebleken:
‘Bij sectie werden aan de borstkas en aan de linkerarm in totaal vijf scherprandige huidperforaties (steekletsels) met onderhuidse/omgevende bloeduitstortingen vastgesteld, welke bij leven waren ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door één of meerdere messen. Twee van de vijf steekletsels gingen gepaard met perforatie van onder andere beide borstholten, de longen en het hart en substantieel bloedverlies, waarmee het intreden van de dood wordt verklaard door functiestoornissen van het hart en de longen in combinatie met algehele weefselschade door substantieel bloedverlies. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.’
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 februari 2017 verklaard dat naar [naam 2] te hebben willen gaan, maar hij wist dat deze een pistooltje in huis had liggen. Verder heeft hij verklaard dat hij op 29 augustus 2016 op zoek was naar een andere buurman die een paar deuren verder woonde om deze neer te steken. Verdachte heeft bij zijn woning aangebeld, maar er werd niet opengedaan. Vervolgens is verdachte naar de woning van [slachtoffer] gelopen. Hij heeft aangebeld of op de deur geklopt. Nadat [slachtoffer] de deur opendeed, heeft hij hem meteen gestoken. Verdachte meent dat hij drie keer heeft gestoken, maar achteraf blijkt het vijf keer te zijn geweest. [slachtoffer] ging naar binnen en verdachte zag hem in de woonkamer op zijn knieën op de grond vallen. Verdachte heeft vervolgens buiten een auto aangehouden en gevraagd om een ambulance te bellen, omdat hij iemand had gestoken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet bij [naam 2] aan de deur is geweest, omdat deze een pistooltje heeft liggen en dus dat zou hij niet doen. Verdachte is naar de buurman twee deuren verder gegaan.
Op de vraag van de politie waarom verdachte deze buurman wilde neersteken, antwoordt verdachte: “Ja omdat ik dat wilde, omdat ik dat moest”.Ook verklaart hij op de vraag waarom hij [slachtoffer] heeft neergestoken: “Ik had eigenlijk de andere buurman moeten hebben, die had me namelijk verraden.” En: “Ik heb het over een andere buurman die heeft de hele straat tegen mij opgezet ook in opdracht van [naam 2] ”. Verdachte heeft bij de politie over het mes verklaard dat hij het mes uit de tas heeft gehaald en vervolgens langs zich heeft gehouden.Hij heeft [slachtoffer] eerst in de zijde en vervolgens in de hartstreek gestoken.
Overwegingen rechtbank
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Voor een bewezenverklaring van ‘met voorbedachten rade’ dient sprake te zijn van een moment van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan de uitvoering waarbij hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, en dient verdachte niet te hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De omstandigheid dat de keuzevrijheid van een verdachte ten tijde van het feit zodanig is aangetast dat het bewezenverklaarde hem niet kan worden toegerekend, sluit niet uit dat er sprake kan zijn van voorbedachte raad.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat, ondanks de geestestoestand van verdachte, er sprake is geweest van voorbedachte raad. Verdachte heeft verklaard dat hij niet naar [naam 2] is gegaan, omdat hij wist dat deze een pistool had liggen. De daaropvolgende daad van verdachte is het gevolg geweest van een tevoren door hem genomen besluit om een buurman - die hem zou hebben verraden en in opdracht van [naam 2] de straat tegen hem had opgezet- neer te steken. Toen deze buurman niet opendeed, is hij naar de woning van [slachtoffer] gelopen. Uit de camerabeelden van de voortuin van de woning leidt de rechtbank af dat verdachte het mes al in zijn hand had -en bleef houden- toen hij naar de voordeur van [slachtoffer] liep. Nadat verdachte had aangebeld en [slachtoffer] na ongeveer een minuut de deur opende, heeft verdachte hem onmiddellijk meermalen gestoken, waardoor [slachtoffer] is overleden. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat verdachte op 29 augustus 2016 het bewuste, vooropgezette plan had om iemand neer steken, welk plan hij gaandeweg heeft bijgesteld met betrekking tot het beoogde slachtoffer. Toen het beoogde slachtoffer niet opendeed, heeft verdachte met andere woorden een nieuwe keuze gemaakt voor [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de tijd die vervolgens nodig was om van de woning op nummer [X] naar de woning op nummer [adres] te lopen en het daadwerkelijk steken van het slachtoffer heeft kunnen nadenken over, en zich rekenschap heeft kunnen geven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
In de lijn van jurisprudentie van de Hoge Raad is de rechtbank van oordeel dat deze voorbedachte raad te verenigen is met het ziektebeeld van verdachte. Een dergelijk ziektebeeld sluit immers niet uit dat verdachte in kalm beraad tot het besluit is gekomen [slachtoffer] te doden. Bij verdachte ontbrak ten tijde van zijn daad en ook na zijn daad niet ieder inzicht in zijn handelen. Hij heeft immers direct daarna een automobiliste aangehouden en gevraagd om een ambulance te bellen omdat hij iemand had neergestoken.
Het ziektebeeld van verdachte is wel van invloed op de strafbaarheid van verdachte. De rechtbank zal dit nader bespreken onder punt 5.