ECLI:NL:RBLIM:2017:1638

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
03/700426-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in Maastricht, vrijspraak voor juweliersdiefstal

Op 22 februari 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 september 2016, waarbij de verdachte een diefstal pleegde bij een drogisterij in Maastricht, gevolgd door bedreiging met geweld tegen een beveiliger. De rechtbank oordeelde dat de verdachte inderdaad schuldig was aan de diefstal en de bedreiging, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van inbraak bij een juwelier, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank achtte het noodzakelijk om aanvullend onderzoek te laten verrichten door de reclassering, omdat zij zich onvoldoende voorgelicht voelde over de persoon van de verdachte. De officier van justitie had een ISD-maatregel gevorderd, maar de rechtbank besloot de beslissing hierover aan te houden totdat er meer informatie beschikbaar was. De benadeelde partij, de beveiliger, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 350,- voor immateriële schade, terwijl de vordering van de benadeelde partij van de juwelier niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek in deze zaak heropend en zal op een later moment verder beslissen over de strafmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700426-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Ikiz, advocaat kantoorhoudende te Vaals.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 6 december 2016 en 8 februari 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een diefstal heeft gepleegd bij een drogisterij in Maastricht, gevolgd door dreiging met geweld en het plegen van geweld (feit 1). Verder wordt hij verdacht van een inbraak bij een juwelier in Maastricht (feit 2).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdachte niet het oogmerk gehad om de diefstal te plegen omdat hij voornemens was om de potjes Biodermal te betalen, evenals het flesje drank dat de verdachte wel heeft afgerekend. De verdachte heeft bovendien geen geweld gebruikt. Evenmin heeft de verdachte gedreigd met geweld.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat uit DNA-onderzoek blijkt dat de aangetroffen bloedsporen in de juwelierszaak van de verdachte afkomstig zijn maar dat daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte de goederen heeft weggenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 bewezen kan worden verklaard. Zij zal hierna de bewijsmiddelen bespreken en motiveren hoe zij tot deze conclusie is gekomen. Daarna zal zij kort uiteenzetten waarom zij tot een vrijspraak komt van feit 2.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Op 5 september 2016 doet de heer [slachtoffer 1] namens [naam winkel 1] aangifte van diefstal. Hij heeft verklaard dat hij die dag werkzaam was als beveiliger bij [naam winkel 1] gelegen aan de Wycker Brugstraat te Maastricht. Toen de verdachte, die de beveiliger ambtshalve kent van eerder gepleegde winkeldiefstallen, naar buiten liep ging het alarm af. [slachtoffer 1] sprak de verdachte hierop aan, maar deze pakte zijn fiets en fietste weg. [slachtoffer 1] is de verdachte te voet gevolgd. De verdachte stopte op enig moment en [slachtoffer 1] zag dat hij spullen onder zijn jas vandaan haalde. De verdachte gooide een doosje Biodermal op de grond. Toen de verdachte weer wilde wegfietsen hield [slachtoffer 1] de fiets van de verdachte vast, waarop de verdachte tegen [slachtoffer 1] zei dat hij een mes bij zich had en hem zou neersteken. De verdachte haalde een schilmesje uit zijn zak en wees daarmee in de richting van [slachtoffer 1] . De verdachte is wederom weggefietst.
Vervolgens heeft een omstander geprobeerd om de verdachte tegen te houden. [slachtoffer 1] zag dat de verdachte een beweging maakte in de richting van deze omstander en de verdachte is opnieuw ontkomen toen [slachtoffer 1] hem probeerde aan te houden. [slachtoffer 1] heeft toen weer de fiets van de verdachte vastgepakt, waarna de verdachte wederom snijbewegingen maakte met het mes in de richting van [slachtoffer 1] en zei dat hij hem zou neersteken. De verdachte is weggefietst. Toen hij op de Wilhelminabrug stond heeft de verdachte een bruinkleurig doosje en het schilmesje in de maas gegooid. [2] De door [slachtoffer 1] aangeduide omstander bleek [slachtoffer 2] te zijn. Hij heeft verklaard dat hij vanuit zijn auto zag dat een man onenigheid had met een beveiliger. Toen [slachtoffer 2] uit zijn auto stapte hoorde hij de beveiliger roepen “houd hem tegen’’. [slachtoffer 2] heeft het stuur van de fiets van de man vastgepakt. Direct voelde [slachtoffer 2] dat de man met een vuistslag tegen zijn neus sloeg. [3]
Overwegingen en conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 5 september 2016 bij [naam winkel 1] diefstal heeft gepleegd, waarna de verdachte voornoemde [slachtoffer 1] heeft bedreigd en bovendien geweldshandelingen heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] . De geweldshandelingen bestonden voorts uit een vuistslag van de verdachte in het gezicht van [slachtoffer 2] . De aangifte van [slachtoffer 2] wordt bevestigd door de getuige [getuige 1] [4] .
Het door de raadsman gevoerde verweer dat de verklaring van getuige [getuige 1] als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt, wordt door de rechtbank verworpen om de volgende reden: het enkele feit dat in getuigenverklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maken deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder de invloed van emoties door het delict of door tijdsverloop. Getuige [getuige 1] heeft consistent verklaard dat de verdachte [slachtoffer 2] met een vuistslag heeft geslagen.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een schilmesje heeft getoond aan [slachtoffer 1] en hem daarmee heeft bedreigd. Het verweer van de verdachte dat hij een stuk plastic bij zich droeg acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu de verdachte aan de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] heeft verklaard dat hij het mes in het water heeft gegooid. [5]
De vrijspraak van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Zij is van oordeel dat het bewijs dat de officier van justitie heeft gepresenteerd onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert dat het de verdachte is geweest die de diefstal bij juwelier [naam winkel 2] in Maastricht heeft gepleegd. De verdachte heeft nadrukkelijk betwist dat hij goederen heeft weggenomen bij voornoemde juwelier. Het enkele gegeven dat er bloed van de verdachte is aangetroffen op het glas van de winkelruit en de tafel van de juwelier is bij gebrek aan overig bewijs onvoldoende om de verklaring die de verdachte heeft gegeven voor het aantreffen van die sporen als onaannemelijk aan te merken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
feit 1
op 5 september 2016 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, doosjes Biodermal, toebehorende aan [naam winkel 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met voornoemd opzet op de openbare weg(en), de Oeverwal en de Wilhelminabrug
- een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en (vervolgens)
- met een mes, stekende/snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- op die [slachtoffer 1] is toegelopen en daarbij die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat hij, verdachte die [slachtoffer 1] zou neersteken en (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] (met gebalde vuist) in het gezicht heeft geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal, gevolgd van geweld/bedreiging tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel), met een tussentijdse toetsing na 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank zijn vrijspraakverweer niet volgt en tot een veroordeling komt, de ISD-maatregel niet passend is, nu er geen rapport met een behandeladvies over verdachte is opgemaakt, ondanks herhaaldelijk verzoek van de raadsman.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Tijdens de beraadslaging naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 8 februari 2017 is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht zich onvoldoende voorgelicht over de persoon van verdachte. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in het kader van de vraag of aan de verdachte een ISD-maatregel moet worden opgelegd, niet enkel volstaan kan worden met een beknopt reclasseringsrapport waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geadviseerd; de rechtbank heeft behoefte aan een meer diepgaande rapportage omtrent de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de ISD maatregel.
De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk dat alsnog over de verdachte wordt gerapporteerd ten aanzien van de ISD-maatregel en zal het openbaar ministerie opdracht geven om een rapport op te laten maken om meer inzicht te krijgen in de persoon van verdachte en de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de ISD-maatregel.
In afwachting van de resultaten van dit onderzoek zal de rechtbank de beslissing over de straf en/of maatregel aanhouden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 350,- immateriële schade (smartengeld) terzake van feit 1.
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 550,- waarvan € 300,00 voor geleden immateriële schade (smartengeld) terzake van feit 2.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van beide benadeelde partijen geheel moeten worden toegewezen
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard dan wel moeten worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het zeer onaannemelijk is dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) volledig toewijzen. De schade die de benadeelde partij vordert, acht de rechtbank voldoende onderbouwd en het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De verdachte is hiervoor aansprakelijk.
Zoals gevorderd, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016.
Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, opdat de staat de vergoeding van de schade aan het slachtoffer bevordert, dan wel het schadebedrag bij wijze van voorschot aan hem uitkeert.
De rechtbank komt, gelet op de vrijspraak voor feit 2, niet toe aan een beoordeling van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
De vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake van feit 1 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] , te betalen
€ 350,-ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
5 september 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van € 350,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
5 september 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde] ,
niet- ontvankelijkis en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Heropening
  • heropent het onderzoek in deze zaak;
  • geeft de officier van justitie opdracht een rapport over de verdachte op te laten maken in het kader van de ISD-maatregel;
  • stelt de stukken in handen van de officier van justitie;
- schorst het onderzoek ter terechtzitting en beveelt dat het onderzoek in deze zaak zal worden hervat op een nader te bepalen datum en tijdstip;
- bepaalt de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een langere termijn dan één maand, doch op uiterlijk drie maanden na heden, zulks in verband met de tijd die naar verwachting nodig zal zijn voordat voornoemd rapport beschikbaar is;
- beveelt de oproeping van de verdachte tegen die datum en dat tijdstip;
- verstaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in kennis wordt gesteld van de dag en het tijdstip waartegen het onderzoek in deze zaak zal worden hervat;
- verstaat dat de raadsman afschrift van de oproeping van de verdachte zal ontvangen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.M. Engels, voorzitter, mr. P. van Blaricum en
mr. G. Demmink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2017.
Buiten staat
Mr. G. Demmink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 september 2016 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans één doosje(s) Biodermal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met voornoemd opzet op de openbare weg(en), de Oeverwal en/of de Wilhelminabrug, althans op een openbare weg
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp stekende/snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- op die [slachtoffer 1] is toegelopen en/of daarbij die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat hij, verdachte die [slachtoffer 1] zou neersteken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] (met gebalde vuist) in het gezicht heeft geslagen.
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2016 tot en met 14 juni 2016 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (etalage van) een
winkel/galerie aan de [adres] heeft weggenomen diverse sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel 2] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden en/of horloges onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Politie Eenheid Limburg District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer PL2300-2016106836-1, gesloten d.d. 13 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 117.
2.Het proces-verbaal aangifte, p. 34 tot en met 37.
3.Het proces-verbaal aangifte p. 42 en 43.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, afgelegd bij de rechter-commissaris op 21 december 2016.
5.Proces-verbaalverhoor getuige, p. 30; Proces-verbaal verhoor getuige, p. 33.