In deze zaak betreft het de verwerping van de nalatenschap van mevrouw [erflaatster], die op [overlijdensdatum erflaatster] is overleden. De ouders van de minderjarige kinderen [kind 1 D] en [kind 2 D] hebben op 27 juni 2016 de nalatenschap verworpen, maar de benodigde machtigingen van de kantonrechter ontbraken. De machtigingen werden pas op 27 december 2016 ontvangen, terwijl de wettelijke termijn van drie maanden, zoals bepaald in artikel 4:193 lid 1 BW, op 26 september 2016 was verstreken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet meer kunnen overgaan tot het afleggen van de verklaring van verwerping namens hun minderjarige kinderen, waardoor de nalatenschap als beneficiair aanvaard geldt. De kantonrechter heeft ambtshalve besloten om dit in het boedelregister aan te tekenen, conform artikel 4:193 lid 2 BW. De ouders hebben geen verzoek tot verlenging van de termijn ingediend, en de kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de zaak mondeling te behandelen, aangezien de ouders hun standpunt hebben gehandhaafd dat hen niets te verwijten valt. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter.