In deze zaak vordert de eisende partij, die per 1 mei 2015 in dienst was bij de gedaagde partij, betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag. De eisende partij heeft zich op 13 januari 2016 ziek gemeld en de arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 31 maart 2016. De gedaagde partij heeft het loon over de maanden januari, februari en maart 2016 niet betaald. De eisende partij heeft een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV, waaruit blijkt dat zij in de periode van ziekte arbeidsongeschikt was. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij het loon onterecht heeft opgeschort en dat de eisende partij recht heeft op doorbetaling van het loon volgens artikel 7:629 BW. De gedaagde partij heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de eisende partij, waardoor deze grotendeels worden toegewezen. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van het achterstallige loon, vakantietoeslag, en andere kosten, en legt de proceskosten ten laste van de gedaagde partij.