ECLI:NL:RBLIM:2017:1453

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
C/03/230968 / KG ZA 17-31
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nabetaling achterstallig salaris en vakantiegeld in kort geding

In deze zaak, die op 17 februari 2017 door de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel nabetaling van achterstallig salaris, vakantiegeld en vakantiedagen, alsook het toezenden van salarisstroken. De procedure begon met een dagvaarding op 16 januari 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 februari 2017. Gedaagde was niet aanwezig ter zitting vanwege ziekte, en er werd besloten het vonnis aan te houden om te kijken of er een minnelijke regeling kon worden bereikt. Uiteindelijk heeft eiseres haar vorderingen aangepast, waarbij gedaagde een deel van de achterstallige bedragen had betaald, maar de overige vorderingen bleven staan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres, die niet door gedaagde zijn betwist, toewijsbaar zijn. De rechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van de toekomstige salarissen, vakantiedagen en het verstrekken van salarisstroken, met daarbij de mogelijkheid van dwangsommen bij niet-naleving. Ook zijn de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde direct aan de uitspraak moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/230968 / KG ZA 17-31
Vonnis in kort geding van 16 februari 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. K.M.C. Jansen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 januari 2017 met producties,
  • de brief van 8 februari 2017 van [gedaagde] , met producties, en verzoek tot aanhouding,
  • de wijziging van eis, ingekomen op 8 februari 2017,
  • de mondelinge behandeling van 9 februari 2017.
1.2.
Omdat op het verzoek tot aanhouding, gelet op het tijdstip van indiening, door de voorzieningenrechter niet is beslist, had [gedaagde] moeten begrijpen dat het verzoek niet was gehonoreerd. Ter zitting bleek evenwel dat [gedaagde] , wegens ziekte, niet in persoon verscheen en is in overleg met de advocaat van [eiseres] besloten het vonnis aan te houden tot nader bericht of alsnog een regeling in de minne kon worden bereikt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Ter zitting heeft [eiseres] bij monde van haar advocaat laten weten dat [gedaagde] de achterstallige bedragen inzake salaris tot en met de maand januari 2017 betaalbaar heeft gesteld en dat de vorderingen I en II en II daarom worden ingetrokken. Gepersisteerd wordt bij het overige, zoals geformuleerd bij eiswijziging en toegelicht in de dagvaarding.
2.2.
[eiseres] vordert na de wijziging van eis, samengevat:
IV. [gedaagde] te veroordelen (…) aan [eiseres] de toekomstige termijnen vanaf 1 januari 2017 volledig (100%) te betalen, althans [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de toekomstige termijnen van 100% loon uitbetaling zoals deze nog vanaf datum dagvaarding verschijnen, te vermeerderen met 5% vakantietoeslag, alsmede hij gebreke van een tijdige uitbetaling van de toekomstige termijnen, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging, althans een in goede justitie te bepalen wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag, alsmede over de vakantietoeslag en de wettelijke verhoging, vanaf de dag der in gebreke zijn, althans de dag der sommatie tot aan de dag der algehele voldoening,
V. [gedaagde] te veroordelen (…) aan [eiseres] de (niet opgenomen) verlofdagen over het jaar 2016 uit te betalen, zijnde zes dagen, althans een in goede justitie te bepalen aantal dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 1januari 2017, althans de dag der dagvaarding, althans de dag der sommatie tot aan de dag dor algehele voldoening,
VI. [gedaagde] te veroordelen (…) aan [eiseres] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten conform staffel BIK, welke kosten tot op heden zijn begroot op een bedrag van € 189,49,
VII. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] de correcte salarisspecificaties over de maanden augustus 2018, september 2018, oktober 2016, november 2016 en december 2016 te verstrekken, zulks binnen 7 dagen dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van €250,00 althans een zodanig bedrag door U.E.A. te bepalen per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermede in gebreke blijft;
VIII. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] de toekomstige salarisspecificaties vanaf de maand januari 2017 steeds te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 althans een zodanig bedrag door U.E.A. te bepalen per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermede in gebreke blijft,
IX. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] een specificatie van het opgebouwde vakantiegeld over het jaar 2016, alsmede een specificatie ter zake het uitbetaalde bedrag aan vakantiegelden in de maand mei 2016 te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 althans een zodanig bedrag door U.E.A. te bepalen per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermede in gebreke blijft,
X [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure (…).
2.3.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.
2.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering, omdat deze niet weersproken is en ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond is, toe te wijzen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom per onderdeel telkens naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal worden gemaximeerd.
2.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] begroot op:
  • exploot van dagvaarding € 97,31
  • griffierecht € 287,00
  • salaris advocaat
totaal € 1.200,31.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de toekomstige termijnen vanaf 1 februari 2017 volledig (100%) te betalen, te vermeerderen met 5% vakantietoeslag, alsmede hij gebreke van een tijdige uitbetaling van de toekomstige termijnen, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag, alsmede over de vakantietoeslag en de wettelijke verhoging, vanaf de dag der in gebreke zijn tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de (niet opgenomen) verlofdagen over het jaar 2016 uit te betalen, zijnde zes dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen € 189,49 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] de correcte salarisspecificaties over de maanden augustus tot en met december 2016 te verstrekken, zulks binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermede in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,00,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] de toekomstige salarisspecificaties vanaf de maand januari 2017 steeds te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermede in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00,
3.6.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] een specificatie van het opgebouwde vakantiegeld over het jaar 2016, alsmede een specificatie ter zake het uitbetaalde bedrag aan vakantiegelden in de maand mei 2016 te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermede in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,00,
3.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.200,31, zulks te vermeerderen met de nakosten ad € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en mocht betaling hiervan niet binnen die termijn plaatsvinden, met vermeerdering van voornoemde (na)kosten met de wettelijke rente vanaf het verstrijken van deze termijn tot de dag der algehele voldoening.
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB