ECLI:NL:RBLIM:2017:1872

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
04 5345973 CV16-8658
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van aanneming van werk met betwisting van tekortkomingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisende partij], h.o.d.n. [X] INTERIEURBOUW, en [gedaagde partij]. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 5.149,11, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst van aanneming van werk voor betimmeringswerkzaamheden aan een boot. De gedaagde partij betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden, waardoor hij gerechtigd was de betaling op te schorten en de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij zijn verweer omtrent de gestelde tekortkomingen in onvoldoende mate had onderbouwd. De rechter stelde vast dat partijen waren overeengekomen dat alle facturen voldaan zouden zijn bij de tewaterlating van het schip. Aangezien de gedaagde partij niet aan zijn financiële verplichtingen had voldaan, was er sprake van verzuim. De kantonrechter wees de vordering in conventie toe en wees de vordering in reconventie van de gedaagde partij af. Tevens werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die op € 1.208,75 werden begroot.

De rechter verklaarde het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5345973 \ CV EXPL 16-8658
Vonnis van de kantonrechter van 1 maart 2017
in de zaak van:
[eisende partij] , h.o.d.n. [X] INTERIEURBOUW,
wonende te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde I.A.N. Factoring B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. drs. T.E.J. Devens.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde partij] betimmeringswerkzaamheden verricht in het schip van [gedaagde partij] . Aan de overeenkomst ligt een offerte van 14 mei 2015 ten grondslag, waarbij een bedrag van € 14.520,00 inclusief btw is geoffreerd. Naar aanleiding van deze offerte hebben partijen over en weer per e-mail contact met elkaar gehad.
2.2.
Op 9 juni 2015 heeft [eisende partij] de opdracht schriftelijk aan [gedaagde partij] bevestigd, waarbij
een bedrag van € 10.500,00 exclusief btw en € 12.705,00 inclusief btw is overeengekomen. [gedaagde partij] heeft de opdrachtbevestiging ondertekend.
2.3.
Volgens de schriftelijke opdrachtbevestiging golden de volgende betalingscondities:
  • 1e termijn 40% bij opdrachtbevestiging
  • 2e termijn 40% in week 26
  • 3e termijn 20% bij oplevering
Deze drie termijnen dienden bijgeschreven te zijn voor de uiteindelijke tewaterlating.
2.4.
Bij factuur van 2 juli 2015 is een bedrag van € 4.500,00 in rekening gebracht. Deze factuur is tot een bedrag van € 500,00 onbetaald gebleven.
Bij factuur van 23 juli 2015 is een bedrag van € 1.500,00 in rekening gebracht en bij factuur van 19 september 2015 een bedrag van € 2.500,00. Deze facturen zijn beide onbetaald gebleven.
2.5.
Het schip is op 1 augustus 2015 te water gelaten.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 5.149,11, vermeerderd met rente en kosten en voert verweer tegen de vordering in reconventie.
[eisende partij] vordert betaling van de restanthoofdsom ad € 4.500,00, € 74,11 aan reeds verschenen rente en € 575,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eisende partij] beroept zich ter zake op de overeenkomst van aanneming waarbij is afgesproken dat op het moment van tewaterlating alle facturen betaald zouden zijn. Vanwege onvoldoende saldo van [gedaagde partij] heeft betaling niet plaatsgevonden. [gedaagde partij] heeft om een betalingsregeling verzocht en deze is per e-mail van 9 oktober 2015 aan hem bevestigd. Deze regeling is [gedaagde partij] niet nagekomen. [eisende partij] betwist te zijn tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst.
3.2.
[gedaagde partij] betwist de vordering en voert het volgende aan. Bij de tewaterlating is schade ontstaan. Verder heeft [eisende partij] bij de afwerking een ongewone materiaalkeuze gemaakt en is er ondermaats gepresteerd. Er is sprake van de volgende gebreken, aldus [gedaagde partij] :
  • Het behang kwam los op meerdere plaatsen;
  • De naden van het behang kwam op meerdere plaatsen los;
  • De kitranden lieten los en ontbraken zelfs;
  • De latjes van het dakraam kwamen los;
  • De deuren sloten in de winter niet meer goed;
  • De kastjes en lades hebben geen sloten, terwijl dit wel gebruikelijk is en zelfs noodzakelijk vanwege de golfslag.
Gelet op de toerekenbare tekortkoming was [gedaagde partij] gerechtigd de betaling op te schorten. Bij e-mail van 26 oktober 2015 bericht [gedaagde partij] dat er sprake is van enige gebreken en op 8 december 2015 heeft [gedaagde partij] telefonisch melding gemaakt van nog andere gebreken.
Op 1 april 2016 heeft de incassogemachtigde van [eisende partij] bevestigd dat [eisende partij] niet bereid is om de gebreken te bekijken, behoudens als [gedaagde partij] de vordering geheel zou betalen. Bij brief van 26 oktober 2016 is [eisende partij] gesommeerd om binnen drie dagen te bevestigen dat zij alsnog tot herstel zal overgaan. Dit is niet gebeurd, waarop [gedaagde partij] de overeenkomst van aanneming bij schrijven van 28 oktober 2016 partieel heeft ontbonden. Dit heeft tot gevolg dat de aanneemsom is verlaagd met € 7.500,00. [gedaagde partij] betwist verder dat er sprake is van meerwerk.
3.3.
In reconventie vordert [gedaagde partij] – samengevat – veroordeling van [eisende partij] tot betaling van € 7.500,00 alsmede een verklaring voor recht dat [eisende partij] door verrekening niets meer van [gedaagde partij] te vorderen heeft, vermeerderd met rente en kosten en voert verweer tegen de vordering in conventie.
3.4.
[eisende partij] betwist te zijn tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. Deze zijn volgens opdracht en op deskundige wijze uitgevoerd. [eisende partij] heeft zich bereid verklaard om eventuele gebreken te herstellen, tegen betaling van de openstaande vordering. [gedaagde partij] heeft [eisende partij] echter niet in de gelegenheid gesteld om de boot te inspecteren. [eisende partij] voert verder aan dat de gestelde schade op geen enkele wijze is onderbouwd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Vast staat dat partijen zijn overeengekomen dat bij de tewaterlating van het schip alle facturen voldaan zouden zijn. Uitdrukkelijk en in vet gedrukte letters staat op de schriftelijke, door beide partijen ondertekende, opdrachtbevestiging vermeld dat alle termijnen dienen te zijn voldaan voor de tewaterlating. Dit is een fatale termijn en overschrijding leidt ertoe dat verzuim intreedt. Vast staat vast dat [gedaagde partij] niet bij de tewaterlating aan zijn financiële verplichtingen heeft voldaan vanwege onvoldoende saldo. Dit leidt er vervolgens toe dat verzuim is ingetreden. In beginsel ligt de vordering in conventie, waarvan de hoogte op zich niet wordt betwist, voor toewijzing gereed.
4.2.
[gedaagde partij] beroept zich echter op tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk op basis waarvan hij in eerste instantie betaling heeft opgeschort en vervolgens is overgegaan tot partiële ontbinding van de overeenkomst.
[gedaagde partij] voert aan dat [eisende partij] ondeugdelijk en ongewoon materiaal heeft gebruikt en dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. Ter onderbouwing legt [gedaagde partij] een e-mail van 7 oktober 2015 van contantgeldvoorjeboot.nl over, alsmede een aantal foto’s. Doordat verkeerd behang is gebruikt laat dit los. Ook is verkeerde kit gebruikt aangezien deze los laat. Verder is de keuze voor de afdichting van de deuren ondeugdelijk omdat deze in de winter niet meer sluiten en kennelijk niet met temperatuur- en vochtheidswisselingen kunnen omgaan. [gedaagde partij] heeft verder aangevoerd dat de kastjes en lades niet zijn voorzien van sloten.
[eisende partij] voert hiertegen aan dat het gebruik van vliesbehang gebruikelijk is en dat [gedaagde partij] zelf voor dergelijk behang gekozen heeft. Dat het behang los laat is te wijten aan ondeugdelijke dan wel ontbrekende isolatie en een gebrek aan ventilatie. De vochtproblematiek is ook de reden dat de deuren in de winter niet goed meer sluiten. Ten aanzien van de kit stelt [eisende partij] dat het aanbrengen van een nieuwe kitrand niets voorstelt, evenals het aanbrengen van paar latjes van het dakraam. [eisende partij] stelt dat [gedaagde partij] zelf de handvaten met drukkopsluiting heeft uitgezocht.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde partij] zijn verweer omtrent de gestelde tekortkomingen in onvoldoende mate heeft onderbouwd. [eisende partij] geeft aan dat een aantal van de problemen is ontstaan door problemen met de isolatie en ventilatie en dit heeft [gedaagde partij] onweersproken gelaten. Dit geldt eveneens voor de stelling van [eisende partij] dat alle materialen in overleg en met instemming van [gedaagde partij] zijn gekozen, met inbegrip voor de gekozen handvaten van de kastjes en lades. [eisende partij] heeft in zijn conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie uitvoerig het verweer van [gedaagde partij] besproken en weerlegd. Het had vervolgens op de weg van [gedaagde partij] gelegen zijn stellingen nader te onderbouwen. Dit heeft [gedaagde partij] nagelaten. Door [gedaagde partij] is in elk geval niet aangetoond dat de problemen zijn veroorzaakt door onjuist materiaalgebruik en dat dit te wijten is aan [eisende partij] . De enkele opmerking hierover in de e-mail van 7 oktober 2015 van contantgeldvoorjeboot.nl is in elk geval van onvoldoende gewicht om aan te nemen dat sprake is van inferieure of onjuiste materialen.
4.4.
De kantonrechter verwerpt derhalve het verweer van [gedaagde partij] dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Mocht bovendien al wel komen vast te staan dat [eisende partij] was tekort geschoten, dan zijn de gestelde gebreken dermate gering van omvang dat ontbinding met al haar gevolgen niet gerechtvaardigd zou zijn.
4.5.
[gedaagde partij] wijst verder op het verschil in taxaties van de boot. Na aankoop van de boot bedroeg de taxatiewaarde € 80.000,00, terwijl deze in januari 2016 nog maar € 68.000,00 bedroeg. Ook ten aanzien hiervan heeft [gedaagde partij] niet aangetoond dat een en ander te wijten is aan [eisende partij] . Een causaal verband ontbreekt. Zoals hiervoor reeds is overwogen zijn alle werkzaamheden en keuze van materialen in overleg met [gedaagde partij] gegaan. Voor zover het verrichte werk van [eisende partij] van invloed is geweest op de taxatiewaarde, dan komt dit voor rekening van risico van [gedaagde partij] . Dit verweer treft derhalve evenmin doel.
4.6.
Bij factuur van 6 augustus 2015 zijn de kosten van de kussens in rekening gebracht. [gedaagde partij] voert aan er van uit te zijn gegaan dat deze kosten binnen de opdracht vielen en dat hij geen opdracht heeft verstrekt voor meerwerk. [eisende partij] stelt dat [gedaagde partij] de kleur van de kussens heeft uitgezocht en dat hij zelfs is geïnformeerd over de prijs.
De kantonrechter overweegt dat de factuur van 6 februari 2015 waarbij de kosten van de kussens in rekening zijn gebracht, is betaald en geen deel uitmaakt van deze procedure. Hetgeen partijen hierover stellen, zal de kantonrechter daarom buiten beschouwing laten. Daar komt nog bij dat [gedaagde partij] geen juridische consequentie aan dit verweer verbindt.
4.7.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat er geen rechtsgrond aanwezig was voor de opschorting en vervolgens partiële ontbinding van de overeenkomst.
Dit leidt er vervolgens toe dat de vordering in conventie wordt toegewezen en dat logischerwijs de vordering in reconventie wordt afgewezen.
4.8.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eisende partij] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 575,00 wordt toegewezen.
4.9.
De gevorderde rente wordt toegewezen zoals verzocht. Hiertegen is door [gedaagde partij] ook niet op aparte gronden verweer gevoerd.
4.10.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.11.
[gedaagde partij] zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 235,75
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde in conventie 500,00 (2 x tarief € 250,00)
  • salaris gemachtigde in reconventie
totaal € 1.208,75
4.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 5.149,11, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.500,00 vanaf 1 juli 2016 tot aan de voldoening,
in reconventie
5.2.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 1.208,75,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: